In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor zorgtoeslag voor het jaar 2015. Eiser had zijn aanvraag niet tijdig ingediend, wat de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder in deze zaak, aanleiding gaf om de aanvraag af te wijzen. Eiser had in een brief van 8 december 2014 al te horen gekregen dat zijn zorgtoeslag voor 2015 niet zou worden verlengd, maar heeft desondanks pas op 21 oktober 2016 een aanvraag ingediend. De rechtbank oordeelde dat eiser uit de eerdere communicatie had moeten begrijpen dat hij opnieuw een aanvraag moest indienen en dat de te late indiening voor zijn rekening kwam.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtsmiddelenverwijzing in de brief van 8 december 2014 stond, waardoor de termijnoverschrijding eiser niet kon worden aangerekend. Echter, de rechtbank concludeerde dat de aanvraag om zorgtoeslag niet tijdig was ingediend, aangezien deze pas op 21 oktober 2016 was ontvangen, terwijl de deadline voor indiening 1 september van het jaar volgend op het berekeningsjaar was. De rechtbank heeft ook overwogen dat de argumenten van eiser, dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de zorgtoeslag automatisch werd verlengd en dat hij niet op de hoogte was van de noodzaak om opnieuw aan te vragen, niet konden worden gevolgd.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder de bezwaren van eiser terecht ongegrond had verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Raad van State.