ECLI:NL:RBDHA:2017:8022

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
19 juli 2017
Zaaknummer
NL17.3738
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van Chinese eisers en de motivering van de afwijzing door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 juli 2017, zijn eisers, een Chinese man en vrouw, in beroep gegaan tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvragen als kennelijk ongegrond afgewezen, waarbij hij zich baseerde op de Vreemdelingenwet 2000. Eisers voerden aan dat zij zich hadden bekeerd tot de God Almighty Church en vreesden voor vervolging bij terugkeer naar China. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd in hoeverre rekening was gehouden met het FMMU-advies, dat mogelijke concentratieproblemen en emotionele reacties van eisers aangaf. De rechtbank constateerde dat de staatssecretaris niet adequaat inging op de zienswijze van eisers en dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van hun verklaringen niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten en droeg de staatssecretaris op om nieuwe besluiten te nemen, waarbij de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling opnieuw moest worden bezien. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.485,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL17.3738 en NL17.3736

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2017 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, [eiseres] , eiseres (tezamen: eisers)

(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: drs. J.M. Sidler).

ProcesverloopBij besluiten van 23 juni 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL17.3739 en NL17.3737, plaatsgevonden op 6 juli 2017. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Rijkers-Li. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] 1972. Eiseres is geboren op [geboortedatum 2] 1975. Eisers hebben de Chinese nationaliteit.
2. Op 26 januari 2016 hebben eisers in Nederland een asielaanvraag ingediend. Samengevat weergegeven hebben zij aan hun aanvraag ten grondslag gelegd dat zij zich hebben bekeerd tot de God Almighty Church en in die kerk actief zijn geweest. Eisers vrezen dat zij bij een terugkeer naar China opgepakt zullen worden door de Chinese autoriteiten en de doodstraf zullen krijgen.
3. Verweerder heeft de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e en h van de Vw 2000. Verweerder werpt – samengevat weergegeven – aan eisers tegen dat relevante elementen in de relazen ongeloofwaardig zijn en zij kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd en dat zij zich na hun inreis zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk hebben gemeld bij een ambtenaar belast met grensbewaking of het toezicht op vreemdelingen.
4. Eisers kunnen zich hiermee niet verenigen en voeren – samengevat weergegeven – het volgende aan. Verweerder heeft de aanvragen ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard. Eisers hebben uitgelegd waarom zij zo lang gewacht hebben met hun asielaanvraag. Daarnaast is onvoldoende gemotiveerd dat eisers kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen hebben afgelegd. Verder verwacht verweerder teveel details van eisers, terwijl uit het FMMU-advies blijkt dat zij daar moeite mee hebben. Verweerder handelt dus in strijd met het medisch advies. Ook is onvoldoende rekening gehouden met de verschoonbaarheid van eventuele tegenstrijdigheden. Voorts is de geloofwaardigheidsbeoordeling van de bekering onjuist uitgevoerd. Verder is verweerder in de bestreden besluiten niet of onvoldoende, dan wel op onbegrijpelijke wijze ingegaan op hetgeen door eisers naar voren is gebracht in hun zienswijze. Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de relazen van eisers ongeloofwaardig zijn.
5. Verweerder voert gemotiveerd verweer.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
Uit de FMMU-adviezen van 29 april 2016 blijkt dat verweerder ten aanzien van eiser rekening moet houden met mogelijke concentratieproblemen en rugklachten en ten aanzien van eiseres met vermoeidheidsklachten of een mogelijk hevige emotionele reactie en hoofdpijnklachten. Ook blijkt hieruit dat tijdens de onderzoeken door eisers is aangegeven dat zij moeite hebben met het terughalen van specifieke data, plaatsen, namen en gebeurtenissen. De rechtbank overweegt dat bij aanvang van de gehoren is gevraagd hoe het met eisers ging en of zij zich (medisch) in staat voelden om gehoord te worden. Ook is duidelijk te kennen gegeven dat eisers kunnen aangeven wanneer zij behoefte hebben aan een pauze. De rechtbank merkt daarbij op dat eiser desgevraagd een half uur extra pauze heeft gehad (p. 27 en 28, aanvullend gehoor). In zoverre is aldus door verweerder voldoende kenbaar rekening gehouden met het FMMU-advies.
6.2
Dat eisers hebben aangegeven moeite te hebben met het terughalen van specifieke data, namen en gebeurtenissen, brengt – anders dan de gemachtigde van eisers lijkt te veronderstellen – niet met zich dat van eisers geen enkele duiding van plaats en tijd verwacht kan worden. Met eisers is de rechtbank evenwel van oordeel dat verweerder dit onderdeel van het FMMU-advies in zijn besluitvorming naast zich neer lijkt te leggen. Immers, verweerder werpt aan eisers tegen dat de FMMU-adviezen “slechts” de eigen verklaringen van eisers op dit punt weergeven en dat dit niet aan de hand van onderzoek door een arts is vastgesteld. Voorts overweegt verweerder dat eisers wel degelijk in staat zijn gebleken om maanden en jaren te benoemen, doch dat zij hierover wisselend verklaard hebben. Zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft erkend betreft een FMMU-advies een medisch oordeel over eventuele beperkingen die van invloed kunnen zijn op de gehoren, alsmede een advies aan verweerder hoe hiermee om te gaan. Verweerder heeft in zijn besluitvorming onvoldoende duidelijk gemaakt in welke mate rekening is gehouden met het FMMU-advies en in hoeverre dit advies volgens verweerder van invloed is op de geloofwaardigheidsbeoordeling op de elementen die door het FMMU zijn aangegeven (data, plaatsen, namen en gebeurtenissen).
6.3
In het licht van het vorenstaande acht de rechtbank voorts van belang dat eisers meerdere malen langdurig gehoord zijn en dat zij tijdens deze gehoren zeer uitvoerig hebben verklaard. Eisers hebben overwegend duidelijke en consistente verklaringen afgelegd en de verklaringen van eiser en eiseres zijn in het algemeen met elkaar in overeenstemming. De rechtbank overweegt voorts dat verweerder tegenstrijdigheden tegenwerpt op detailniveau. Nu de gestelde bekering van eiseres ruim tien jaar geleden heeft plaatsgevonden (2006/2007) en van eiser bijna tien jaar geleden (2008) heeft verweerder, mede gelet op het FMMU-advies, naar het oordeel van de rechtbank zijn standpunt omtrent de ongeloofwaardigheid van de relevante elementen uit het asielrelaas onvoldoende gemotiveerd.
6.4
Voorts volstaat verweerder op diverse punten in de bestreden besluiten met een verwijzing naar het voornemen zonder inhoudelijk in te gaan op hetgeen eisers in de zienswijze naar voren hebben gebracht. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:890) is de rechtbank van oordeel dat verweerder in de bestreden besluiten gemotiveerd in diende te gaan op wat eisers in hun zienswijze hebben aangevoerd. Ook in zoverre constateert de rechtbank aldus een motiveringsgebrek in de besluitvorming van verweerder.
6.5
De rechtbank overweegt tenslotte dat de gemachtigde van eisers terecht heeft aangevoerd dat de bestreden besluiten moeilijk leesbaar zijn en op bepaalde punten onbegrijpelijk zijn. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting weliswaar terecht opgemerkt dat een beroep niet gegrond kan worden verklaard vanwege de schrijfstijl van het bestreden besluit, maar dat neemt niet weg dat een besluit begrijpelijk gemotiveerd dient te zijn. Een overweging als
‘Overwogen wordt, verwezen wordt naar pagina 26 van het voornemen, de zienswijze geen aanleiding geeft om dat wat in het voornemen aldaar gemotiveerd is gesteld iets af te doen nu de zienswijze in deze geen afdoende verklaringen bevat. Deswege is blijft het in het voornemen gestelde gehandhaafd. Daarbij wordt tevens verwezen naar hetgeen in onderhavig besluit naar aanleiding van de zienswijze wordt overwogen.’(bestreden besluit eiseres), is niet alleen onbegrijpelijk, maar gaat ook nog eens niet inhoudelijk in op hetgeen eisers in hun zienswijze naar voren hebben gebracht.
7. Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen gegrond. De overige beroepsgronden behoeven dan ook geen bespreking meer.
8. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaken te voorzien, omdat het aan verweerder is de asielrelazen van eisers op basis van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling opnieuw te bezien. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de bestuurlijke lus toe te passen. De rechtbank draagt verweerder op nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.485,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift voor eiser, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift voor eiseres, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.485,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2017.

Rechtsmiddel