Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2017 in de zaak tussen
[eiser 1] , V-nummer [vreemdelingennummer 1] ,
eiser 2, hierna gezamenlijk: eisers,
Rechtbank Den Haag
Op 15 augustus 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen twee eisers, die pleegkinderen zijn van referente, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eisers hadden een aanvraag ingediend voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) met als doel gezinshereniging. Deze aanvraag was eerder afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die de herhaalde aanvraag konden onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat de feitelijke gezinsband tussen de eisers en referente niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en besluiten die deze conclusie ondersteunden, en oordeelde dat de omstandigheden van de biologische kinderen van referente niet als nieuw feit konden worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van nieuwe feiten bij herhaalde aanvragen en de strikte toepassing van artikel 4:6 Awb.