ECLI:NL:RBDHA:2017:9637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
09/817423-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging ISD-maatregel na diefstal en vernieling op begraafplaats

Op 28 augustus 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en vernielingen. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Den Haag, werd beschuldigd van (poging tot) diefstal uit stacaravans op vakantiepark Roompot en van het vernielen van graven op de begraafplaats Westduin in Den Haag. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de aangiften van de slachtoffers vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in februari en april 2017 inbraken heeft gepleegd in stacaravans, waarbij hij onder andere televisies, drank en geld heeft gestolen. Daarnaast heeft hij op 27 april 2017 op de begraafplaats Westduin meerdere graven vernield en beschadigd, wat leidde tot grote emotionele schade voor de nabestaanden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers van zijn daden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/817423-17; 09/818572-16 (tul); 09/818389-16 (tul)
Datum uitspraak: 28 augustus 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Den Haag
te Scheveningen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 juni 2017 (pro forma) en 14 augustus 2017 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Ariese, en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. E.A. Breetveld, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een stacaravan met [nummer] op vakantiepark Roompot heeft weggenomen een flatscreen televisie (merk: Philips) en/of twee, althans een blikje(s) cola (merk: Freeway), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen televisie en/of blikje(s) cola onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van inklimming, te weten door die stacaravan via een raam van de toiletruimte binnen te gaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 februari 2017 tot en met 25 februari 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een chalet met [nummer] op vakantiepark Roompot heeft weggenomen een aantal USB-sticks en/of een aantal flessen met (sterke) drank en/of een sleutel van de blokhut, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij in of omstreeks de periode van 3 januari 2017 tot en met 26 februari 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een caravan met [nummer] op vakantiepark Roompot heeft weggenomen een geldbedrag van 30 euro of daaromtrent en/of twee, althans een worst(en) uit blik en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag en/of worst(en) en/of sleutelbos onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van braak, te weten door een (aluminium) deur van die caravan te forceren;
4.
hij in of omstreeks de periode van 5 februari 2017 tot en met 22 februari 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een caravan met [nummer] heeft weggenomen een flatscreen televisie (merk: Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen televisie onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van braak, te weten door een tegel/steen, althans een hard voorwerp, tegen/door een ruit van die caravan te gooien;
5.
hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2017 tot en met 25 februari 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een caravan met [nummer] heeft weggenomen levensmiddelen (uit blik), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen levensmiddelen onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van inklimming, te weten door via een slaapkamerraam naar binnen te klimmen/gaan;
6.
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2016 tot en met 22 februari 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een caravan met [nummer] heeft weggenomen enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van braak, te weten door een/de (toegangs)deur van die caravan te forceren;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode 16 november 2016 tot en met 22 februari 2017 te ’s-Gravenhage, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een caravan met [nummer] weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en zich daarbij de toegang tot voornoemde caravan te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, zich naar voornoemde caravan heeft begeven en/of een (toegangs)deur heeft geforceerd en/of die caravan betreden, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te 's-Gravenhage, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk
-een grafzerk en/of graf ( [XXX] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [nabestaande 1 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een grafzerk en/of graf ( [XXX] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [nabestaande 2 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een grafzerk en/of graf ( [XXX] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [nabestaande 3 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een grafzerk en/of graf ( [XXX] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [nabestaande 4 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een grafzerk en/of graf ( [XXX] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [nabestaande 5 ] , in elk geval aan een ander of anderen
-een grafzerk en/of graf ( [XXX] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [nabestaande 6 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een grafzerk en/of graf ( [XXX] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [nabestaande 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een grafzerk en/of graf ( [XXX] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [nabestaande 8] en/of [nabestaande 8a ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een grafzerk en/of graf ( [XXX] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [nabestaande 9 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een grafzerk en/of graf (nummer onbekend), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [nabestaande 10 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een grafzerk en/of graf (nummer onbekend), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [nabestaande 11 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een grafzerk en/of graf (nummer onbekend), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [nabestaande 12 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een grafzerk en/of graf (nummer onbekend), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [nabestaande 13] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
-een of meerdere ruitjes van een schuilhokje op de begraafplaats Westduin, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan de Gemeente Den Haag, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
(telkens) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
8.
hij op of omstreeks 27 april 2017, te 's-Gravenhage, (telkens) opzettelijk, op begraafplaats aan de Ockenburgstraat 25-27 (Gemeentelijke begraafplaats Westduin), een of meer graf/graven heeft geschonden en/of een of meer opgericht(e) gedenkteken(s) (waaronder grafnummer(s) [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] ) opzettelijk en wederrechtelijk heeft vernield en/of beschadigd;
9.
hij op of omstreeks 27 april 2017, te 's-Gravenhage, opzettelijk en wederrechtelijk een computer en/of beeldscherm en/of een politiecel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Politie Den Haag heeft vernield en/of beschadigd en/of (tijdelijk) onbruikbaar gemaakt;
10.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te 's-Gravenhage, [slachtoffer 8 ] , hoofdagent bij Politie Eenheid Den Haag, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 8 ] dreigend de woorden toegevoegd: "Als die handboeien los gaan dan pak ik je. Dan snij ik je keel door en maak ik je dood" en/of "ik neuk je moeder in haar kut en snij daarna haar keel door" en/of "ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
11.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te 's-Gravenhage, opzettelijk een of meer ambtena(a)r(en), [slachtoffer 8 ] en/of [slachtoffer 9 ] , beiden hoofdagent bij de Politie Eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening en/of in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen: "ga weg jij kankermongool" en/of "jij bent echt een vuile vieze kankermongool. Jij bent echt een kankerjood" en/of "ik vind jullie kankerlijers" en/of "ik neuk jullie en ik neuk jullie moeders" en/of "durven jullie wel kankerpopo's" en/of "kankerjood doe even rustig" en/of "kanker, kanker trieste figuren" en/of "kankerjoden, ga lekker naar jullie kankermoeders", althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (poging tot) diefstal (al dan niet met braak/inklimming) uit een zestal stacaravans gelegen in vakantiepark Kijkduinpark Roompot te Den Haag (feit 1 t/m 6). Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij op 27 april 2017 een aantal graven op Begraafplaats Westduin te Den Haag heeft vernield alsmede dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan grafschennis ten aanzien van een aantal graven (feit 7 en 8). Verdachte wordt tot slot beschuldigd van vernieling van een computer, een beeldscherm en een politiecel van de Politie Den Haag, van bedreiging van verbalisant [slachtoffer 8 ] en van belediging van verbalisanten [slachtoffer 8 ] en [slachtoffer 9 ] (feit 9 t/m 11).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 6 heeft de officier van justitie betoogd dat sprake is van een poging tot diefstal (met braak/verbreking), zoals subsidiair ten laste is gelegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van de feiten 4, 6, 7 en 10 dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van de feiten 5, 8, 9 en 11 heeft de raadsman bepleit dat deze wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3 heeft de raadsman bepleit dat deze deels wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Ten aanzien van feit 1 betreft dit de blikjes cola, ten aanzien van feit 2 de USB-sticks en voor feit 3 het geldbedrag. Ten aanzien van de overige ten laste gelegde goederen dient vrijspraak te volgen, aldus de raadsman.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 1 tot en met 6 - Kijkduinpark Roompot te Den Haag [1]
Op 25 februari 2017 is de politie naar aanleiding van een melding over een mogelijke inbreker naar vakantiepark Kijkduinpark te Den Haag gegaan. Ter plaatse hebben zij op aanwijzen van verschillende getuigen naar de mogelijke inbreker gezocht en is een persoon aangehouden. Deze persoon bleek te zijn genaamd [verdachte] (hierna: verdachte). [2]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij de eigenaar is van caravan met [nummer] . Op 24 februari 2017 is de caravan afgesloten en in goede staat achter gelaten. Toen zij diezelfde dag ’s avonds laat terugkwam in de caravan, zag zij dat de Philips flatscreen tv was weggenomen. Zij zag dat men kennelijk via het raam van de wc-ruimte was binnengekomen aangezien het sluitwerk van dit raam beschadigd was. In de tuin van de buren van caravan met [nummer] werden twee lege blikjes cola aangetroffen. Aangeefster herkende deze twee Freeway colablikjes en zag dat uit haar koelkast twee van deze blikjes waren weggenomen. [3]
Aangever [slachtoffer 7 ] heeft verklaard dat uit zijn caravan met [nummer] onder andere de volgende goederen zijn weggenomen: een fles Scapa, een fles Dalwhinnie, een fles Juttertje, meerdere UBS-sticks en de sleutel van de blokhut. [4] Aan aangever zijn twee USB-sticks getoond die in de fouillering van verdachte zijn aangetroffen. Beide zijn door [slachtoffer 7 ] als zijn eigendom zijn herkend. Op één van de USB-sticks is een document aangetroffen betreffende de staat van dienst van medewerker ‘ [slachtoffer 7 ] ’. [5] De eigenaar van caravan [nummer] heeft onder zijn caravan een tweetal flessen sterke drank aangetroffen die niet van hem waren, te weten een fles whiskey van het merk Dalwhinnie en een fles kruidenbitter van het merk Juttertje. [6]
Aangever [slachtoffer 3 ] heeft verklaard dat hij nadat hij zijn caravan op standplaats 728 in goede staat had achtergelaten, op zondag 26 februari 2017 weer bij zijn caravan kwam en zag dat er schade was aan de toegangsdeur. Het betrof een aluminiumdeur waarvan de sponning verbogen was. In de caravan bleek een blik worsten te zijn geopend en van de zes worsten waren er twee weg. Ook was er muntgeld met een waarde tussen de € 20,-- en € 30,-- weggenomen. [7]
Aangever [slachtoffer 4 ] heeft verklaard dat zijn caravan met [nummer] deugdelijk was afgesloten toen hij de caravan verliet op 5 februari 2017. Zijn buurvrouw heeft op 22 februari 2017 ontdekt dat er was ingebroken. De dader is binnengekomen via een raam aan de zijkant en heeft daarbij kennelijk gebruik gemaakt van een steen/katapult. De flatscreen-televisie van het merk Samsung is weggenomen. [8]
Tot slot is er telefonisch aangifte gedaan namens [slachtoffer 6 ] , die een caravan heeft op standplaats [nummer] . [slachtoffer 6 ] is niet ter plaatse geweest en zij weet niet wat er zou kunnen zijn weggenomen, maar zij heeft telefonisch van het Kuikduinpark vernomen dat de toegangsdeur van haar caravan was geforceerd. [9]
De politie heeft in verschillende caravans sporen veiliggesteld. Deze sporen zijn bemonsterd en voor onderzoek naar het NFI gestuurd. In caravan [nummer] is onder meer bloed aangetroffen op een papiertje op de grond ( [XXX] ) en op de boxspring ( [XXX] ). Ook is er huidepitheel op een zakmes aangetroffen ( [XXX] ). In caravan [nummer] is op de rand van een mok speeksel aangetroffen ( [XXX] ). [10] Uit het NFI-onderzoek volgt dat het DNA-profiel afkomstig van voornoemde aangetroffen sporen matcht met een persoon met het DNA-clusterprofiel [nummer] ten name van [verdachte] . De matchkans van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de week voordat hij werd aangehouden op het betreffende vakantiepark in een stuk of drie caravans, waaronder in ieder geval die met nummers [nummer] en [nummer] , heeft verbleven om daar af en toe te overnachten. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij in de verschillende caravans waar hij is geweest heeft gegeten en/of gedronken. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat het zou kunnen dat dat cola en worsten zijn geweest, en in caravan [nummer] kan dat soep zijn geweest. [12] Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij twee USB-sticks heeft weggenomen uit caravan [nummer] . [13]
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 tot en met 4 ten laste gelegde diefstallen. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van verdachte dat hij niet álle goederen die in de aangiftes zijn genoemd (zoals bijvoorbeeld de flatscreen tv’s in stacaravan [nummer] en [nummer] ) heeft weggenomen. Uit de aangiftes voor deze vier feiten blijkt dat de diefstallen allen hebben plaatsgevonden in dicht bij elkaar gelegen huisjes of caravans in dezelfde, relatief korte, periode. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in ál deze huisjes binnen is geweest. De rechtbank acht het volstrekt onaannemelijk dat in die periode, bij verschillende van deze huisjes, door een ander dan verdachte goederen zijn weggenomen. Voor die stelling biedt het dossier noch het onderzoek ter terechtzitting enig aanknopingspunt.
Ten aanzien van feit 6 zal verdachte worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal met braak. Er is immers niet gebleken dat verdachte goederen heeft weggenomen uit caravan met [nummer] . Verdachte heeft zelf verklaard dat hij in deze caravan heeft verbleven. Hij heeft bovendien verklaard dat hij in meerdere huisjes/caravans naar binnen is gegaan om daar te verblijven, waarbij hij zich ook spullen (eten, drinken, USB’-sticks) heeft toegeëigend. Zijn werkwijze bestond er aldus in dat hij – telkens – niet alleen verbleef in die huisjes of caravans, maar ook dat hij wegnam (en verbruikte) wat aldaar toevallig voorhanden was. De rechtbank acht de wijze waarop de diefstallen bij de feiten 1 t/m 4 zijn gepleegd voldoende specifiek om die wijze te bezigen als schakelbewijs en is zodoende van oordeel dat het, gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang beschouwd, niet anders kan dan dat verdachte ook bij deze caravan het oogmerk had goederen van zijn gading weg te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal wel wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank zal verdachte voorts vrijspreken van de onder feit 5 ten laste gelegde diefstal met inklimming, nu deze diefstal volgens aangeefster plaats moet hebben gevonden in de periode van 28 januari 2017 tot 22 februari 2017 en niet in de periode zoals die is opgenomen in de tenlastelegging.
Feit 7 en 8 – Begraafplaats Westduin te Den Haag [14]
Op 27 april 2017 kreeg de politie om 13.40 uur een melding dat op de Gemeentelijke begraafplaats Westduin, gelegen aan de Ockenburghstraat 27 te Den Haag, meerdere graven zouden worden vernield. Ter plaatse hoorde verbalisant [slachtoffer 8 ] een hoop geschreeuw van de begraafplaats komen. [slachtoffer 8 ] zag een man (naar later bleek: verdachte) staan met een voerton in zijn handen, welke hij boven zijn hoofd hield. De man gooide de ton met kracht op de aldaar gelegen graven en de verbalisant zag dat er een stuk van de grafsteen waarop de ton terechtkwam afbrak. [15]
De politie heeft een ronde over de begraafplaats gemaakt om de schade te inventariseren. Hierbij is hen opgevallen dat tussen de 20 en 30 graven beschadigd dan wel vernield waren. Hierbij was sprake van beschadiging van gedenkplaten en ornamenten, bloempotjes, beelden en andere roerende zaken die op de graven waren geplaatst. Tijdens deze inventarisatieronde werden aan de politie twee bankpasjes overhandigd door [getuige 1 ] , die de bankpasjes bij graf nummer [XXX] had aangetroffen. Beide pasjes stonden op naam van [verdachte] . [16]
[aangever 1 ] , hoofd van begraafplaats Westduin, heeft verklaard dat hij de begraafplaats op 26 april 2017 in goede staat heeft achtergelaten. Op 27 april 2017 werd hij gebeld door een uitvoerder van de begraafplaats dat een persoon meerdere graven had vernield. [17] Ook is er schade aangericht aan een zich op de begraafplaats bevindend schuilhokje, dat door de bezoekers van de begraafplaats wordt gebruikt bij slecht weer. Aangever heeft gezien dat negen kleine glas-in-lood-ruitjes waren vernield. [18] In dit schuilhokje is bloed aangetroffen dat is veilig gesteld ( [XXX] ) en onderzocht door het NFI. Uit dit onderzoek volgt dat het DNA-profiel dat afkomstig is van het aangetroffen bloed matcht met een persoon met het DNA-clusterprofiel [nummer] ten name van [verdachte] . De matchkans van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [19]
[getuige 2 ] heeft verklaard dat hij op 27 april 2017 om 13.45 uur op de begraafplaats was en dat hij het geluid van slaande stokken hoorde. Hij zag een man staan en hoorde dat de man aan het schelden was. Hierbij vlogen bloemen en vazen door de lucht. [20]
Een groot aantal personen van wie een dierbare overledene is begraven op begraafplaats Westduin heeft aangifte gedaan van vernieling.
Aangeefster [nabestaande 3 ] is rechthebbende van het graf voorzien van nummer [nummer] , waar haar zoon begraven ligt. Zij gaat iedere dag naar het graf, zo ook in de ochtend van 27 april 2017. Zij liet het graf in goede orde achter. Diezelfde dag werd zij gebeld dat het graf vernield was. De foto die op de grafsteen stond was stuk en ook is er een stuk marmer van de grafsteen weg. Alle planten en beelden die op het graf stonden zijn stuk. [21]
Aangever [nabestaande 9 ] was in de ochtend van 27 april 2017 rond 10:45 uur nog bij het graf van zijn vrouw geweest. Hij heeft verklaard dat dit graf zich bevindt op nummer [XXX] . Die ochtend had [nabestaande 9 ] het graf goed en onbeschadigd achtergelaten. Enkele uren later werd [nabestaande 9 ] gebeld dat een aantal graven was vernield. [nabestaande 9 ] heeft gezien dat aan de onderzijde van de naamplaat een stuk steen is afgebroken. [22]
Aangeefster [nabestaande 10 ] is in de ochtend van 27 april 2017, omstreeks 09.30 uur, bij het graf van haar moeder met nummer [XXX] geweest. Zij heeft het graf om 09.50 uur netjes en in orde achtergelaten. Zij heeft de volgende dag gehoord dat er graven zouden zijn vernield en zij is die dag gaan kijken op de begraafplaats. Daar aangekomen heeft zij geconstateerd dat de planten van het graf op de grond lagen. Rondom het graf lagen scherven van potten waar de planten in hoorden. De marmeren vaas stond er nog maar de bloemen waren eruit gehaald. De prikvaas die links van de gedenksteen stond, was weg. [23]
Aangeefster [nabestaande 12 ] zag een zee van vernielingen toen zij op 28 april 2017 op de begraafplaats aankwam. Bij het graf van haar moeder zag zij dat het Boeddhabeeld dat daar stond stuk was gegooid. Ook het windlichtje dat op het graf stond was kapot gegooid. De zus van [nabestaande 12 ] was op donderdag 27 april 2017 in de ochtend nog bij het graf geweest en zij had die dag rond 11:15 uur het graf in goede orde en onbeschadigd achtergelaten. [24]
Aangeefster [nabestaande 1 ] heeft verklaard dat het graf voorzien van nummer [XXX] het graf van haar man en kleinzoon betreft. Zij heeft geconstateerd dat de grote grafsteen die plat op de grond ligt in meerdere stukken was gebroken. De band aan de rechter zijkant van het graf is ook gebroken en het monumentje van haar kleinzoon is volledig kapot gemaakt. [25]
Aangeefster [nabestaande 2 ] is rechthebbende van het graf van haar ouders, voorzien van nummer [XXX] . [nabestaande 2 ] heeft geconstateerd dat er een marmeren bloemenvaas, die met lijm op een sokkel was gemetseld, omver lag. [26]
Aangeefster [nabestaande 4 ] heeft verklaard dat het graf van haar man (nummer [XXX] ) is vernield. Uit de liggende granieten plaat waren twee stukken geslagen en in de staande granieten plaat was een deuk geslagen. [27]
Aangever [nabestaande 5 ] heeft verklaard dat hij is gebeld met de mededeling dat het graf van zijn vrouw ( [XXX] ) was vernield. Er was sprake van een lichte beschadiging op de grafsteen, het leek alsof iemand er met een steen tegenaan had gegooid. [28]
Aangever [nabestaande 6 ] heeft verklaard dat zijn moeder is begraven in het graf met nummer [XXX] . Hij heeft geconstateerd dat er een stuk steen is weggeslagen uit de staande grafsteen, dat de onderzijde van de staande grafsteen is beschadigd, dat de potten en planten zijn vernield en dat de belettering op de staande grafsteen kapot is geslagen. [29]
Aangeefster [nabestaande 7] heeft verklaard dat het graf van haar man, nummer [XXX] , is beschadigd. Zij zag meerdere beschadigingen op de marmeren steen, bestaande uit diepe putten en een diepe schaaf. [30]
Aangever [nabestaande 8] heeft, mede namens zijn familie, aangifte gedaan van vernieling van het graf van hun vader (nummer [XXX] ). [nabestaande 8] heeft vernomen dat zijn zus [nabestaande 8a ] , het graf in de ochtend van 27 april 2017 nog heeft bezocht. Diezelfde avond trof zij de vernielingen aan. Er zou voor ongeveer € 200,-- schade zijn aangericht aan het graf. [31]
Aangever [nabestaande 11 ] heeft verklaard dat op het graf van zijn broer een stenen beeld stond, bestaande uit twee duiven. Toen [nabestaande 11 ] op 8 mei 2017 bij het graf, gelegen in sectie [XXX] , kwam, was het beeld weg. Hij zag dat het beeld in stukken verderop lag. [32]
Tot slot heeft aangeefster [nabestaande 13] verklaard dat het graf van haar man is vernield. [nabestaande 13] heeft geconstateerd dat de deksel van de lantaarn die op het graf stond kapot was, alsmede twee stenen hondjes en een stenen vlinder, een Boeddhabeeld en alle planten. De grafsteen die uit twee harten bestaat, is in stukken geslagen. Ook mist [nabestaande 13] een hark, een vaas met bloemen en plantenbakken. [33]
[aangever 1 ] , hoofd van de begraafplaats Westduin, heeft een overzicht gemaakt van alle graven die vernield, beschadigd of geschonden zijn. Hieronder vallen ook de graven [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] en [XXX] . [34]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de vernieling dan wel beschadiging van alle graven zoals deze onder feit 7 zijn ten laste gelegd alsmede aan het plegen van grafschennis ten aanzien van alle onder feit 8 ten laste gelegde graven. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Verdachte is door de politie op de begraafplaats aangetroffen met een voerton in zijn handen. Hij heeft die voerton met kracht op een graf gegooid, als gevolg waarvan dat graf is beschadigd. Daarmee heeft verdachte - tenminste - bewust de kans aanvaard dat daardoor het graf zou worden beschadigd. Anders dan de raadsman heeft gesteld, is het niet zo dat verdachte de voerton op een graf heeft laten vallen omdat verbalisant [slachtoffer 8 ] voorafgaand daaraan tegen hem zou hebben gezegd dat hij de voerton los moest laten. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat verdachte met een voerton een grafsteen heeft vernield en vervolgens de voerton wederom boven zijn hoofd hield. Op dat moment is hij pas aangesproken door verbalisant [slachtoffer 8 ] , waarop verdachte de voerton heeft laten vallen. Uit het dossier volgt niet dat de voerton op dat moment nogmaals op een grafsteen is terechtgekomen.
Uit de verklaring van de beheerder van de begraafplaats, [aangever 1 ] , dat hij de dag ervoor de begraafplaats in goede orde achter had gelaten en de verklaringen van [nabestaande 3 ] , [nabestaande 9 ] , [nabestaande 10 ] en [nabestaande 12 ] , dat zij enkele uren voorafgaand aan de constatering van de vernielingen nog bij het graf van hun dierbaren zijn geweest, leidt de rechtbank af dat die vernielingen kort voorafgaand aan het aantreffen van verdachte op de begraafplaats zijn gepleegd.
Op de begraafplaats zijn, op een andere plaats dan waar verdachte is aangetroffen, twee bankpassen op naam van verdachte aangetroffen. Tevens is bloed van verdachte aangetroffen in het schuilhuisje, dat is gesitueerd op weer een ander gedeelte van de begraafplaats.
De tijdspanne waarin de vernielingen hebben plaatsgevonden, de aard van de vernielingen en de omstandigheid dat verdachte – die heeft verklaard alcohol te hebben gedronken en het zich allemaal niet kan herinneren – zich kennelijk op diverse plaatsen op de begraafplaats heeft bevonden brengen de rechtbank tot de slotsom dat het niet anders kan, dan dat het verdachte is geweest, die alle gemelde vernielingen en gevallen van grafschennis heeft gepleegd.
De rechtbank verwerpt de suggestie van de raadsman dat wellicht een ander of anderen de vernielingen zou hebben gepleegd. In het dossier zijn geen aanwijzingen te vinden die in de richting van een andere dader of daders wijzen. In het bijzonder ontbreekt enige aanwijzing van een verstoring van de rust en orde op de begraafplaats tussen het moment waarop de hierboven genoemde aangevers de door hen bezochte graven in goede orde hebben achtergelaten en het tijdstip waarop de melding naar aanleiding waarvan verdachte is aangehouden is gedaan.
Ten aanzien van het begrip ‘graf’ overweegt de rechtbank dat, conform jurisprudentie, onder het bestanddeel ‘graf’ mede moet worden begrepen de bij een graf behorende, al dan niet onlosmakelijk daarop of daaraan, ter nagedachtenis aan de overledene, aangebrachte eerbetonen en versieringen zoals beelden, foto’s, planten en bloemen (ECLI:NL:HR:2017:1224).
Feit 9, 10 en 11 – Vernieling, bedreiging en belediging Politie Den Haag
Nadat verdachte is aangehouden op begraafplaats Westduin is hij meegenomen naar Bureau Loosduinen, gelegen aan de Aaltje Noordewierstraat 401 te Den Haag. Aldaar is geprobeerd verdachte te horen. Tijdens het verhoor werd verdachte verbaal erg druk en ging hij steeds nadrukkelijker praten. Vervolgens pakte verdachte het beeldscherm van de computer, hield dit scherm boven zijn hoofd, legde het vervolgens op de verhoortafel en begon er met zijn vuisten op te slaan. Daarna liet hij het beeldscherm met opzet van de tafel vallen, waarna hij de computer pakte. De verbalisant probeerde verdachte tegen te houden door de computer ook vast te pakken maar verdachte trok de computer uit zijn handen en gooide deze opzettelijk en met kracht op de grond. [35]
Later op de avond bevond verdachte zich in een politiecel van Bureau Loosduinen. Aangekomen bij deze cel constateerde de verbalisant dat de gangvloer, de celvloer en de binnenzijde van de celdeur nat waren. Verdachte heeft tegen de verbalisant gezegd: “Ik heb tegen de deur aan staan pissen. [36]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij uit zijn dak is gegaan toen hij op het politiebureau was en dat hij daar toen een computer en een beeldscherm kapot heeft gegooid. Zowel de computer als het beeldscherm lagen open. Ook heeft verdachte verklaard dat hij in de cel heeft geplast. [37]
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan vernieling van een computer en een beeldscherm alsmede aan het tijdelijk onbruikbaar maken van een politiecel.
Verbalisant [slachtoffer 8 ] heeft aangifte gedaan van bedreiging en belediging en ook verbalisant [slachtoffer 9 ] heeft aangifte gedaan van belediging. [slachtoffer 8 ] heeft verklaard dat verdachte nadat hij op de begraafplaats was aangehouden steeds onrustiger werd en hem aankeek met een agressieve blik in zijn ogen. Hij hoorde verdachte tegen hem zeggen: “Jij bent echt een vuile vieze kankermongool. Jij bent echt een kankerjood. Als die handboeien los gaan dan pak ik je. Dan snij ik je keel door en maak ik je dood, ik maak je echt dood” en “Ik maak je dood, je bent een kankermongool”. [38] Verbalisant [slachtoffer 9 ] heeft in zijn aangifte verklaard dat verdachte riep: “Ik vind jullie kankerlijers”, “Ik neuk jullie en ik neuk jullie moeders” en “Durven jullie wel kankerpopo’s”. [39]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard dat zij verdachte naar de collega’s [slachtoffer 8 ] en [slachtoffer 9 ] onder meer hoorden roepen “Kankerjood doe even rustig”, “Kanker kanker trieste figuren. Kanker joden. Ga lekker naar jullie kankermoeders”. [40]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich inderdaad op deze wijze heeft uitgelaten tegen de betreffende verbalisanten. Verdachte heeft hierover verklaard dat het wel gebruikelijk is dat hij zulke dingen zegt tegen de politie als hij aangehouden wordt, omdat hij er niet van houdt te worden aangehouden, aldus verdachte. [41]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreiging van verbalisant [slachtoffer 8 ] en belediging van verbalisanten [slachtoffer 8 ] en [slachtoffer 9 ] . Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de geuite bedreigingen, zoals weergegeven, onder zodanige omstandigheden zijn gedaan dat bij [slachtoffer 8 ] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte de bedreigingen zou uitvoeren.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 24 februari 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een stacaravan met [nummer] op vakantiepark Roompot heeft weggenomen een flatscreen televisie, merk: Philips en twee blikjes cola, merk: Freeway, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2 ] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door middel van inklimming, te weten door die stacaravan via een raam van de toiletruimte binnen te gaan;
2.
hij in de periode van 17 februari 2017 tot en met 25 februari 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een chalet met [nummer] op vakantiepark Roompot heeft weggenomen een aantal USB-sticks en een aantal flessen met sterke drank en een sleutel van de blokhut, toebehorende aan [slachtoffer 7 ] ;
3.
hij in de periode van 3 januari 2017 tot en met 26 februari 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een caravan met [nummer] op vakantiepark Roompot heeft weggenomen een geldbedrag van 30 euro en twee worsten uit blik en een sleutelbos, toebehorende aan [slachtoffer 3 ] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door middel van braak, te weten door een aluminiumdeur van die caravan te forceren;
4.
hij in de periode van 5 februari 2017 tot en met 22 februari 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een caravan met [nummer] heeft weggenomen een flatscreen televisie, merk: Samsung, toebehorende aan [slachtoffer 4 ] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door middel van braak, te weten door een steen door een ruit van die caravan te gooien;
6 subsidiair.
hij in de periode 16 november 2016 tot en met 22 februari 2017 te ’s-Gravenhage, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een caravan met [nummer] weg te nemen geld en/of goederen toebehorende aan [slachtoffer 6 ] en zich daarbij de toegang tot voornoemde caravan te verschaffen en die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, zich naar voornoemde caravan heeft begeven en een (toegangs)deur heeft geforceerd en die caravan betreden, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op 27 april 2017 te 's-Gravenhage, telkens opzettelijk en wederrechtelijk
-een graf, [XXX] , toebehorende aan [nabestaande 1 ] en
-een graf, [XXX] , toebehorende aan [nabestaande 2 ] en
-een graf, [XXX] , toebehorende aan [nabestaande 3 ] en
-een graf, [XXX] , toebehorende aan [nabestaande 4 ] en
-een graf, [XXX] , toebehorende aan [nabestaande 5 ] en
-een graf, [XXX] , toebehorende aan [nabestaande 6 ] en
-een graf, [XXX] , toebehorende aan [nabestaande 7] en
-een graf, [XXX] , toebehorende aan [nabestaande 8] en/of [nabestaande 8a ] en
-een graf, [XXX] , toebehorende aan [nabestaande 9 ] en
-een graf, nummer onbekend, toebehorende aan [nabestaande 10 ] en
-een graf, nummer onbekend, toebehorende aan [nabestaande 11 ] en
-een graf, nummer onbekend, toebehorende aan [nabestaande 12 ] en
-een graf, nummer onbekend, toebehorende aan [nabestaande 13] en
-meerdere ruitjes van een schuilhokje op de begraafplaats Westduin, toebehorende aan de Gemeente Den Haag,
telkens heeft vernield en/of beschadigd;
8.
hij op 27 april 2017, te 's-Gravenhage, telkens opzettelijk, op begraafplaats aan de Ockenburgstraat 25-27, Gemeentelijke begraafplaats Westduin, graven heeft geschonden, waaronder grafnummers [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] , [XXX] en [XXX] ;
9.
hij op 27 april 2017, te 's-Gravenhage, opzettelijk en wederrechtelijk een computer en beeldscherm, toebehorende aan de Politie Den Haag, heeft vernield, en een politiecel, toebehorende aan de Politie Den Haag, tijdelijk onbruikbaar heeft gemaakt;
10.
hij op 27 april 2017 te 's-Gravenhage, [slachtoffer 8 ] , hoofdagent bij Politie Eenheid Den Haag, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 8 ] dreigend de woorden toegevoegd: "Als die handboeien los gaan dan pak ik je. Dan snij ik je keel door en maak ik je dood" en "ik maak je dood";
11.
hij op 27 april 2017 te 's-Gravenhage, opzettelijk ambtenaren [slachtoffer 8 ] en [slachtoffer 9 ] , beiden hoofdagent bij de Politie Eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening en in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hen de woorden toe te voegen: "jij bent echt een vuile vieze kankermongool. Jij bent echt een kankerjood" en "ik vind jullie kankerlijers" en "ik neuk jullie en ik neuk jullie moeders" en "durven jullie wel kankerpopo's" en "kankerjood doe even rustig" en "kanker, kanker trieste figuren" en "kankerjoden, ga lekker naar jullie kankermoeders".
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) voor de duur van 2 jaren zal worden opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er in de huidige situatie geen aanleiding is om over te gaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De raadsman verzoekt de rechtbank om aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van maximaal 6 maanden, waarbij verdachte begeleid zou moeten worden naar een beschermde of begeleide woonvorm. Eventueel kan de rechtbank hieraan een voorwaardelijke ISD-maatregel koppelen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal inbraken in stacaravans gelegen in een vakantiepark, waarbij verdachte veel overlast heeft veroorzaakt en schade heeft aangericht. Daarnaast heeft verdachte een spoor van vernieling achtergelaten toen hij op een begraafplaats een groot aantal graven heeft vernield en zich tevens schuldig heefts gemaakt aan grafschennis. Verdachte heeft de slachtoffers hiervan, nabestaanden die hun dierbare een mooie laatste rustplaats hebben willen geven, op grove wijze gedupeerd en heeft hen groot emotioneel leed aangedaan. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de vernieling van een computer en een beeldscherm van de politie Den Haag, en aan het onbruikbaar maken van een politiecel door daarin te urineren. Verdachte toont geen enkel respect voor de eigendommen van anderen. Diezelfde dag heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een van de verbalisanten die hem heeft aangehouden op de begraafplaats, alsmede aan belediging van deze verbalisant en zijn collega. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij met zijn gedrag keer op keer een grote ravage aanricht en in zijn vernielzucht tientallen onschuldigen dupeert en schade berokkent. Dergelijk handelen is niet alleen kwetsend voor de slachtoffers, verdachte bezorgt hiermee de maatschappij veel schade en overlast. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat enkel een vrijheidsstraf in onvoorwaardelijke vorm een passende reactie vormt.
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 27 februari 2017, waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest en op het moment van het begaan van de bewezenverklaarde feiten in twee proeftijden liep. Bovendien is verdachte in de afgelopen vijf jaar veelvuldig (in ieder geval meer dan drie keer) onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het ‘Reclasseringsadvies ISD-maatregel’ van 18 mei 2017 van Palier, opgesteld door L.J.H. Weevers Stous en J.A. van Mil, reclasseringswerkers. In dit rapport wordt geadviseerd om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De reclassering komt hiertoe omdat verdachte in de afgelopen tijd zeer veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen. Volgens de reclassering was verdachte in ieder geval ten tijde van de diefstallen uit de caravans onder invloed van speed. Het is verdachte tot nog toe niet gelukt om in een ambulant kader een middelenvrij bestaan op te bouwen. Naast zijn middelengebruik is bij verdachte sprake van dakloosheid en psychische klachten. Ook heeft hij een beperkt sociaal netwerk. Deze omstandigheden vergroten de kans op recidive. Een langdurig klinisch traject is volgens de reclassering noodzakelijk om de kans op recidive blijvend terug te dringen. De externe structuur van een maatregel als de ISD is voor verdachte nu de enige mogelijkheid om zich in een sterk gecontroleerde omgeving te richten op zijn herstel en de kans op recidive daadwerkelijk terug te dringen.
Het aanbod betreft een standaard zorgpadkader, waarbinnen een persoonsgebonden benadering wordt gehanteerd. De uiteindelijke invulling van de ISD-maatregel is afhankelijk van de aard en de ontwikkeling van de problematiek van verdachte. Voor de uitvoering van dit plan dient verdachte in PI Haaglanden, locatie Zoetermeer geplaatst te worden. Tijdens de extramurale fase van de ISD zal de reclassering van Palier de begeleiding van verdachte op zich nemen.
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld en de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Verder dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan, waardoor de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eisen.
De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Een voorwaardelijke ISD-maatregel acht de rechtbank gelet op de houding van verdachte, nog afgezien van de omstandigheid dat deze feiten een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf rechtvaardigen, niet afdoende om de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank zal de officier van justitie daarom volgen in zijn vordering, omdat er naar het oordeel van de rechtbank geen andere reële mogelijkheden zijn om te komen tot gedragsverandering bij verdachte.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de behandeling van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 7 ] (feit 2)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 270,--, subsidiair 5 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd J. Weber.
[nabestaande 9 ] (feit 7)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 430,20, subsidiair 8 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 9 ] .
[nabestaande 7] (feit 7)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 793,--, subsidiair 15 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 7] .
[nabestaande 3 ] (feit 7)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 5.699,65,--, subsidiair 63 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 3 ] .
[nabestaande 1 ] (feit 7)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.300,--, subsidiair 33 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 1 ] .
[nabestaande 4 ] (feit 7)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.540,60, subsidiair 25 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 4 ] .
[nabestaande 11 ] (feit 7)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 89,--, subsidiair 1 dag hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 11 ] .
[nabestaande 13] (feit 7 en 8)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.493,50, subsidiair 34 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 13] .
[slachtoffer 8 ] (feit 10 en 11)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 310,--, subsidiair 6 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 8 ] .
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 7 ] bepleit dat deze vordering dient te worden afgewezen nu het verbeteren van het hang- en sluitwerk geen op te voeren schade in dit kader is. Daarnaast is de bijgevoegde jurisprudentie niet vergelijkbaar met deze zaak. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [nabestaande 9 ] , [nabestaande 7] , [nabestaande 3 ] , [nabestaande 1 ] , [nabestaande 4 ] , [nabestaande 11 ] en [nabestaande 13] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze vorderingen dienen te worden afgewezen nu niet is vast te stellen welk graf door de ton die verdachte op de grond heeft laten neerkomen beschadigd is en welke graven verder door verdachte beschadigd zouden zijn. Ten aanzien van de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 8 ] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 7 ] (feit 2)
[slachtoffer 7 ] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 270,--, bestaande uit immateriële schade.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 100,-- toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 100,--.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 17 februari 2017 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 100,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 7 ] .
[nabestaande 9 ] (feit 7)
[nabestaande 9 ] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 430,20, bestaande uit materiële schade.
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 7 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 430,20.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 27 april 2017 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 7 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 430,20, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 9 ] .
[nabestaande 7] (feit 7)
[nabestaande 7] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 793,--, bestaande uit materiële schade.
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 7 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 793,--.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 27 april 2017 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 7 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 793,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 7] .
[nabestaande 3 ] (feit 7)
[nabestaande 3 ] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.699,65, bestaande uit materiële schade (€ 5.599,65) en immateriële schade (€ 100,--).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 7 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering met betrekking tot het gevorderde bedrag van € 100,-- als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar,
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 5.699,65.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 27 april 2017 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 7 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 5.699,65, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 3 ] .
[nabestaande 1 ] (feit 7)
[nabestaande 1 ] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.300,--, bestaande uit materiële schade (€ 2.200,--) en immateriële schade (€ 100,--).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 7 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering met betrekking tot het gevorderde bedrag van € 100,--, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar,
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.300,--.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 27 april 2017 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 7 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.300,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 1 ] .
[nabestaande 4 ] (feit 7)
[nabestaande 4 ] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.540,60, bestaande uit materiële schade.
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 7 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.540,60.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 27 april 2017 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 7 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.540,60, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 4 ] .
[nabestaande 11 ] (feit 7)
[nabestaande 11 ] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 89,--, bestaande uit materiële schade (€ 39,--) en immateriële schade ( € 50,--).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 7 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering met betrekking tot het gevorderde bedrag van € 50,--, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar,
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 89,--.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 27 april 2017 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 7 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 89,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 11 ] .
[nabestaande 13] (feit 7 en 8)
[nabestaande 13] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.493,50, bestaande uit materiële schade (€ 2.393,50) en immateriële schade (€ 100,--).
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 7 en 8 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank acht de vordering met betrekking tot het gevorderde bedrag van € 100,--, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.493,50.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 27 april 2017 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 7 en 8 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.493,50, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 13] .
[slachtoffer 8 ] (feit 10 en 11)
[slachtoffer 8 ] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 310,--, bestaande uit immateriële schade.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 100,-- toewijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 100,--.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 27 april 2017 is ontstaan.
De rechtbank zal voor het overige de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 10 en 11 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 100,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 8 ] .

8.De vorderingen tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de beide vorderingen tot tenuitvoerlegging, met parketnummers 09/818389-16 en 09/818572-16, dienen te worden afgewezen nu wordt gevorderd dat aan verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging kunnen worden toegewezen indien de rechtbank overgaat tot het opleggen van een gevangenisstraf. Mocht de rechtbank overgaan tot het opleggen van een ISD-maatregel, dienen de vorderingen tot tenuitvoerlegging afgewezen te worden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen afwijzen nu aan verdachte de ISD-maatregel zal worden opgelegd.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 38m, 38n, 45, 57, 149, 266, 267, 285, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 5 en 6 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 6 subsidiair, 7, 8, 9, 10 en 11 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming
ten aanzien van feit 2:
diefstal
ten aanzien van feit 3 en feit 4, telkens:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
ten aanzien van feit 6 subsidiair:
poging tot diefstal
ten aanzien van feit 7:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 8:
het opzettelijk schenden van een graf, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 9:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
ten aanzien van feit 10:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
ten aanzien van feit 11:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
legt verdachte op:
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 (TWEE) JAREN;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf, aan verdachte opgelegd bij vonnis van de politierechter te Den Haag d.d. 20 juli 2016 met parketnummer 09/818389-16;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf, aan verdachte opgelegd bij vonnis van de politierechter te Den Haag d.d. 7 november 2016 met parketnummer 09/818572-16;
de vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 7 ] (feit 2)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 7 ] een bedrag van € 100,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 100,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 februari 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 7 ] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[nabestaande 9 ] (feit 7)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [nabestaande 9 ] , een bedrag van € 430,20,vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 430,20, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 9 ] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 8 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[nabestaande 7] (feit 7)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [nabestaande 7] een bedrag van € 793,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 793,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 7] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[nabestaande 3 ] (feit 7)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [nabestaande 3 ] een bedrag van € 5.699,65, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 5.699,65, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 3 ] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 63 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[nabestaande 1 ] (feit 7)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [nabestaande 1 ] een bedrag van € 2.300,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.300,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 1 ] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 33 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[nabestaande 4 ] (feit 7)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [nabestaande 4 ] een bedrag van € 1.540,60, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.540,60, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 4 ] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[nabestaande 11 ] (feit 7)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [nabestaande 11 ] , een bedrag van € 89,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 89,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 11 ] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[nabestaande 13] (feit 7 en 8)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [nabestaande 13] een bedrag van € 2.493,50, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.493,50, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [nabestaande 13] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 34 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[slachtoffer 8 ] (feit 10 en 11)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 8 ] een bedrag van € 100,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 100,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 8 ] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. M. Rootring, rechter,
mr. J. Montijn, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Bruins, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 augustus 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna voor de feiten 1 t/m 6 wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017056308, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, , met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 326).
2.Proces-verbaal aanhouding d.d. 25 februari 2017, p. 20 en 21.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 25 februari 2017, p. 154.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7 ] d.d. 25 februari 2017, p. 87-89
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7 ] d.d. 25 februari 2017, p. 88 en proces-verbaal bevindingen d.d. 25 februari 2017, p. 138.
6.Proces-verbaal aangifte [naam] d.d. 4 maart 2017, p. 325-326.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3 ] d.d.26 februari 2017, p. 162.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4 ] d.d. 27 februari 2017, p. 209-210.
9.Proces-verbaal van aangifte [naam] d.d. 2 maart 2017, p. 222-223.
10.Proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 27 februari 2017, p. 202-208 en Proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen d.d. 30 maart 2017, p. 253-254.
11.Een geschrift, te weten een ‘NFI-rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in ’s-Gravenhage op 25 februari 2017’, d.d. 10 maart 2017, p. 256.
12.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting 14 augustus 2017.
13.Verklaring verdachte bij de rechter-commissaris, d.d. 28 februari 2017.
14.Wanneer hierna voor de feiten 7 t/m 11 wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017114892, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 255).
15.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 27 april 2017, p. 19 – 20.
16.Proces-verbaal bevindingen d.d. 27 april 2017, p. 46.
17.Proces-verbaal aangifte [aangever 1 ] d.d. 27 april 2017, p. 39.
18.Proces-verbaal aangifte [aangever 1 ] d.d. 4 mei 2017, p. 196.
19.Een geschrift, te weten een ‘NFI-rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in ’s-Gravenhage op 25 februari 2017’, d.d. 10 maart 2017, p. 251.
20.Proces-verbaal verhoor [getuige 2 ] d.d. 27 april 2017, p. 43.
21.Proces-verbaal aangifte [nabestaande 3 ] d.d. 28 april 2017, p. 91.
22.Proces-verbaal aangifte [nabestaande 9 ] d.d. 28 april 2017, 144.
23.Proces-verbaal aangifte [nabestaande 10 ] d.d. 28 april 2017, p. 160 en 161.
24.Proces-verbaal aangifte [nabestaande 12 ] d.d. 28 april, p. 190.
25.Proces-verbaal aangifte [nabestaande 1 ] d.d. 28 april 2017, p. 112.
26.Proces-verbaal aangifte [nabestaande 2 ] d.d. 28 april 2017, p. 128.
27.Proces-verbaal aangifte [nabestaande 4 ] d.d. 9 mei 2017, p. 181.
28.Proces-verbaal aangifte [nabestaande 5 ] d.d. 29 april 2017, p. 187-188.
29.Proces-verbaal aangifte [nabestaande 6 ] d.d. 28 april 2017, p. 136-137.
30.Proces-verbaal aangifte [nabestaande 7] d.d. 3 mei 2017, p. 204-205.
31.Proces-verbaal aangifte [nabestaande 8] en [nabestaande 8a ] d.d. 28 april 2017, p. 151.
32.Proces-verbaal aangifte [nabestaande 11 ] d.d. 8 mei 2017, p. 184-185.
33.Proces-verbaal aangifte [nabestaande 13] d.d. 29 april 2017, p. 212-213.
34.Proces-verbaal bevindingen d.d. 30 juli 2017, p. 236-237 inclusief bijlagen.
35.Proces-verbaal aangifte [naam] d.d. 27 april 2017, p. 74
36.Proces-verbaal aangifte [naam] , d.d. 27 april 2017, p. 84.
37.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting 14 augustus 2017.
38.Proces-verbaal aanhouding [verdachte] d.d. 27 april 2017, p. 20.
39.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 9 ] d.d. 27 april 2017, p. 64-65.
40.Proces-verbaal bevindingen d.d. 27 april 2017, p. 66-67.
41.Verklaring verdachte ter terechtzitting 14 augustus 2017.