ECLI:NL:RBDHA:2017:8600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2017
Publicatiedatum
1 augustus 2017
Zaaknummer
09-817178-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Den Haag inzake afpersing, drugshandel en hennepteelt

Op 3 augustus 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing, drugshandel en hennepteelt. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het plegen van drie overvallen op winkels in januari 2017, waarbij hij onder bedreiging van geweld geld heeft geëist. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij cocaïne, MDMA en een nepwapen in zijn bezit had, evenals het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit voor de hennepkwekerij.

De rechtbank heeft op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft tijdens de zittingen zijn betrokkenheid bij de overvallen erkend en heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, waaronder een bedrag van €1.200,00 aan een van de slachtoffers van de overvallen. De rechtbank heeft ook beslist over de onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen en de verbeurdverklaring van een nepwapen dat bij de feiten is gebruikt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/817178-17; 09/818266-17 (ttz.gev)
Datum uitspraak: 3 augustus 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
[adres] ,
thans gedetineerd in [adres P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 mei 2017 (pro forma) en 20 juli 2017 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.F. Heslinga en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. H.F. van Kregten, advocaat te Waddinxveen, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting van 20 juli 2017 – ten laste gelegd dat hij zich, kort samengevat, heeft schuldig heeft gemaakt aan:
Dagvaarding I met parketnummer 09/817178-17:
  • afpersing door aangeefsters op 17, 18 en 24 januari 2017 in respectievelijk Waddinxveen, Oudewater, en Bodegraven met dreigende woorden en onder bedreiging van een mes te dwingen tot afgifte van geld (feiten 1 tot en met 3 eerste cumulatief/alternatief);
  • onder het tweede cumulatief/alternatief van de feiten 1 tot en met 3 is voornoemd handelen van de verdachte ten laste gelegd als diefstal met geweld;
  • het aanwezig hebben van cocaïne en MDMA op 25 januari 2017 te Driebruggen (feit 4);
Dagvaarding II met parketnummer 09/818266-17:
  • het voorhanden hebben van een nepwapen op 25 januari 2017 in Driebruggen (hierna doorgenummerd als feit 5);
  • (medeplegen van) hennepteelt in de periode van 21 december 2016 tot en met 24 januari 2017 in Driebruggen (hierna doorgenummerd als feit 6);
  • (medeplegen van) het opzettelijk aanwezig hebben van 184 hennepplanten op 25 januari 2017 in Driebruggen (hierna doorgenummerd als feit 7);
  • (medeplegen van) diefstal van elektriciteit in de periode van 21 december 2016 tot en met 24 januari 2017 in Driebruggen (hierna doorgenummerd als feit 8).
De volledige tenlasteleggingen zijn als bijlage A aan dit vonnis gehecht.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij drie overvallen op winkels heeft gepleegd, harddrugs en een wapen in zijn woning had liggen en ook een hennepkwekerij in zijn woning had ingericht.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir – gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 eerste cumulatief/alternatief en onder 4 tot en met 8 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnotities – voor wat betreft de bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde afpersing aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie. Op de overige standpunten van de verdediging zal de rechtbank, voor zover van belang, bij de beoordeling van de tenlastelegging ingaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Feiten 1 tot en met 3 eerste cumulatief/alternatief
Nu de verdachte deze tenlastegelegde feiten heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering Sv) ten aanzien van de bewezenverklaring van deze feiten volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 1 eerste cumulatief/alternatief
  • het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] mede namens de benadeelde [naam bedrijf] d.d. 17 januari 2017, blz. 37-41;
  • het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 25 januari 2017, blz. 28-29;
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2017.
Feit 2 eerste cumulatief/alternatief
  • Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] mede namens [naam bedrijf] d.d. 18 januari 2017, blz. 94-96;
  • het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 25 januari 2017, blz. 28 en 30;
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2017.
‘Steekbeweging’ bij feit 2
De rechtbank gaat er – anders dan de verdachte heeft verklaard – op grond van de aangifte van uit dat hij een steekbeweging in de richting van aangeefster heeft gemaakt. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van aangeefster. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte heeft bevestigd dat aangeefster in eerste instantie weigerde om hem geld te geven. De rechtbank acht het aannemelijk dat hij toen noodzaak zag om zijn verzoek om geld kracht bij te zetten door het mes te pakken, te roepen ‘laatste waarschuwing’ en daarbij een steekbeweging in de richting van aangeefster te maken.
Feit 3 eerste cumulatief/alternatief
  • Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] d.d. 24 januari 2017, blz. 55-58;
  • het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 25 januari 2017, blz. 28 en 31;
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2017.
3.4.2
De cocaïne en MDMA (feit 4)
Nu de verdachte ook dit feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, Sv ten aanzien van de bewezenverklaring van dit feit volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 25 januari 2017, blz. 32;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2017, blz. 104, met als bijlage geschriften, te weten foto’s van de aangetroffen verdovende middelen, blz. 105-110;
- het proces-verbaal van verhoor van de [medeverdachte] d.d. 27 januari 2017, blz. 221-222;
- de aanvraag extern forensisch onderzoek d.d. 14 februari 2017, blz. 278, 279 en 280;
- het rapport Identificatie van drugs en precursoren d.d. 1 maart 2017 met nummer 2017.02.16.206 (aanvraag 001), opgesteld door ing. [naam] NFI-deskundige forensische drugsanalyse, blz. 284-285;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2017.
Hoeveelheid
De raadsman heeft betoogd dat nu de verdachte niet op de hoogte was van het aantal van 272 pillen à 0,28 gram dat zich in zijn woning bevond, slechts kan worden bewezenverklaard dat de verdachte ‘een hoeveelheid’ van een materiaal bevattende MDMA aanwezig heeft gehad.
De rechtbank gaat hieraan voorbij nu de verdachte weet had van de aanwezigheid van pillen in zijn huis en – naar zijn eigen verklaring – ook wist dat er vanuit zijn woning werd gedeald. Dat hij niet exact wist hoeveel pillen het waren, maakt niet dat hij niet voor de totale hoeveelheid verantwoordelijk kan worden gehouden.
3.4.3
Het (nep)wapen (feit 5)
Nu de verdachte het onder 5 tenlastegelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, Sv ten aanzien van de bewezenverklaring van dit feit volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • het proces-verbaal d.d. 2 februari 2017, blz. 179-180;
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2017.
3.4.4
De hennepteelt en diefstal elektriciteit (feiten 6 tot en met 8)
Nu de verdachte ook deze tenlastegelegde feiten heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, Sv ten aanzien van de bewezenverklaring van deze feiten volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 25 januari 2017, blz. 33;
- het proces-verbaal van verhoor van de [medeverdachte] d.d. 27 januari 2017, blz. 219-220;
- het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 23 maart 2017, blz. 329-332;
- het proces-verbaal d.d. 26 april 2017, blz. 372-374, met als bijlagen geschriften, te weten foto’s van de kwekerij, blz. 375-381;
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] namens de benadeelde Stedin Netbeheer B.V. (Stedin) d.d. 26 april 2017, blz. 412-414, met als bijlage de ‘rapportage diefstal energie’ d.d. 1 februari 2017, opgesteld door [aangever 4] en mede ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, blz. 415-418, met bijlagen blz. 419-436;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2017.
De pleegperiode
De raadsman heeft verzocht om voor wat betreft de onder 6 tot en met 8 tenlastegelegde feiten de periode in te korten, in die zin dat – in aansluiting op de berekening van Stedin – wordt uitgegaan van een periode van 28 december 2016 tot en met 25 januari 2017.
De rechtbank ziet, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen en het zeer geringe verschil van slechts zeven dagen met de tenlastegelegde periode, geen aanleiding om hier van af te wijken en zal derhalve in zoverre voorbijgaan aan het verweer van de raadsman.
Medeplegen
De raadsman heeft betoogd dat het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’ in de onder 6 tot en met 8 tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu er geen sprake is geweest van ‘een nauwe en bewuste samenwerking met een ander’.
De rechtbank gaat voorbij aan dit verweer van de raadsman en zal als na te melden bewezen verklaren dat de verdachte samen met anderen hennep heeft geteeld en aanwezig heeft gehad. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte in zijn verhoren op 25 januari 2017 en 23 maart 2017 heeft verklaard dat de in de kwekerij aangetroffen vingerafdrukken afkomstig moeten zijn van een Turk die hij van vroeger kent en hem tips heeft gegeven over en heeft geholpen bij het opzetten van de hennepkwekerij. De verdachte heeft voorts de verklaring van zijn echtgenote, [medeverdachte] , bevestigd, inhoudende onder meer dat zij op de hoogte was van het bestaan van de hennepkwekerij en dat zij hem heeft geholpen bij het naar boven sjouwen van de spullen en het zagen van houten latten.
Nu de verdachte voorts heeft verklaard dat de stroom door voornoemde Turk onder de meter is aangesloten, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 17 januari 2017 te Waddinxveen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
,door bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 735 euro, toebehorende aan [naam bedrijf] , welke bedreiging met geweld bestond uit het op dreigende wijze zeggen van de volgende woorden: "Als jij nou is voor mij al het papiergeld in dit zakje doet en ook het geld wat achter ligt want ik weet dat het er ligt", en vervolgens het neerleggen van een pedaalemmerzakje op de toonbank en vervolgens het tevoorschijn halen uit de mouw van zijn jas van een mes van ongeveer 30 cm lang
datin een beschermhoes/koker zat en vervolgens het uit de beschermhoes/koker halen van het mes en vervolgens het tonen van het mes aan die [aangever 1] ;
2.
hij op 18 januari 2017 te Oudewater met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
,door bedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 760 euro, toebehorende aan [naam bedrijf] , welke bedreiging met geweld bestond uit het trekken en tonen van een mes van ongeveer 35 cm lang vanonder zijn kleding en het op dreigende wijze zeggen dat zij, [aangever 2] , het papiergeld uit de kassa moest halen en aan hem moest geven en het maken van een steekbeweging met het mes in de richting van die [aangever 2] en het op dreigende wijze zeggen van de volgende woorden: "Laatste waarschuwing" en het openhouden van een plastic tas;
3.
hij op 24 januari 2017 te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [aangever 3] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 265 euro, toebehorende aan [naam bedrijf] , welke bedreiging met geweld bestond uit het op dreigende wijze zeggen van de volgende woorden: "Ik wil je geld hebben" en "Opschieten" en het vasthouden van een koker van ongeveer 40 cm lang en vervolgens het uit de koker trekken van een mes en het gooien van een plastic tas op de balie en het op dreigende wijze zeggen dat die [aangever 3] op de grond moest gaan zitten;
4.
hij op 25 januari 2017 te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 76,16 gram (272 pillen á 0,28 gram per stuk) van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA
middelenals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij op 25 januari 2017 te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een voor be- en afdreiging geschikt (nep)wapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (van het merk Beretta model 92) voorhanden heeft gehad;
6.
hij in de periode van 21 december 2016 tot en met 24 januari 2017 te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
heeft geteeld (in een pand aan
de[adres] 184 hennepplanten, zijnde hennep een middel
alsvermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
7.
hij op 25 januari 2017 te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 184 hennepplanten, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
8.
hij in de periode van 21 december 2016 tot en met 25 januari 2017 te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit,
toebehorende aan energiebedrijf Eneco.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1, eerste cumulatief/alternatief:
afpersing;
ten aanzien van feit 2, eerste cumulatief/alternatief:
afpersing;
ten aanzien van feit 3, eerste cumulatief/alternatief:
afpersing;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 6:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 7:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 8:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich onder, verwijzing naar de oriëntatiepunten van het LOVS, op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en zes maanden als uitgangspunt heeft te gelden voor de tenlastegelegde feiten tezamen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft de officier van justitie haar strafeis gematigd en gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren op te leggen, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de opbouw van de strafeis van de officier van justitie, waarbij zij de verschillende straffen die doorgaans voor de tenlastegelegde feiten afzonderlijk worden opgelegd heeft opgeteld, niet klopt en dat daarbij onvoldoende rekening is gehouden met de specifieke persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdachte enorm veel spijt heeft van zijn gedrag, in het bijzonder van de gevolgen voor aangeefsters, en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Onder verwijzing naar het reclasseringsrapport heeft de raadsman verzocht om dit advies te volgen en aan de verdachte een relatief lange voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daaraan moeten de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden, zodat de verdachte – zowel in zijn eigen belang als in het belang van de maatschappij – aan zichzelf kan gaan werken, aldus de raadsman.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich binnen een tijdsbestek van acht dagen schuldig gemaakt aan drie overvallen op bakkerijen en een bloemenzaak. Bij deze overvallen heeft de verdachte elke keer onder dreiging van een groot mes en met gebruik van dreigende woorden de aanwezige medewerkster gedwongen al het kasgeld af te geven. Om de overvallen te vergemakkelijken had de verdachte zich er vooraf steeds van vergewist dat er maar één personeelslid in de winkels aanwezig was en geen klanten.
De verdachte heeft met zijn handelen alleen aan zijn eigen geldelijk gewin gedacht en niet aan de emotionele en psychische gevolgen voor de slachtoffers. Uit de verklaringen in het dossier blijkt dat de verdachte hen veel angst heeft aangejaagd. Uit de vordering van het slachtoffer [aangever 3] en de toelichting die zij ter terechtzitting van 20 juli 2017 heeft gegeven, blijkt dat zij sinds de overval niet meer alleen in de winkel durft te werken en thans onder behandeling is voor een post traumatische stress stoornis. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van overvallen nog gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden, zeker indien de overval plaatsvindt in een omgeving waarin een slachtoffer dagelijks moet terugkeren, zoals in dit geval de werkomgeving. Bovendien maakt een gewapende overval een ernstige inbreuk op de rechtsorde en kunnen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toenemen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. De ernst van deze feiten maakt dat in beginsel geen andere modaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is te achten.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het in zijn woning aanwezig hebben van cocaïne en MDMA pillen. Deze verdovende middelen zijn schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers. De productie en het gebruik van hiervan gaan bovendien vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, hetgeen tot allerlei maatschappelijke schade leidt. Het is duidelijk dat de verdachte ook hiervoor geen oog heeft gehad en alleen maar aan zichzelf heeft gedacht.
De verdachte heeft verder een imitatiewapen voorhanden gehad. Met dit voorwerp kan weliswaar geen fysiek letsel worden toegebracht, maar het is wel voor bedreiging en afdreiging geschikt en daarom verboden.
Bovenop dit alles komt ook nog dat de verdachte gedurende ruim een maand samen met anderen een hennepkwekerij in zijn woning heeft gehad en op professionele wijze een groot aantal hennepplanten heeft geteeld en bewerkt. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Met zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de verslavingsproblematiek, waarmee andere vormen van criminaliteit gepaard gaan.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van de elektriciteit die nodig was voor de hennepkwekerij en waardoor, nu hij samen met een ander wijzigingen in de elektrische installatie heeft aangebracht, bovendien gevaar voor de veiligheid van personen en goederen is ontstaan.
Documentatie
Blijkens het strafblad van de verdachte van 26 januari 2017, is hij niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte kennisgenomen van de volgende stukken:
  • een beknopt reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering d.d. 27 januari 2017;
  • het Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek d.d. 4 april 2017, opgesteld door [naam] (klinisch psycholoog BIG),
  • het Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek d.d. 21 april 2017, opgesteld door [naam] (psychiater),
  • het rapport van Reclassering Nederland, op 28 juni 2017 ingekomen bij de griffie van deze rechtbank, opgesteld door [naam] (reclasseringswerker).
De verdachte heeft zijn medewerking aan het psychologisch en psychiatrisch onderzoek geweigerd.
De reclassering concludeert in het laatstgenoemde rapport dat de verdachte – first offender – gewetenswroeging heeft, lijdensdruk ervaart en over een positief steunende familie beschikt. De reclassering schat de kans op recidive als laag in en adviseert, ondanks de ernst van het tenlastegelegde en de daarmee gepaard gaande maatschappelijke onrust, aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij Reclassering Nederland;
  • de verplichting om zich te laten behandelen bij de forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke forensische ambulante zorg;
  • een locatieverbod, inhoudende dat de verdachte zich niet zal bevinden in de directe omgeving van de [adres] in Bodegraven, alsmede de directe omgeving van de [adres] te Oudewater, een en ander te controleren met een elektrisch controlemiddel;
  • een locatiegebod, inhoudende dat de verdachte op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op het verblijfsadres [adres] te Driebruggen, waarbij hij op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van twaalf uren ter invulling van zijn dagbesteding heeft en in de weekenden vier uren per dag.
Straf
Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting ten aanzien van de gepleegde feiten zijn vastgesteld en de straffen die in de rechtspraak voor vergelijkbare misdrijven, gepleegd onder vergelijkbare omstandigheden, worden opgelegd. De rechtbank beschouwt de verdachte voor alle bewezenverklaarde feiten als first offender.
De rechtbank acht het gemak waarmee de verdachte na de eerste overval – die volgens zijn eigen verklaring veel indruk op hem had gemaakt – heel snel nóg twee overvallen heeft gepleegd schokkend en zeer zorgelijk. De verdachte heeft ter terechtzitting bovendien erkend dat hij mogelijk nog meer overvallen zou hebben gepleegd als hij niet na de derde overval was aangehouden door de politie. Verder heeft hij geen volledige openheid van zaken willen geven over de problemen die voorafgaand aan de misdrijven in zijn leven speelden en die hem – mogelijk – tot zijn strafbare handelen hebben gedreven. Anders dan de verdediging heeft betoogd, kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat de verdachte probeert zijn eigen rol kleiner te maken door zijn (toenmalige) echtgenote aan te wijzen als degene voor wie hij zich genoodzaakt voelde om strafbare feiten te plegen. Zo neemt hij niet de volledige verantwoordelijkheid voor zijn daden.
Hoewel de rechtbank de verdachte enerzijds voldoende perspectief wil bieden om na het uitzitten van de vrijheidsstraf zijn leven op een andere manier vorm te geven dan hij tot op heden heeft gedaan, kan de rechtbank anderzijds niet om de ernst van de bewezenverklaarde feiten heen. De rechtbank zal, alle omstandigheden in aanmerking nemend, een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden opleggen met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Nu de lengte van deze straf geen ruimte laat voor een voorwaardelijk strafdeel, is er evenmin ruimte voor het opleggen van bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. De rechtbank merkt op dat dergelijke voorwaarden – indien noodzakelijk – in de toekomst in het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen worden opgelegd.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

Er hebben zich de volgende benadeelde partijen gevoegd:
  • [naam] ( [naam bedrijf] ) ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 760,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (feit 2);
  • [naam] ( [naam bedrijf] ) ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 265,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (feit 3);
- [aangever 3] ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel (feit 3).
7.1
De vordering van de officier van justitie
Voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen [naam] en [naam] heeft de officier van justitie – mede gelet op de toelichting ter terechtzitting van 20 juli 2017 van deze benadeelde partijen – geconcludeerd dat er geen vorderingen meer zijn, nu de gevorderde bedragen geheel zijn vergoed door de verzekering.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] , met toewijzing van de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [naam] en [naam] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, nu is gebleken dat de schade door de verzekeraar is vergoed.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] heeft de raadsman betoogd dat niet geheel duidelijk is geworden hoe het materiële en immateriële deel van de schade is samengesteld. Desondanks is de verdachte bereid om het gehele gevorderde bedrag te voldoen als de rechtbank hem daartoe verplicht, aldus de raadsman.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
[naam] en [naam]
De rechtbank zal de vorderingen niet-ontvankelijk verklaren, aangezien – mede naar aanleiding van de toelichting van de benadeelde partijen ter terechtzitting van 20 juli 2017 – is komen vast te staan dat de geleden schade volledig door de verzekeraar is vergoed.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[aangever 3]
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting van 20 juli 2017 desgevraagd toegelicht dat zij op dit moment wordt behandeld voor de psychische schade (PTSS) die zij als gevolg van het tenlastegelegde heeft opgelopen. Deze behandeling zal gevolgen hebben voor haar eigen risico en zij zal hiervoor een eigen bijdrage moeten voldoen. De benadeelde partij wil deze materiële kosten en de door haar geleden immateriële schade – welke zij op dit moment niet nader kan specificeren – op de verdachte verhalen.
De rechtbank overweegt dat de vordering door de verdachte niet is betwist en – mede gelet op bovengenoemde toelichting – voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 eerste cumulatief/alternatief bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.200,00.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van is 24 januari 2017 ontstaan.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 eerste cumulatief/alternatief bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.200,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 januari 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 3] .
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8. Beslag
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage B aan dit vonnis is gehecht):
  • onder 1 en 3 tot en met 9 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer,
  • onder 10 en 11 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven/bewaard ten behoeve van de rechthebbende,
  • onder 12 en 13 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte,
  • het onder 2 genummerde voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 en 3 tot en met 9 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien:
  • met betrekking tot het onder 1 genummerde voorwerp het onder 5 bewezenverklaarde feit is begaan;
  • met behulp van de onder 3, 4 en 7 genummerde voorwerpen de onder 1 tot en met 3 eerste cumulatief/alternatief bewezenverklaarde feiten zijn begaan;
  • het aan de verdachte toebehorende onder 6 genummerde voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten, dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht, is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan;
  • deze onder 8 en 9 genummerde voorwerpen zijn vervaardigd of bestemd tot het begaan van het onder 4 bewezenverklaarde feit;
en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de op de beslaglijst onder 10 en 11 genummerde voorwerpen.
Teruggave aan de verdachte
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 12 en 13 genummerde voorwerpen.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien het aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de onder 1 tot en met 3 eerste cumulatief/alternatief bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 24, 24 c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 47, 57, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijsten I en II;
- 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 eerste cumulatief/alternatief en 4 tot en met 8 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, eerste cumulatief/alternatief:
afpersing;
ten aanzien van feit 2, eerste cumulatief/alternatief:
afpersing;
ten aanzien van feit 3, eerste cumulatief/alternatief:
afpersing;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 6:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 7:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 8:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
54 (vierenvijftig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[aangever 3] , groot
€ 1.200,00,vermeerderd met de gevorderde
wettelijke rente daarover vanaf 24 januari 2017tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag,
groot
€ 1.200,00ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 3] ,vermeerderd met de gevorderde
wettelijke rente daarover vanaf 24 januari 2017tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
22 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij [aangever 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partijen
[naam] te en [naam] niet-ontvankelijkin de vorderingen;
veroordeelt deze benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verklaart
onttrokken aan het verkeerde op de beslaglijst onder 1 en 3 tot en met 9 genummerde voorwerpen, te weten:
1.00 STK Vuurwapen
IMITATIE,
1.00 STK Dolk
-
in houder, aangetroffen in de auto,
1.00 STK Dolk
-
aangetroffen in woonkamer op de bank,
1.00 STK Stok Kl:zwart
US wapenstok
aangetroffen in woonkamer op de bank,
1.00 STK Boksartikel Kl:zwart
Boksbeugel,
1.00 STK Mes
-
mes in koker, aangetroffen in auto,
1.00 DS Doos Kl:goud
pillendoos
doosje met versnijdingsinstr. voor drugs,
1.00 STK Tas
-
inhoud ponypacks nieuw, gevouwen en gebruikte;
gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de op de beslaglijst onder 10 en 11 genummerde voorwerpen, te weten:
1.00 STK Kentekenplaat
[kenteken] ,
1.00 STK Kentekenplaat
[kenteken] ;
gelast de
teruggave aan de verdachtevan de op de beslaglijst onder 12 en 13 genummerde voorwerpen, te weten:
1.00 STK Poeder
CHOCOPOEDER,
1.00 STK Kaart
Simkaart;
verklaart verbeurdhet op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten:
1.00 STK Personenauto [kenteken]
VOLKSWAGEN POLO 2010 Kl:blauw.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. Bouman, voorzitter,
mr. W.N.L. Donker, rechter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Noorlander en R.J.J. Melissen, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 augustus 2017.
BIJLAGE A
De tenlasteleggingen
Dagvaarding I met parketnummer 09/817178-17
1.
hij op of omstreeks 17 januari 2017 te Waddinxveen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (ongeveer 735 euro), in elk geval van enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (op dreigende wijze) zeggen van de volgende woorden: "Als jij nou is voor mij al het papiergeld in dit zakje doet en ook het geld wat achter ligt want ik weet dat het er ligt", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens) het neerleggen van een (pedaalemmer)zakje op de toonbank en/of (vervolgens) het tevoorschijn halen (uit de mouw van zijn jas) van een mes (van ongeveer 30 cm lang) die in een beschermhoes/koker zat en/of (vervolgens) het uit de beschermhoes/koker halen van het mes en/of (vervolgens) het tonen van het mes aan die [aangever 1] ;
EN/OF
hij op of omstreeks 17 januari 2017 te Waddinxveen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geld bedrag van (ongeveer) 735 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het (op dreigende wijze) zeggen van de volgende woorden: "Als jij nou is voor mij al het papiergeld in dit zakje doet en ook het geld wat achter ligt want ik weet dat het er ligt", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens) het neerleggen van een (pedaalemmer)zakje op de toonbank en/of (vervolgens) het tevoorschijn halen (uit de mouw van zijn jas) van een mes (van ongeveer 30 cm lang) die in een beschermhoes/koker zat en/of (vervolgens) het uit de beschermhoes/koker halen van het mes en/of (vervolgens) het tonen van het mes aan die [aangever 1] ;
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2017 te Oudewater met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (ongeveer 760 euro), in elk geval van enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het trekken en/of tonen van een mes (van ongeveer 35 cm lang) vanonder zijn kleding en/of het (op dreigende wijze) zeggen dat zij, [aangever 2] , het papiergeld uit de kassa moest halen en aan hem moest geven, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of het maken van een steekbeweging met het mes naar/in de richting van die [aangever 2] en/of het (op dreigende wijze) zeggen van de volgende woorden: "Laatste waarschuwing" en/of het openhouden van een plastic tas;
EN/OF
hij op of omstreeks 18 januari 2017 te Oudewater met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geld bedrag van (ongeveer) 760 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het trekken en/of tonen van een mes (van ongeveer 35 cm lang) vanonder zijn kleding en/of het (op dreigende wijze) zeggen dat zij, [aangever 2] , het papiergeld uit de kassa moest halen en aan hem moest geven, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of het maken van een steekbeweging met het mes naar/in de richting van die [aangever 2] en/of het (op dreigende wijze) zeggen van de volgende woorden: "Laatste waarschuwing" en/of het openhouden van een plastic tas;
3.
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (ongeveer 265 euro), in elk geval van enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (op dreigende wijze) zeggen van de volgende woorden: "Ik wil je geld hebben" en/of "Opschieten", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of het vasthouden van een koker (van ongeveer 40 cm lang) en/of (vervolgens) het uit
de koker trekken van een grijs ijzerkleurig voorwerp (te weten een mes) en/of het gooien van een plastic tas op de balie en/of het (op dreigende wijze) zeggen dat die [aangever 3] op de grond moet gaan zitten;
EN/OF
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geld bedrag van (ongeveer) 265 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het (op dreigende wijze) zeggen van de volgende woorden: "Ik wil je geld hebben" en/of "Opschieten", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of het vasthouden van een koker (van ongeveer 40 cm lang) en/of (vervolgens) het uit
de koker trekken van een grijs ijzerkleurig voorwerp (te weten een mes) en/of het gooien van een plastic tas op de balie en/of het (op dreigende wijze) zeggen dat die [aangever 3] op de grond moet gaan zitten;
4.
hij op of omstreeks 25 januari 2017 te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 76,16 gram (272 pillen á 0,28 gram per stuk), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Dagvaarding II met parketnummer 09/818266-17
5.
hij op of omstreeks 25 januari 2017 te Driebruggen, gemeente
Bodegraven-Reeuwijk, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een voor be-
en afdreiging geschikt (nep)wapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft
zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen
(van het merk Beretta model 92) voorhanden heeft gehad;
6.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 december
2016 tot en met 24 januari 2017 te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 184 hennepplanten, althans een groot
aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van die wet;
7.
hij op of omstreeks 25 januari 2017 te Driebruggen, gemeente
Bodegraven-Reeuwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 184 hennepplanten, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
8.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 december
2016 tot en met 25 januari 2017 te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan energiebedrijf Eneco, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017025041 Z, van politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, districtsrecherche Alphen aan den Rijn - Gouda, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 436).