ECLI:NL:RBDHA:2017:8211
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van kennelijke ongegrondheid en misleiding
Op 14 juli 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiseres die een asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd afgewezen als kennelijk ongegrond op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres had op 10 april 2017 verzocht om een verblijfsvergunning asiel, maar verweerder stelde dat zij valse informatie had verstrekt over haar identiteit en nationaliteit. Tijdens de zitting op 6 juli 2017 heeft eiseres betoogd dat zij ten onrechte niet werd gevolgd in haar gestelde identiteit en dat verweerder niet voldoende had gedaan om haar te horen met een geregistreerde tolk in de taal Krio.
De rechtbank oordeelde dat verweerder zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt had gesteld dat er sprake was van misleiding. Eiseres had geen objectieve gegevens overlegd die haar stellingen konden onderbouwen. Bovendien was er een onderzoek uitgevoerd in het EU-Vis systeem, waaruit bleek dat eiseres op 12 maart 2014 een visum had aangevraagd bij de Spaanse diplomatieke vertegenwoordiging in Guinee, waarbij zij gebruik had gemaakt van een geldig paspoort. Dit stond in contrast met haar verklaring dat zij nooit een paspoort had gehad.
De rechtbank concludeerde dat de aanvraag op grond van de onderzoeksresultaten van EU-Vis als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen. De beroepsgrond over de inzet van een registertolk werd ook verworpen, omdat voldoende was gemotiveerd waarom deze niet beschikbaar was. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.