ECLI:NL:RBDHA:2017:9804

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
29 augustus 2017
Zaaknummer
6020742 EJ VERZ 17-90258
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om machtiging tot procederen namens meerderjarige onder curatele in Spanje

Op 22 augustus 2017 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak waarin een verzoek werd ingediend om machtiging te verlenen voor het procederen namens een meerderjarige die onder curatele staat in Spanje. De verzoekende partij, vertegenwoordigd door mr. S. Kousedghi, vroeg om toestemming voor het indienen van een cassatieberoep tegen een eerder arrest van het gerechtshof Den Haag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechthebbende, die haar gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft, niet zelfstandig procesbevoegd is en daarom niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek. De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van het Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen, onder bepaalde voorwaarden. De kantonrechter heeft uiteindelijk de tutor van de rechthebbende gemachtigd om namens haar in cassatie te procederen, onder de voorwaarde dat dit geen negatieve invloed heeft op het vermogen van de rechthebbende. De beschikking benadrukt de noodzaak van erkenning van de Spaanse curatele in Nederland en de rol van de tutor in de rechtsgang.

Uitspraak

Rechtbank den haag
Zittingsplaats ‘s-Gravenhage
ae
Zaak.nr.: 6020742 EJ VERZ 17-90258
22 augustus 2017

Beschikking op het verzoek van:

[rechthebbende], hierna ook te noemen: rechthebbende,
[tutor], hierna ook te noemen: tutor,
beiden wonende te [woonplaats] , Spanje,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. S. Kousedghi.

Procedure

1. Op 16 mei 2017 is namens rechthebbende een verzoekschrift met bijlagen ingediend.
2. Bij brief van 30 mei 2017 is aan de gemachtigde van rechthebbende medegedeeld dat de kantonrechter voornemens is zich onbevoegd te verklaren op het verzoek van rechthebbende te beslissen en is rechthebbende in de gelegenheid gesteld zich over dat voornemen uit te laten.
3. Namens rechthebbende is bij faxbericht van 2 juni 2017 op het voornemen van de kantonrechter gereageerd.
4. Op 6 juli 2017 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij de gemachtigde van rechthebbende is verschenen.
5. Bij brief van 19 juli 2017 heeft de gemachtigde van rechthebbende een verklaring van de tutor toegezonden.

Feiten

6. Bij dagvaarding van 18 juni 2012 heeft rechthebbende bij de rechtbank Den Haag, team handel, een geding aanhangig gemaakt betreffende de verdeling van een nalatenschap waarin zij mede gerechtigd is.
7. In het vonnis van de rechtbank van Torremolinos, Spanje, van 27 maart 2013 is rechthebbende onbevoegd verklaard om haar eigen belangen behoorlijk te behartigen en haar goederen te beheren, met inbegrip van de uitoefening van het actief kiesrecht, als gevolg waarvan zij onder tutela is gesteld en [tutor] tot haar tutor is benoemd.
8. Op 15 januari 2014 heeft de rechtbank Den Haag, team handel, in de hiervoor onder 6. bedoelde procedure vonnis gewezen.
9. Op 3 april 2014 is rechthebbende bij het gerechtshof Den Haag in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de rechtbank van 15 januari 2014.
10. Bij arrest van 1 november 2016 heeft het gerechtshof Den Haag rechthebbende niet-ontvankelijk verklaard, kort gezegd omdat rechthebbende ten tijde van het uitbrengen van de appeldagvaarding handelingsonbekwaam was, haar tutor haar in rechte had moeten vertegenwoordigen, de tutor daartoe rechterlijke machtiging behoefde, welke rechterlijke machtiging ontbrak en het hof geen gronden aanwezig achtte om de tutor in de gelegenheid te stellen het verzuim te herstellen.
11. Bij dagvaarding van 1 februari 2017 hebben rechthebbende en de tutor cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag van 3 april 2014.

Verzoek

12. In het verzoekschrift is verzocht rechthebbende, voor zover dat voor de indiening van dat cassatieberoep is vereist, machtiging te verlenen voor het indienen van het onder 11. bedoelde cassatieberoep. De kantonrechter begrijpt uit de toelichting ter terechtzitting en de nagezonden verklaring van de tutor van rechthebbende dat het verzoek als mede namens hem ingediend dient te worden beschouwd en dat bedoeld is te verzoeken om de tutor op grond van het bepaalde in artikel 1:386 jo 1:349 BW te machtigen om namens rechthebbende in cassatie te procederen.
13. Gelet op de omstandigheid dat rechthebbende haar gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft, dient de kantonrechter vast te stellen of haar rechtsmacht toekomt.
14. De kantonrechter is van oordeel dat de vraag of de kantonrechter rechtsmacht toekomt in dit geval dient te worden bepaald aan de hand van het door Nederland ondertekende, maar (nog) niet geratificeerde Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen, Den Haag 13 januari 2000; Trb.2000-10, (hierna: het Verdrag). Op grond van het bepaalde in artikel 5 van het Verdrag komt aan de Nederlandse rechter in beginsel geen rechtsmacht toe om maatregelen te nemen die strekken tot de bescherming van diens persoon of vermogen indien de volwassene haar gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft. In de artikelen 7 en 10 tot en met 12 van het Verdrag, zijn uitzonderingen op de hoofdregel van artikel 5 uiteengezet.
15. Namens verzoekers is desgevraagd naar voren gebracht dat de Nederlandse rechter op grond van de in artikel 7 van het Verdrag geformuleerde uitzondering rechtsmacht heeft, omdat rechthebbende de Nederlandse nationaliteit heeft en de Nederlandse rechter beter in staat is om de belangen van rechthebbende te beoordelen. Dat laatste is namens verzoekers onderbouwd met de stelling dat het in dit geval gaat om een verzoek om machtiging te verlenen om in Nederland te kunnen procederen. Daarnaast is namens verzoekers naar voren gebracht dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter mede op de artikelen 9 en 10 van het Verdrag kan worden gebaseerd, omdat de procedure betrekking heeft op in Nederland ontstaan vermogen van rechthebbende dat voor een groot deel nog steeds in Nederland is gelegen.
16. De kantonrechter is van oordeel dat de in artikel 9 van het Verdrag genoemde situatie zich voordoet. Uit de stukken volgt dat de procedure een in Nederland opengevallen nalatenschap betreft, waardoor rechthebbende gerechtigd is geworden tot uitkering van een zich in een Nederland bevindende levensverzekering en dat rechthebbende daarnaast meent in verband met die nalatenschap nog een bedrag van haar in Nederland wonende broer tegoed te hebben. In zoverre betreft de procedure zich in Nederland bevindend vermogen dat (mogelijk) aan rechthebbende toebehoort. De kantonrechter acht zich op die grond bevoegd om op het onderhavige verzoek te beslissen, voor zover haar beslissing verenigbaar is met de maatregelen die ten aanzien van rechthebbende genomen zijn door de Spaanse autoriteiten.
17. Op grond van het bepaalde in artikel van het 13 van het Verdrag dient de kantonrechter Nederlands recht toe te passen.
18. De kantonrechter stelt voorop dat een onder curatele gestelde naar Nederlands recht op grond van het bepaalde in artikel 1:386 jo 1:337 BW in rechte wordt vertegenwoordigd door zijn curator. In dit geval is rechthebbende naar Spaans recht onbevoegd verklaard om haar eigen belangen behoorlijk te behartigen en onder tutela gesteld. Het betreft een maatregel, op hoofdlijnen vergelijkbaar met de Nederlandse curatele. De in Spanje uitgesproken maatregel dient in Nederland te worden erkend. Ook naar Spaans recht dient rechthebbende zich in rechte te laten vertegenwoordigen door haar tutor. De kantonrechter verwijst in dat verband naar hetgeen het gerechtshof Den Haag daarover in de rechtsoverwegingen 13. tot en met 22. van het hierboven genoemde arrest van 1 november 2016 heeft overwogen. Een en ander brengt naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat rechthebbende niet zelfstandig procesbevoegd is en daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek.
19. Resteert het verzoek van de tutor van rechthebbende. Op grond van het bepaalde in artikel 1:386 jo 1:349 behoeft een curator machtiging van de kantonrechter om namens rechthebbende in cassatie te procederen. Zoals reeds is overwogen, betreft de tutela die ten aanzien van rechthebbende is uitgesproken een maatregel, op hoofdlijnen vergelijkbaar met de Nederlandse curatele en dient die maatregel in Nederland te worden erkend. De tutor van rechthebbende heeft de kantonrechter bij monde van zijn gemachtigde en schriftelijk gegarandeerd dat de procedure bij de Hoge Raad geen negatieve invloed heeft op het vermogen van rechthebbende. Onder die omstandigheid acht de kantonrechter het in het belang van rechthebbende om de rechtsvraag die aan de Hoge Raad is voorgelegd beantwoord te krijgen. De kantonrechter zal daarom, voor zover dat is vereist, machtiging verlenen aan de tutor om namens rechthebbende (uitsluitend!) bedoelde cassatieprocedure te voeren.
20. Ook naar Spaans recht dient rechthebbende zich in rechte te laten vertegenwoordigen door haar tutor en behoeft een tutor rechterlijke machtiging om een eis in te dienen in de naam van rechthebbende. In zoverre is de beslissing van de kantonrechter verenigbaar met de maatregelen die ten aanzien van rechthebbende genomen zijn door de Spaanse autoriteiten.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart [rechthebbende] niet-ontvankelijk in haar verzoek;
- machtigt [tutor] , voor zover deze machtiging is vereist, om namens [rechthebbende] de hiervoor onder 11. bedoelde cassatieprocedure te voeren.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 augustus 2017.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof te Den Haag hoger beroep worden ingesteld:
a door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden