ECLI:NL:RBDHA:2018:10047
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Afghaanse vreemdeling met problemen door Taliban en geheime relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een Afghaanse vreemdeling, eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Eiser, geboren in 1999, heeft op 1 december 2015 zijn aanvraag ingediend, waarbij hij aanvoerde dat hij een geheime relatie had met een meisje, genaamd [persoon X]. De ouders van [persoon X] ontdekten deze relatie en hebben de Taliban ingeschakeld, die eiser vervolgens bedreigde en hem vroeg zich bij hen aan te sluiten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag op 4 januari 2017 afgewezen, omdat het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig werd geacht. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 19 januari 2018 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en een tolk was aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder terecht twijfels had over de geloofwaardigheid van eisers relaas, met name over de details van de relatie en de omstandigheden rondom de bedreigingen door de Taliban. Eiser kon belangrijke informatie niet verstrekken, zoals de volledige naam van [persoon X] of de exacte data van belangrijke gebeurtenissen. De rechtbank concludeerde dat de veiligheidssituatie in Afghanistan, hoewel ernstig, niet zodanig was verslechterd dat er sprake was van een uitzonderlijke situatie die een verblijfsvergunning rechtvaardigde.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op een verblijfsvergunning op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.