ECLI:NL:RBDHA:2018:10003
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en terugkeer van vreemdeling naar Albanië in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die in Nederland was opgehouden, voerde aan dat zijn ophouding onrechtmatig was omdat er geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf was. De rechtbank oordeelde dat de verweerder bevoegd was om eiser op te houden, aangezien zijn identiteit niet onmiddellijk kon worden vastgesteld. De beroepsgrond van de eiser slaagde echter op andere punten. De rechtbank stelde vast dat de asielprocedure van eiser in Duitsland nog liep en dat verweerder niet bevoegd was om eiser in bewaring te stellen met het oog op uitzetting naar Albanië. De rechtbank oordeelde dat de handelwijze van verweerder in strijd was met de Dublinverordening, die bepaalt dat de Duitse autoriteiten verantwoordelijk zijn voor de asielprocedure van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de maatregel van bewaring gegrond en beval de opheffing van de maatregel met ingang van 9 februari 2018. Tevens kende de rechtbank eiser een schadevergoeding toe voor de onrechtmatige bewaring en veroordeelde verweerder in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de autoriteiten om de verantwoordelijkheden onder de Dublinverordening te respecteren en de rechten van de betrokken vreemdelingen te waarborgen.