Het Hof heeft dienaangaande het volgende overwogen en beslist:
"Met betrekking tot het gebeuren op 30 juni 2014 heeft het volgende te gelden. De verdachte heeft bij zijn verhoor door de politie op 18 juli 2014, alsmede ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, erkend dat hij op de ten laste gelegde dag
twee kunstbloemen, die deel uitmaakten van een grote bos die zich op het onderhavige graf bevond, van hun steel heeft afgetrokken. Op een ter terechtzitting in hoger beroep getoond filmfragment, afkomstig van de website 'Youtube', is te zien (...), dat de verdachte om zich heen kijkt, zich vervolgens bukt, zijn armen tussen een bos bloemen steekt en vervolgens een op het oog knippende beweging maakt.
Uit de inhoud van het procesdossier kan worden opgemaakt dat het hier gaat om kunstbloemen die zich bevonden in aan het grafmonument vastgelijmde granieten vazen. Thans ligt de vraag voor of vorenomschreven handelen kan worden bestempeld als het opzettelijk schenden van een graf, althans als het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen of beschadigen van enig op een begraafplaats opgericht gedenkteken.
Blijkens de wetsgeschiedenis moet het delict 'grafschennis' als bedoeld in artikel 149 Wetboek van Strafrecht in het bijzonder worden gezien als een delict ter bescherming van de piëteit. Onder het woord 'graf' in de zin van artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht zal dan ook moeten worden verstaan: 'een plaats waar een lijk begraven ligt', waaronder mede dienen te worden begrepen al die onderdelen van het graf waarmee de piëteit van de rustplaats van de overledene tot uitdrukking wordt gebracht. Het ligt daarom voor de hand om onder het woord 'graf' in voormelde betekenis mede te verstaan de plaats waar de lijkkist met daarin het lijk begraven ligt, de aarde rondom die lijkkist, de lijkkist op zich, de grafsteen c.q. het grafmonument op het graf, alsmede de daarbij behorende, al dan niet onlosmakelijk daarop of daaraan, ter nagedachtenis aan de overledene, aangebrachte eerbetonen en versieringen zoals beelden, foto's, planten en bloemen. Met betrekking tot dat laatste begrip is van geen enkel belang de vraag of het gaat om natuurlijke bloemen of kunstbloemen. Op het graf aangebrachte rouwbloemen zijn per definitie een uiting van liefde en respect voor de overledene en zijn ook tekens van medeleven en deelneming.
Onder 'schenden' in de zin van artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht moet blijkens de bestaande jurisprudentie worden verstaan: het schenden van de integriteit van het graf. Gelet op voormelde wetsgeschiedenis lijkt bij de beoordeling of daarvan sprake is, in het bijzonder van belang te zijn de beantwoording van de vraag of sprake is van opzettelijke krenking van de nagedachtenis van de overledene en/of van het piëteitsgevoel zijner betrekkingen.
De verdachte heeft zowel bij zijn verhoor in het kader van het opsporingsonderzoek als ter terechtzitting met betrekking tot de reden waarom hij voormelde kunstbloemen van het onderhavige graf heeft verwijderd, verklaard -zakelijk weergegeven- (onder meer) dat hij de bloemen mee naar huis wilde nemen om, via internet, een idee te krijgen over de prijs daarvan om op die manier een indicatie te krijgen van het inkomen van de betrokkenen.
In redelijkheid kan aan deze verklaring van de verdachte geen enkel geloof worden gehecht. Op geen enkele wijze valt immers in te zien hoe aan de hand van de prijs van een -gelet op de inhoud van de vordering van de benadeelde partij dienaangaande niet erg kostbaar- boeket kunstbloemen als de onderhavige een idee kan worden verkregen van de hoogte van het inkomen van één of meer bij de overledene betrokken personen, noch daargelaten de vraag of bij de verdachte enige duidelijkheid kon bestaan omtrent de vraag van wie het betreffende boeket afkomstig was.
Door onder voormelde omstandigheden opzettelijk kunstbloemen van het onderhavige graf te verwijderen heeft de verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij daardoor de nagedachtenis van de overledene of van het piëteitsgevoel zijner betrekkingen zou krenken.
Op grond van het vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte (ten minste in voorwaardelijke zin) opzettelijk het onderhavige graf heeft geschonden.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen."