ECLI:NL:RVS:2017:51

Raad van State

Datum uitspraak
11 januari 2017
Publicatiedatum
11 januari 2017
Zaaknummer
201601484/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgtoeslag aanvraag en afwijzing door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 februari 2016, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. Het betreft de aanvraag van [appellant] voor zorgtoeslag over het jaar 2014, die door de Belastingdienst/Toeslagen is afgewezen omdat de aanvraag te laat zou zijn ingediend. De Belastingdienst/Toeslagen had op 21 september 2015 het voorschot zorgtoeslag voor 2015 vastgesteld op € 314,00 en verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond. De rechtbank oordeelde dat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat hij vóór 1 september 2015 een aanvraag om zorgtoeslag voor 2014 had ingediend.

Tijdens de zitting op 15 december 2016 heeft [appellant] betoogd dat hij op 15 augustus 2015 meerdere pogingen heeft gedaan om zorgtoeslag voor 2014 aan te vragen via de website van de Belastingdienst, maar dat dit niet lukte. De Belastingdienst/Toeslagen heeft echter toegelicht dat aanvragen op verschillende manieren kunnen worden ingediend en dat tijdige indiening een vereiste is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat [appellant] niet vóór de deadline een aanvraag heeft ingediend en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen geen zorgtoeslag voor 2014 kon toekennen. Het verzoek van [appellant] om te worden vrijgesteld van de verplichting tot het afsluiten van een zorgverzekering werd niet in deze procedure behandeld, aangezien dit een andere juridische kwestie betreft.

De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201601484/1/A2.
Datum uitspraak: 11 januari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 februari 2016 in zaak nr. 15/5564 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 21 september 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot zorgtoeslag van [appellant] over het jaar 2015 vastgesteld op € 314,00.
Bij besluit van 26 oktober 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar, voor zover thans van belang, ongegrond verklaard.
Bij besluit van 13 januari 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een aanvraag van [appellant] om zorgtoeslag over het jaar 2014 afgewezen.
Bij uitspraak van 4 februari 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 december 2016, waar [appellant] en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] heeft tegen het besluit van 21 september 2015 bezwaar gemaakt omdat de Belastingdienst/Toeslagen hem bij dat besluit niet tevens zorgtoeslag voor het jaar 2014 heeft toegekend.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan de afwijzing van de aanvraag van [appellant] om zorgtoeslag voor het jaar 2014 ten grondslag gelegd dat hij zijn aanvraag te laat heeft ingediend. Ingevolge artikel 15 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) kon tot 1 september 2015 zorgtoeslag voor het jaar 2014 worden aangevraagd. Volgens de besluiten van 26 oktober 2015 en 13 januari 2016 heeft [appellant] pas bij zijn bezwaarschrift van 18 september 2015, door de dienst ontvangen op 21 september 2015, zorgtoeslag voor 2014 aangevraagd. Deze aanvraag moest worden afgewezen omdat hij na 1 september 2015 is ingediend, aldus de Belastingdienst/Toeslagen.
De rechtbank heeft overwogen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vóór 1 september 2015 een aanvraag om zorgtoeslag voor het jaar 2014 bij de Belastingdienst/Toeslagen heeft ingediend.
2. Deze procedure betreft alleen de aanvraag van [appellant] om zorgtoeslag voor het jaar 2014.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij vóór 1 september 2015 geen aanvraag om zorgtoeslag over het jaar 2014 heeft ingediend. Hij voert aan dat hij op 15 augustus 2015 heeft geprobeerd via de website van de Belastingdienst zorgtoeslag over het jaar 2014 aan te vragen, maar dat dit niet lukte. Hij kreeg steeds de melding dat hij geen zorgtoeslag over 2014 kon aanvragen omdat hij al zorgtoeslag over dat jaar ontving en hij kon op het aanvraagformulier alleen het jaar 2015 invullen, aldus [appellant].
Verder voert [appellant] aan dat ook al zou hij niet vóór 1 september 2015 zorgtoeslag voor het jaar 2014 hebben aangevraagd, hij toch recht heeft op zorgtoeslag voor dat jaar, omdat hij in dat jaar premie voor een zorgverzekering heeft betaald. De zorgtoeslag wordt immers toegekend ter compensatie van die premie, aldus [appellant].
Tot slot verzoekt [appellant] de Afdeling, indien deze de uitspraak van de rechtbank bevestigt, om uit te spreken dat hij niet langer verplicht is een zorgverzekering af te sluiten.
3.1. Artikel 15, eerste lid, van de Awir luidt als volgt: "Een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar kan tot 1 september van het jaar volgend op het berekeningsjaar worden ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen. Indien de belanghebbende of diens partner voor de in de eerste volzin genoemde datum is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na die datum verloopt, wordt de in die volzin bedoelde termijn verlengd tot de laatste dag van de door de inspecteur voor het indienen van die aangifte gestelde termijn. De tweede volzin is van overeenkomstige toepassing ingeval een medebewoner is uitgenodigd om aangifte inkomstenbelasting te doen en de aanvraag betrekking heeft op een tegemoetkoming op grond van een inkomensafhankelijke regeling waarin is bepaald dat naast de draagkracht van de belanghebbende en diens partner ook de draagkracht van medebewoners van belang is voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. Indien meer dan een van de personen, bedoeld in de tweede en derde volzin, is uitgenodigd om aangifte inkomstenbelasting te doen, wordt voor de toepassing van die volzinnen uitgegaan van de aangifte waarvan de indieningstermijn het laatst verloopt."
3.2. Ter zitting heeft [appellant] gesteld dat hij op 15 augustus 2015, en ook eerder dat jaar, meerdere keren heeft geprobeerd via de website van de belastingdienst een zorgtoeslag voor het jaar 2014 aan te vragen, maar steeds de mededeling kreeg dat hij die zorgtoeslag niet kon aanvragen omdat hij de toeslag al ontving. De Belastingdienst/Toeslagen heeft ter zitting toegelicht dat een zorgtoeslag via de website van de belastingdienst, via een van die website te downloaden formulier en per brief kan worden aangevraagd. Anders dan [appellant] betoogt, is het tijdig aanvragen van een zorgtoeslag één van de vereisten om voor die toeslag in aanmerking te kunnen komen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat artikel 15, eerste lid, van de Awir betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen alleen een zorgtoeslag voor het jaar 2014 kan toekennen, indien die zorgtoeslag vóór 1 september 2015 is aangevraagd. [appellant] heeft geen enkel bewijsstuk overgelegd, ook niet in hoger beroep, ter staving van zijn stelling dat hij vóór 1 september 2015 heeft geprobeerd een zorgtoeslag voor het jaar 2014 aan te vragen.
Uit het voorgaande volgt dat [appellant] niet vóór 1 september 2015 een aanvraag om zorgtoeslag voor het jaar 2014 bij de Belastingdienst/Toeslagen heeft ingediend. De enkele stelling van [appellant] dat hij wel heeft geprobeerd die toeslag vóór 1 september 2015 aan te vragen, betekent niet dat de Belastingdienst/Toeslagen hem een zorgtoeslag voor het jaar 2014 moest toekennen. De rechtbank is op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht geen zorgtoeslag voor het jaar 2014 aan [appellant] heeft toegekend.
Het, voor het eerst in hoger beroep gedane, verzoek van [appellant] over de verplichting om een zorgverzekering af te sluiten kan in deze procedure niet aan de orde komen. De verplichting om een zorgverzekering af te sluiten volgt rechtstreeks uit artikel 2 van de Zorgverzekeringswet.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Koeman w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2017
507.