In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2018, gaat het om een beroep van twee Syrische vrouwen, eiseres 1 en eiseres 2, tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was ingediend op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor het privé- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris de aanvraag op 19 april 2016 had afgewezen, en het bezwaar daartegen op 20 april 2017 ongegrond verklaard. Eiseressen hebben vervolgens beroep ingesteld, waarbij zij zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, mr. P.C.M. van Schijndel.
Tijdens de zitting op 16 augustus 2018 is gebleken dat eiseres 1, geboren in 1941, en eiseres 2, geboren in 1969, beiden de Syrische nationaliteit hebben en dat eiseres 1 de moeder is van referente, die ook in de procedure betrokken is. De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke emotionele afhankelijkheid tussen eiseressen en referente. De rechtbank heeft vastgesteld dat referente jarenlang zorg heeft gedragen voor haar moeder en zus, die beiden hulpbehoevend zijn, en dat deze zorg essentieel was voor hun welzijn.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat de belangen van eiseressen niet voldoende zijn afgewogen tegen de belangen van de Nederlandse overheid. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseressen.