ii) de Staat te verbieden om op enigerlei wijze verdere uitvoering te geven aan de aan de Stichting verstrekte lening totdat de Europese Commissie:
a. ofwel bij beschikking op grond van artikel 4, tweede lid, van de Procedureverordening heeft vastgesteld dat de aangemelde maatregel geen steun vormt;
b. ofwel bij beschikking op grond van artikel 4, derde lid, van de Procedureverordening heeft vastgesteld dat de aangemelde maatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt;
c. ofwel, na op grond van artikel 4, vierde lid, van de Procedureverordening de formele onderzoeksprocedure van artikel 108, tweede lid, VWEU te hebben ingeleid, een eindbeslissing heeft genomen op grond van artikel 108, tweede lid, VWEU juncto artikel 9, lid 2, 3, 4 of 5 van de Procedureverordening;
d. ofwel de steun op grond van artikel 4, zesde lid, van de Procedureverordening geacht moet worden te zijn goedgekeurd en de Europese Commissie niet binnen vijftien werkdagen na kennisgeving van de tenuitvoerlegging conform artikel 4, zesde lid, van de Procedureverordening een beschikking overeenkomstig artikel 4 van de Procedureverordening heeft gegeven;
subsidiair:
iii) een beslissing te nemen die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht;
alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de Staat in de kosten van dit geding.