ECLI:NL:RBDHA:2017:8079
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het gebruik van een dienstauto voor woon-werkverkeer en dienstreizen door een politieambtenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiser) en de korpschef van Politie (verweerder) over de beëindiging van het gebruik van een dienstauto voor woon-werkverkeer en dienstreizen. Eiser, werkzaam bij de Dienst Landelijke Recherche, had sinds 2007 een dienstauto ter beschikking voor zakelijk gebruik. Echter, met de invoering van het nieuwe Dienstautobeleid per 1 juli 2014, kwam hij niet langer in aanmerking voor permanent gebruik van de dienstauto. Verweerder heeft eiser op 22 juli 2016 opgedragen de dienstauto binnen drie maanden in te leveren, wat eiser betwistte. Eiser stelde dat het ontnemen van de dienstauto onrechtmatig was, omdat hij geen compensatie had ontvangen en dat het beëindigen van het gebruik van de auto een schending van zijn eigendomsrecht was volgens artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van het gebruik van de dienstauto gerechtvaardigd was en dat er een redelijke compensatie was geboden in de vorm van reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer. De rechtbank concludeerde dat het Overgangsbeleid zakelijk gebruik niet kennelijk onredelijk was en dat eiser niet in aanmerking kwam voor extra financiële compensatie. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 20 juli 2017.