ECLI:NL:RBDHA:2017:8131

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 655
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag kindgebonden budget wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen over de afwijzing van een aanvraag voor kindgebonden budget voor het berekeningsjaar 2015. De eiser had zijn aanvraag niet binnen de in artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) gestelde termijn ingediend. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag terecht door de verweerder was afgewezen, omdat deze na de deadline van 1 september 2016 was ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser eind augustus 2016 telefonisch contact had gehad met de verweerder, maar dat dit gesprek niet als een formele aanvraag kon worden beschouwd. De rechtbank benadrukte dat de aanvraag schriftelijk moest worden ingediend volgens artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht. De toezegging die de eiser in het telefoongesprek zou hebben gekregen, werd door de rechtbank als onvoldoende aannemelijk beoordeeld.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/655

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van11 juli 2017 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser

en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor [plaats], verweerder.

De bestreden beslissing op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 13 december 2016 op het bezwaar van eiser tegen de beschikking kindgebonden budget voor het berekeningsjaar 2015.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2017.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A].
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eind augustus 2016 heeft eiser telefonisch contact gehad met verweerder over de aanvraag van een kindgebonden budget over het jaar 2015. Op 26 september 2016 heeft eiser bij verweerder het daarvoor bestemde aanvraagformulier ingediend. Bij de onderhavige beschikking heeft verweerder de aanvraag afgewezen. In geschil is of dit terecht is.
2. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen kan een aanvraag om een tegemoetkoming worden ingediend tot 1 september van het jaar dat volgt op het desbetreffende berekeningsjaar. Een aanvraag voor een kindgebonden budget over 2015 kon dus tot 1 september 2016 worden aangevraagd. Deze termijn is een dwingende termijn waarvoor geen hardheidsclausule bestaat (vgl. Raad van State, 25 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX2596). Omdat eiser de aanvraag niet binnen deze termijn heeft ingediend, heeft verweerder die terecht afgewezen.
3. Dat verweerder al vóór 1 september 2016 bekend was met eisers situatie leidt niet tot een ander oordeel. Op grond van artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht moet een aanvraag schriftelijk worden ingediend. Het eind augustus 2016 gevoerde telefoongesprek tussen partijen kan dus niet gelden als een aanvraag. Dat aan eiser in dat gesprek zou zijn toegezegd dat alles op tijd in orde zou komen, is overigens onvoldoende aannemelijk geworden.
4. Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep ongegrond is.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, rechter, in aanwezigheid van H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,
2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)