ECLI:NL:RBDHA:2017:8103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
AWB 16/18473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Chinese vrouw wegens gebrek aan geloofwaardigheid van vervolging op basis van geloofsuitoefening

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 juli 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Chinese vrouw, eiseres, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Eiseres, geboren in de provincie Henan, heeft aangevoerd dat zij in 2013 is bekeerd tot het christendom en deel uitmaakt van de Yin Xin Cheng Yi-stroming. Ze heeft haar aanvraag ingediend op basis van de vrees voor vervolging door de Chinese autoriteiten vanwege haar geloofsuitoefening. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder, heeft de aanvraag op 1 augustus 2016 afgewezen, omdat de problemen die eiseres stelt te hebben ondervonden niet geloofwaardig werden geacht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres ter zitting is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en dat de behandeling van het beroep op 26 april 2017 heeft plaatsgevonden. Tijdens de zitting is het onderzoek gesloten en is de termijn voor het doen van uitspraak eenmaal verlengd. De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van eiseres over haar bekering en de problemen die zij heeft ondervonden niet consistent zijn en dat er onvoldoende bewijs is dat zij bij terugkeer naar China te vrezen heeft voor vervolging. De rechtbank heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die hebben vastgesteld dat niet iedereen die zich aansluit bij een huiskerk automatisch in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het asielrelaas van eiseres niet geloofwaardig is en dat er geen aanwijzingen zijn dat zij bij terugkeer naar China zal worden vervolgd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 16/18473
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 12 juli 2017 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

gemachtigde mr. A.W.J. van der Meer,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde mr. R.P.G. van Bel.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 1 augustus 2016 waarbij haar asielaanvraag is afgewezen (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 26 april 2017. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig G.S.T. Mie, tolk in de Chinees-Mandarijnse taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten. De termijn voor het doen van uitspraak is eenmaal verlengd.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Chinese nationaliteit. Op 11 maart 2015 heeft zij een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Zij heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij in 2013 is bekeerd tot het christendom en deel uitmaakt van de Yin Xin Cheng Yi-stroming. Daarbij kreeg eiseres een christelijke naam, [naam]. In China heeft zij huiskerken bezocht waar zij naar films over Jezus keken en uit de bijbel lazen. Daarnaast is eiseres met haar oud-klasgenoot en vriendin [vriendin] meegegaan om het evangelie te verspreiden. In mei 2014 is eiseres gedoopt. De echtgenoot van [vriendin], die eiseres alleen onder de naam [naam] kende, heeft de christelijke achtergrond van eiseres verraden bij de autoriteiten. De echtgenoot van eiseres is ondervraagd door de politie over de huiskerkactiviteiten van eiseres. De politie heeft hem gezegd dat eiseres zich bij de plaatselijke politie moest melden. Eiseres heeft in december 2014 haar huis verlaten en heeft nadien op verschillende adressen verbleven. Terwijl zij op een schuiladres verbleef, hoorde zij van haar buren dat er een inval van de politie in haar woning was geweest.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht de nationaliteit en identiteit van eiseres geloofwaardig. Eiseres wordt verder gevolgd in haar verklaringen dat zij zich heeft bekeerd tot het christendom, dat zij huiskerken bezocht en dat zij evangeliseerde. De problemen die eiseres stelt te hebben ondervonden als gevolg van haar bekering, worden echter niet geloofwaardig geacht.
3. Verweerder heeft op 28 november 2016 de rechtbank verzocht de behandeling van het beroep aan te houden, omdat het noodzakelijk werd geacht om onderzoek te doen naar de vraag hoe de opstelling van de lokale Chinese autoriteiten is jegens leden van huiskerken in de provincie Henan. Dit verzoek is gehonoreerd. Bij brief van 20 februari 2017 heeft verweerder medegedeeld dat dat onderzoek geen aanleiding geeft om aannemelijk te achten dat eiseres bij terugkeer naar China zal worden geconfronteerd met vervolging dan wel schending van artikel 3 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Op basis van een aanzienlijk aantal openbare bronnen kan in zijn algemeenheid niet worden gesteld dat christenen in China te vrezen hebben voor een behandeling die gekwalificeerd kan worden als vervolging. Ook voor de provincie Henan kan dit niet gezegd worden.
4. Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. In geschil is de geloofwaardigheid van de door eiseres ondervonden problemen in China in verband met haar bekering tot het christendom.
6. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder in strijd heeft gehandeld met Werkinstructie 2014/10 (WI 2014/10) door geen of onvoldoende rekening te houden met de culturele achtergrond van eiseres, met haar wantrouwen jegens de overheid en autoriteiten. Hierdoor is eiseres ook nu nog terughoudend om met autoriteiten over haar geloofsovertuiging te spreken.
7. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog. Voorafgaande en tijdens de diverse gehoren heeft de gehoorambtenaar steeds aangegeven dat zij in vrijheid kan spreken en dat alles wat wordt besproken vertrouwelijk wordt behandeld. Ook heeft de gehoorambtenaar uitgelegd dat niet aan de Chinese autoriteiten gemeld zal worden dat zij in Nederland asiel heeft aangevraagd. Verder is benadrukt dat het belangrijk is om de waarheid te vertellen. Uit de door eiseres gegeven antwoorden op de aan haar gestelde vragen blijkt niet van enige terughoudendheid in haar beantwoording. Evenmin heeft eiseres een eventuele onvolledigheid van haar verklaring bij correcties en aanvullingen nader toegelicht. Desgevraagd kon eiseres ter zitting haar beroepsgrond niet nader specificeren en zijn geen voorbeelden genoemd waaruit de terughoudendheid zou blijken. Gelet hierop heeft verweerder mogen afgaan op de verklaringen die tijdens de gehoren door eiseres zijn afgelegd.
8. Vervolgens is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiseres ten aanzien van de voornoemde problemen niet geloofwaardig is. Verweerder heeft hieraan ten grondslag kunnen leggen dat niet valt in te zien dat de Chinese autoriteiten eiseres hebben opgespoord uitsluitend aan de hand van een beschrijving van haar uiterlijk door de echtgenoot van haar vriendin [vriendin], die eiseres immers uitsluitend onder haar christelijke naam [naam] kende. Ook heeft verweerder hierbij terecht gewezen op de door eiseres afgelegde wisselende verklaringen met betrekking tot de gestelde inval in haar woning. Daarbij wekt het bevreemding dat eiseres, die zich naar eigen zeggen bij de politie moest melden maar dit niet heeft gedaan, wel rond 20 november 2014 naar het politiebureau is gegaan teneinde een op haar eigen (officiële) naam gesteld paspoort aan te vragen. Zij heeft hiervoor foto’s laten maken en vingerafdrukken afgegeven en zij heeft vervolgens zonder problemen een officieel op haar naam gesteld paspoort gekregen, waarmee zij later China op legale wijze heeft verlaten. Daarbij heeft verweerder niet ten onrechte betrokken dat het gecontroleerd en legaal uitreizen uit China via een luchthaven en het zonder problemen aanvragen en verkrijgen van een paspoort en visum onverenigbaar is met de gestelde vervolging en negatieve belangstelling van de autoriteiten. Het beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 23 februari 2017 (ECLI:NL:RBMNE:2017:964) kan niet slagen. Er is immers geen sprake van gelijke gevallen, nu in die zaak het gehele relaas van de betreffende vreemdeling geloofwaardig is geacht.
9. Eiseres voert verder aan dat zij bij terugkeer in China reeds wegens het behoren tot een huiskerk, dan wel wegens de wijze waarop zij haar geloof uitoefent, te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
10. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in de uitspraak van 4 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:671) geoordeeld dat niet iedereen die zich heeft aangesloten bij een huiskerk reeds wegens het enkele lidmaatschap daarvan in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Volgens de Afdeling volgt uit de in die procedure ter beschikking staande stukken dat dit sterk afhankelijk is van de opstelling van lokale autoriteiten tegen die kerken, en daarmee van de vraag uit welke provincie iemand afkomstig is, en van de kenmerken van de desbetreffende huiskerk. Daarbij zijn van belang de leiding van het kerkgenootschap, de contacten van de kerk met het buitenland, de grootte van de geloofsgemeenschap en de wijze waarop leden van de desbetreffende huiskerk in het algemeen hun geloof uitoefenen. In de overgelegde stukken wordt voorts onderscheid gemaakt tussen huiskerken, waarop artikel 300 van het Chinese Wetboek van Strafrecht geen betrekking heeft, enerzijds, en bij naam genoemde, door de Chinese autoriteiten als 'evil cult' aangemerkte, religieuze groeperingen, anderzijds.
11. Uit door eiseres overgelegde documenten en wat eiseres heeft aangevoerd volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat niet langer van de voornoemde uitspraak van de Afdeling kan worden uitgegaan. Dit betekent dat het enkele behoren van eiseres tot een huiskerk onvoldoende is om aan te nemen dat zij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Ook uit wat eiseres heeft aangevoerd blijkt niet dat zij in haar specifieke geval te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. Eiseres stelt weliswaar dat zij behoort tot een zogenaamde ‘evil cult’, maar zij heeft deze stelling niet onderbouwd. Uit de door eiseres overgelegde stukken valt dit evenmin af te leiden. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres zich in China niet heeft onderscheiden: zij is geen leider geweest van een huiskerk en heeft zich niet nadrukkelijk geprofileerd. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de aandacht van de (lokale) autoriteiten op haar is gericht. Verder heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat er in de provincie Henan sprake is van ernstige repressie jegens christenen. Verweerder heeft uit het gegeven dat hierover geen recente rapporten zijn aangetroffen en uit het gegeven dat er in deze provincie sprake is van aanzienlijke aantallen christenen en desondanks zodanige berichtgeving ontbreekt, af kunnen leiden dat de lokale autoriteiten in Henan activiteiten van huiskerken blijkbaar in de regel (al dan niet oogluikend) toestaan. Eiseres heeft dit weliswaar weersproken, maar heeft haar weerspreking onvoldoende onderbouwd. De door haar overgelegde informatie ziet veelal op andere provincies en er is slechts sprake van een beperkt aantal voorbeelden. Terwijl de voorbeelden die genoemd worden zien op personen die zich wel duidelijk geprofileerd hebben bij de Chinese autoriteiten.
12. Evenmin heeft eiseres onderbouwd dat zij bij terugkeer naar China te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM, omdat zij haar geloof wil uitoefenen zoals zij dat wenst. Uit de verklaringen van eiseres blijkt niet zij in China of in Nederland haar geloof in het openbaar heeft uitgeoefend. Evenmin is gebleken dat eiseres de intentie heeft bij terugkeer in China haar geloof op een andere wijze uit te oefenen dan voor haar vertrek. Eiseres heeft immers verklaard uitsluitend bij familie en kennissen van haar broeders en zusters van de huiskerk te willen evangeliseren. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk gemotiveerd dat uit de verklaringen van eiseres kan worden afgeleid dat zij bij terugkeer in China op dezelfde wijze haar geloof zal uitoefenen als voor haar vertrek: in de privésfeer. Verweerder heeft deze voorgenomen geloofsuitoefening bij terugkeer, overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2015 (ECLI:NL:RVS: 2015:2420) en zonder van eiseres te verlangen dat zij afziet van bedoelde geloofsuitingen, niet ten onrechte betrokken bij zijn beoordeling of eiseres hierdoor in de negatieve belangstelling zal komen te staan.
13. Voor zover eiseres stelt dat zij als christen met banden in het buitenland door de autoriteiten argwanend in de gaten gehouden zal worden, heeft zij die stelling op geen enkele manier onderbouwd. Uit wat hiervoor is overwogen blijkt ook dat niet gebleken is dat eiseres vanwege haar lidmaatschap van een huiskerk in de negatieve belangstelling van de autoriteiten is komen te staan.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Valk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.