ECLI:NL:RBDHA:2017:8298

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
NL17.3844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardigheid seksuele geaardheid van Iraanse vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse vrouw die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had haar aanvraag afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De eiseres, geboren in 1987 in Iran, stelde dat zij lesbisch is en dat zij problemen heeft ondervonden door haar seksuele geaardheid, met name door de bedreigingen van de echtgenoot van haar vriendin. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de seksuele geaardheid van eiseres ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat eiseres niet geloofwaardig had verklaard over haar seksuele geaardheid en de problemen die zij had ondervonden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.3844

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [vreemdelingennummer]

(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Sidler).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als kennelijk ongegrond. Verder heeft verweerder aan eiseres geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend en evenmin uitstek van vertrek.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens verschenen is T. Mehrian, tolk.

Overwegingen

1. Eiseres stelt dat zij is geboren op [geboortedatum] 1987 en dat zij de Iraanse nationaliteit bezit. Aan haar asielaanvraag heeft zij -samengevat weergegeven- het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres is lesbisch. Op haar achtste voelde eiseres zich voor het eerst aangetrokken tot een meisje, een nicht van haar. Op de middenbouw had eiseres in het geheim onschuldig intiem contact met vriendinnen, totdat zij werden betrapt en voor een week werden geschorst. Op de middelbare school had eiseres gedurende drie jaar een relatie met haar tien jaar oudere docente [persoon 1] . Vanaf medio 2010/2011 had eiseres een relatie met de eveneens tien jaar oudere [persoon 2] . Gedurende drie à vier jaar hadden zij alleen contact via social media, maar vanaf juli/augustus 2014 spraken zij ook in persoon met elkaar af. [persoon 2] bleek ongelukkig getrouwd met [persoon 3] , een moellah en tevens lid van het Islamitische Revolutionaire Gardisten Corps (IRGC). Tijdens een van hun ontmoetingen bij [persoon 2] thuis was [persoon 3] er ook. Aanvankelijk maakte hij op eiseres een aardige en fatsoenlijke indruk, maar toen hij haar naar huis bracht zei hij dat zij het contact met [persoon 2] moest verbreken. Eiseres en [persoon 2] bleven elkaar nog wel zien, maar niet meer bij [persoon 2] thuis. Op 12 oktober 2014 heeft [persoon 3] eiseres en [persoon 2] samen gezien op straat. Eiseres en [persoon 2] zeiden tegen hem dat zij elkaar toevallig waren tegengekomen waarop [persoon 3] eiseres uitnodigde om mee te eten. Toen eiseres die avond weer door [persoon 3] naar huis werd gebracht liet hij haar weten dat hij niet geloofde dat zij elkaar toevallig waren tegengekomen en heeft hij haar verkracht. Eiseres verbrak daarop tijdelijk het contact met [persoon 2] , maar vanaf juni/juli 2015 spraken zij weer met elkaar af in het huis van de zus van eiseres, die [persoon 2] kende en van de geaardheid van eiseres op de hoogte was. Op 13 september 2015 gingen eiseres en [persoon 2] samen naar een feest voor transseksuelen en lesbiennes. Toen eiseres tijdens dat feest even op het dak was omdat zij benauwd was en haar inhalator moest gebruiken, zag zij beneden een aantal politievoertuigen. Het was eiseres duidelijk voor wie de politie kwam en dus is zij via het dak en de gasleiding van het aangrenzende huis gevlucht. Eiseres heeft een stuk gerend en een paar uur in een steeg gewacht, om uiteindelijk per taxi naar een vriendin van haar zus te gaan. Daar vertelde eiseres wat er was gebeurd en dat zij haar telefoon en portemonnee op het feest achtergelaten had. Na twee dagen zijn eiseres en die vriendin samen bij het huis van de tante van eiseres, waar eiseres woonde, langs gegaan om te kijken of agenten waren langs geweest. Eiseres zag een verdachte auto en twee lange mannen met baarden. Toen de vriendin later contact opnam met de tante van eiseres, bleek dat agenten het huis hadden doorzocht zonder huiszoekingsbevel en dat [persoon 3] de tante van eiseres een pistool had laten zien en had gezegd dat het pistool voor eiseres bedoeld was. [persoon 3] zei dat hij eiseres wilde vermoorden en dat haar familie haar lijk niet terug zou krijgen. Volgens [persoon 3] was het eiseres geweest die zijn vrouw op het verkeerde pad had gebracht en had meegenomen naar het feest. Toen eiseres kort daarna bij een bank was om geld te halen, zag zij daar weer de twee bebaarde mannen die zij eerder bij het huis van haar tante had gezien. De mannen zagen eiseres ook maar zij kon op het nippertje ontkomen. Eiseres verbleef vervolgens nog enkele dagen bij de vriendin. Zij belde ook nog een paar keer met haar tante, die haar vertelde dat [persoon 3] nog drie keer langs was geweest. Op 2 oktober 2015 kwam de zus van eiseres, [persoon 4] , naar het huis van de vriendin van eiseres. [persoon 4] was door haar man mishandeld. Op 17 oktober 2015 hebben eiseres en haar zus samen Iran verlaten.
2. Verweerder heeft in de verklaringen van eiseres de volgende relevante elementen onderscheiden:
  • Eiseres heeft verklaard dat zij [naam] is, geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] in Iran, dat zij tot de Farsen behoort en de Iraanse nationaliteit bezit.
  • Eiseres heeft verklaard dat zij lesbisch is.
  • Eiseres heeft verklaard dat zij verliefd geworden is op [persoon 2] , dat zij daardoor problemen heeft ondervonden met de echtgenoot van [persoon 2] en dat zij op 17 oktober 2015 samen met haar zus, die eveneens problemen zou hebben ondervonden, uit Iran is vertrokken.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres bij het bestreden besluit afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en e, van de Vw 2000. Verweerder volgt eiseres wel in de door haar opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst. Dat eiseres lesbisch is en dat zij als gevolg van haar relatie met [persoon 2] problemen heeft ondervonden acht verweerder echter ongeloofwaardig.
4. Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en voert in beroep -kort samengevat- het volgende aan. Volgens eiseres acht verweerder haar seksuele geaardheid en haar relatie met [persoon 2] en de problemen als gevolg van deze relatie, ten onrechte ongeloofwaardig. Verweerder overweegt naar het standpunt van eiseres ten onrechte dat het volgens haar vaststaat dat de vriendinnen waarmee zij op de middenbouw intiem contact had lesbisch waren, dat was slechts een aanname. Eiseres stelt voorts dat haar verklaringen over haar bewustwordings- en acceptatieproces, in tegenstelling tot wat verweerder stelt, niet oppervlakkig zijn. Verder stelt eiseres dat het wel meeviel hoe religieus haar familie is en dat verweerder door aan te nemen dat zij uit een streng islamitische familie komt een verkeerd beoordelingskader heeft toegepast. Eiseres stelt voorts dat zij niet alleen over de lichamelijke/seksuele kant van haar geaardheid heeft verklaard, maar ook over haar gevoelens. Daarbij is het volgens eiseres niet vreemd dat zij ook op de lichamelijke/seksuele kant van haar geaardheid is ingegaan, nu haar verklaringen hierover aansluiten op de vraagstelling van verweerder. Eiseres stelt verder dat verweerder tijdens het nader gehoor niet duidelijk aan haar heeft gevraagd hoe het voor haar was om te ontdekken dat zij lesbisch is, terwijl zij uit een streng islamitisch gezin en land komt waarin homoseksualiteit niet geaccepteerd wordt. Verder stelt eiseres dat het niet vreemd is dat zij bij aanvang van haar vrije relaas heeft verklaard dat haar seksuele geaardheid op zichzelf bezien geen reden voor haar was om haar land van herkomst te verlaten, nu de noodzaak om te vertrekken pas ontstond doordat [persoon 3] achter haar seksuele geaardheid is gekomen. Eiseres stelt voorts dat het niet vreemd is dat zij haar zus over haar seksuele geaardheid wilde vertellen en dat haar zus op haar beurt ook daarover met een vriendin wilde praten. Volgens eiseres is het, gelet op de duur van haar asielprocedure, voorts niet vreemd dat zij inmiddels uiting geeft aan haar geaardheid en een relatie is aangegaan, terwijl zij eerder heeft verklaard dat zij daar, mede vanwege de onzekerheid over haar asielprocedure, nog niet klaar voor was.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in de uitspraak van 15 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1630) geoordeeld dat verweerder aan de hand van de onderzoeksmethode zoals weergegeven in Werkinstructie (WI) 2015/9 op een zorgvuldige manier onderzoek doet naar een gestelde seksuele geaardheid, en dat verweerder met die werkinstructie voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze de antwoorden op vragen over een seksuele gerichtheid worden beoordeeld.
5.2.
In WI 2015/9 wordt aan de hand van vijf thema's (privéleven, huidige en voorgaande relaties, contact met homoseksuelen in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie, discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst en toekomst) beoordeeld of van de geloofwaardigheid van de geaardheid van de vreemdeling uit kan worden gegaan. De thema's worden in samenhang beoordeeld. Het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen (onder andere bewustwording en zelfacceptatie) van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele geaardheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die geaardheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit maatschappelijk onacceptabel of strafbaar is gesteld.
5.3
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen omdat zij ongeloofwaardig zou hebben verklaard over haar seksuele geaardheid. Nu eiseres haar geaardheid niet middels haar verklaringen aannemelijk zou hebben gemaakt, kan volgens verweerder evenmin geloof worden gehecht aan de problemen die eiseres zou hebben ondervonden vanwege haar relatie met [persoon 2] . Voorts heeft verweerder de verklaringen over [persoon 2] en de daaruit volgende gestelde problemen ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft de verklaringen van eiseres als kennelijk inconsequent en tegenstrijdig aangemerkt en haar aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder e van de Vw. De rechtbank dient de door verweerder in het bestreden besluit gegeven motivering enigszins terughoudend te toetsten.
Privéleven
6.1.
Volgens verweerder getuigt het van een hoge mate van toeval dat de drie vriendinnen waarmee eiseres op de middenbouw in het geheim seksuele contacten had allemaal lesbisch waren. Verweerder acht voorts tegenstrijdig dat eiseres de lesbische gerichtheid van deze vriendinnen tijdens het nader gehoor nadrukkelijk heeft bevestigd, terwijl zij in de zienswijze heeft gesteld dat verweerder ten onrechte van hun lesbische gerichtheid uitgaat. Verweerder werpt eiseres verder tegen dat, hoewel zij blijk geeft van enig proces van wikken en wegen en het al dan niet accepteren van haar geaardheid, zij geen blijk heeft gegeven van een ‘daadwerkelijke innerlijke strijd of een weldoorleefd proces’. Als voorbeeld noemt verweerder de verklaringen van eiseres dat zij het ‘jammer en lastig’ vond dat zij niet in het openbaar relaties met meisjes kon aangaan, dat zij het ‘lastig’ vond dat zij haar seksuele fantasieën niet in praktijk kon brengen, dat zij het ‘lastig’, ‘erg’ en ‘jammer’ vond dat zij anders was en dat zij, toen haar docente [persoon 1] haar eenmaal had uitgelegd dat haar gevoelens normaal waren, ‘zeer tevreden’ was. Verweerder acht deze verklaringen oppervlakkig en summier. Volgens verweerder heeft eiseres tijdens het nader gehoor voorts slechts weinig over haar gevoelens gesproken, maar de nadruk gelegd op het lichamelijke/seksuele aspect. Verweerder overweegt voorts dat eiseres heeft nagelaten inzicht te geven in haar proces van zelfacceptatie en dat zij, hoewel haar een aantal keer is gevraagd hoe het voor haar was om te ontdekken dat zij lesbisch is in een streng religieus land en een streng religieuze familie waar dit niet geaccepteerd wordt, onvoldoende blijk heeft gegeven bij de risico’s te hebben stilgestaan. Gelet op de gevaren die in Iran kleven aan een homoseksuele geaardheid acht verweerder het daarnaast ook vreemd dat eiseres haar zus over haar geaardheid heeft verteld en dat zij het haar zus slechts ‘een beetje’ kwalijk zou hebben genomen dat zij een vriendin over de geaardheid van eiseres had verteld.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres niet tegen kunnen werpen dat zij geen blijk heeft gegeven van een ‘daadwerkelijke innerlijke strijd of een weldoorleefd proces’. Nog daargelaten dat verweerder blijkens WI 2015/9 bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid niet als uitgangspunt hanteert dat in alle gevallen een interne worsteling moet hebben plaatsgevonden, stelt de rechtbank vast dat eiseres in dit verband niet alleen de door verweerder aangehaalde en als oppervlakkig en summier bestempelde verklaringen heeft afgelegd. Eiseres heeft immers ook verklaard dat de toestand voor haar, nadat haar vader haar in verband met haar intieme contacten met de drie vriendinnen op de middenbouw had geslagen en beledigd, ‘erg moeilijk’, ‘onmenselijk’ en ‘ondraaglijk’ was, dat zij dit niet kon verteren, en dat zij vervolgens een tijdje niet over dit gevoel durfde te vertellen en haar gevoel niet durfde te uiten (rapport nader gehoor, pagina 20). Verder heeft eiseres verklaard dat, toen zij studeerde aan de universiteit en [persoon 2] voor lange tijd weg was, en toen zij zag dat zij de enige was die anders was en niet getrouwd of verloofd was, bij haar weer een innerlijk conflict ontstond dat haar ertoe heeft aangezet om voor korte tijd een niet seksuele relatie met een jongen aan te gaan (rapport nader gehoor, pagina 22). Gelet hierop heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet op het standpunt kunnen stellen dat de verklaringen van eiseres niet getuigen van een ‘daadwerkelijke innerlijke strijd of weldoorleefd proces’.
6.3.
De rechtbank overweegt in dit verband voorts dat eiseres ter zitting heeft verklaard dat het voor lesbische vrouwen in Iran minder lastig is om ongemerkt invulling aan hun seksuele geaardheid te geven dan voor homoseksuele mannen, omdat vrouwen in Iran al bij voorbaat een afgezonderd leven horen te lijden en het voor hen dus gemakkelijker is om met elkaar af te spreken zonder dat de buitenwereld daaraan conclusies verbindt. Hierdoor was de seksuele geaardheid van eiseres voor haar naar eigen zeggen aanvankelijk geen belemmering en kon zij in het geheim toch relaties aangaan, waaronder de relatie met haar docente [persoon 1] , die haar al op jonge leeftijd hielp bij de acceptatie van haar seksuele geaardheid. Bezien in het licht van deze verklaringen acht de rechtbank de in dit verband door verweerder aangehaalde verklaringen van eiseres en in het bijzonder de verklaring dat zij ‘zeer tevreden’ was met haar geaardheid nadat haar docente haar had uitgelegd dat haar gevoelens normaal waren, onvoldoende voor het oordeel dat zij oppervlakkig en summier zou hebben verklaard.
6.4.
In het licht van deze verklaringen deelt de rechtbank ook niet verweerders standpunt dat het vreemd is dat eiseres bij aanvang van haar vrije relaas heeft verklaard dat haar seksuele geaardheid op zichzelf bezien geen reden was voor haar vertrek. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk gemaakt wat zij met deze verklaring bedoelde, namelijk dat de acute noodzaak om haar land te verlaten pas ontstond toen haar geaardheid bij [persoon 3] bekend geworden was.
6.5.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende gemotiveerd dat eiseres heeft nagelaten inzicht te geven in haar proces van zelfacceptatie en dat zij, hoewel haar een aantal keren is gevraagd hoe het voor haar was om te ontdekken dat zij lesbisch is in een land en een streng religieuze familie waar dit niet geaccepteerd wordt, onvoldoende blijk ervan heeft gegeven bij de risico’s te hebben stilgestaan. De rechtbank verwijst in dit verband in eerste plaats naar hetgeen hiervoor reeds is overwogen. Verweerders standpunt dat het onvoldoende stilstaan van eiseres bij de risico’s die voortvloeien uit haar seksuele geaardheid niet te rijmen is met haar verklaring dat zij uit een streng religieuze familie komt, deelt de rechtbank niet. Hoewel eiseres tijdens het nader gehoor inderdaad heeft verklaard dat haar vader en haar tantes van moeders zijde, waarbij zij later woonde, streng religieus waren, heeft zij ook verklaard dat zijzelf en haar broers en zussen minder religieus waren, dat haar zus tolerant is en dat haar tantes niet dusdanig religieus waren dat zij het haar verplichtten om een hoofddoek te dragen.
6.6.
In het licht van de verklaring van eiseres dat zij en haar broers en zussen niet religieus zijn en dat haar zus tolerant is, heeft verweerder het naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid ook niet bevreemdingwekkend kunnen achten dat zij haar zus over haar geaardheid heeft verteld en dat zij het haar zus nauwelijks verweet toen zij vernam dat zij op haar beurt een vriendin over de geaardheid van eiseres had verteld. Waarbij tevens wordt overwogen dat eiseres heeft verklaard dat het een hechte vriendschap betrof die sinds de kindertijd bestond, dat de vriendin van haar zus open en tolerant was en dat haar zus deze vriendin volledig vertrouwde.
6.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook onvoldoende gemotiveerd dat eiseres weinig over gevoelens heeft verklaard en de nadruk heeft gelegd op haar fysieke verlangens. Nog daargelaten dat ook fysieke verlangens deel uitmaken van iemands seksuele geaardheid, stelt de rechtbank vast dat eiseres wel degelijk ook over haar gevoelsleven heeft verklaard. Zo heeft eiseres onder meer verklaard dat zij van haar docente [persoon 1] hield, dat zij haar niet alleen fysiek maar ook qua karakter aantrekkelijk vond en dat zij met haar over haar gevoelens kon praten (rapport nader gehoor, pagina 12). Verder heeft eiseres bij herhaling verklaard dat zij ook van haar vriendin [persoon 2] gehouden heeft. Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet kunnen overwegen dat eiseres (te) weinig over gevoelens heeft verklaard.
6.8.
Verweerder overweegt naar het oordeel van de rechtbank ook ten onrechte dat het van een hoge mate van toeval getuigt dat de vriendinnen waarmee eiseres op de middenbouw intiem contact had eveneens lesbisch waren en dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard door tijdens het nader gehoor te bevestigen dat deze vriendinnen lesbisch waren om in de zienswijze te stellen dat verweerder ten onrechte van hun lesbische geaardheid uitgaat. Op de vraag of de vriendinnen waarmee eiseres op de middenbouw afsprak net als zij homoseksueel waren, heeft eiseres geantwoord (rapport nader gehoor, pagina 13): “Ja. Ik heb hen nooit over jongens horen praten.” De rechtbank ziet, in tegenstelling tot verweerder, in deze verklaring niet een expliciete bevestiging dat de vriendinnen van eiseres lesbisch waren, maar slechts een aanname van eiseres gebaseerd op het feit dat de vriendinnen het nooit over jongens hadden.
Huidige en voorgaande relaties
7.1.
De stelling van eiseres dat zij meer dan honderd keer met haar docente [persoon 1] mee naar huis is gegaan staat volgens verweerder niet in verhouding tot de risico’s die in Iran kleven aan een homoseksuele geaardheid en het feit dat zij naar eigen zeggen door de conciërge in de gaten werden gehouden en de conciërge ook opmerkingen maakte. Volgens verweerder valt voorts niet in te zien hoe eiseres haar geaardheid zo lang voor haar omgeving verborgen heeft kunnen houden, terwijl zij op haar achtste al heeft gezegd dat zij op haar nicht viel, zij op de middenbouw een week van school is gestuurd naar aanleiding van intieme contacten met vriendinnen en terwijl er op de middelbare school opmerkingen werden gemaakt over de relatie met haar docente. Verweerder acht voorts bevreemdingwekkend dat de streng religieuze vader van eiseres haar heeft toegestaan om te studeren en om zo te worden blootgesteld aan allerlei verleidingen, terwijl hij al vermoedens over de seksuele geaardheid van eiseres zou hebben gehad en terwijl een zus van eiseres al op jonge leeftijd door hem is gedwongen om te trouwen. Los van de problemen die eiseres zegt te hebben ondervonden vanwege haar relatie met [persoon 2] , acht verweerder deze relatie op zichzelf bezien ook ongeloofwaardig. Verweerder overweegt daartoe dat de verklaring van eiseres dat zij tijdens haar laatste jaar van de universiteit (dus in 2010) begon te chatten via een LHBT-chatroom in Yahoo Messenger en dat deze chatroom drie à vier maanden later al is gesloten, niet in lijn is met haar verklaring dat zij [persoon 2] pas in 2011 of 2012 via diezelfde LHBT-chatroom heeft leren kennen.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de hierboven weergegeven motivering niet de conclusie dragen dat de relatie tussen eiseres en [persoon 1] niet geloofwaardig is. Eiseres overweegt niet ten onrechte dat honderd ontmoetingen verdeeld over drie jaar neerkomt op slechts drie ontmoetingen per maand. Daarbij heeft eiseres tijdens het nader gehoor weliswaar verklaard dat zij en [persoon 1] door de conciërge in de gaten werden gehouden en dat de conciërge opmerkingen maakte, maar ook dat er in dit verband nooit sprake is geweest van een concrete verdenking. Gelet hierop en op de verklaring van eiseres tijdens het nader gehoor dat ook haar intieme contact met vriendinnen op de middenbouw nooit heeft geleid tot een concrete verdenking door de school of haar vader, acht verweerder ook ten onrechte bevreemdingwekkend dat eiseres haar seksuele geaardheid zo lang verborgen heeft kunnen houden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eveneens ondeugdelijk gemotiveerd dat de relatie tussen eiseres en [persoon 2] niet geloofwaardig is. De verklaringen van eiseres over haar online kennismaking met [persoon 2] heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet tegenstrijdig kunnen achten. Uit de verklaringen van eiseres tijdens het nader gehoor (rapport nader gehoor, pagina 23) maakt de rechtbank op dat eiseres en [persoon 2] elkaar drie à vier jaar voor hun eerste ontmoeting in juli/augustus 2014 (dus medio 2010 of 2011) online hebben leren kennen in de LHBT-chatroom in Yahoo Messenger. Deze verklaring is niet in strijd met haar verklaring dat de LHBT-chatroom drie à vier maanden na haar eerste gebruik daarvan in 2010 al gesloten is. Tot slot overweegt de rechtbank dat eiseres ter zitting heeft gesteld dat haar zus niet op jonge leeftijd is uitgehuwelijkt, maar toen zij 24 jaar was, en dat zij een grotere kans heeft om aan succesvolle man te worden uitgehuwelijkt als zij zelf ook gestudeerd heeft zodat het niet onaannemelijk dat haar vader heeft toegestaan dat zij ging studeren.
Contacten met homoseksuelen in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie
8.1.
Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat het bevreemding wekt dat dat eiseres inmiddels uiting geeft aan haar geaardheid en een relatie heeft opgebouwd, terwijl zij tijdens haar nader gehoor heeft verklaard dat zij daar mede vanwege onzekerheid over de uitkomst van haar asielprocedure nog niet aan toe was.
8.2.
Gelet op het feit dat tussen het nader gehoor van 16 en 17 augustus 2016 en het voornemen van 24 mei 2017 en het bestreden besluit van 26 juni 2017 geruime tijd is verstreken, heeft verweerder eiseres naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet kunnen tegenwerpen dat zij, ondanks dat zij nog steeds in onzekerheid verkeert over de uitkomst van haar asielaanvraag, toch uiting is gaan geven aan haar geaardheid en een relatie is aangegaan. Voorts weegt de rechtbank mee dat eiseres in haar gehoor tevens heeft aangegeven op dat moment geestelijk nog niet in staat te zijn om een relatie aan te gaan en zij eerst haar broer wilde vertellen over haar geaardheid.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zijn standpunt dat de lesbische geaardheid van eiseres niet aannemelijk is op verschillende punten niet deugdelijk en onvoldoende heeft gemotiveerd. Het bestreden besluit is om die reden in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
10. Gelet op het voorgaande dienen de overige aangevoerde beroepsgronden geen bespreking meer.
11. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. De hoogte van deze kosten stelt de rechtbank vast op € 990,- (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D. van Loopik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.