ECLI:NL:RBDHA:2017:8014

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
C/09/525439 / KG ZA 17/74
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van gedetineerde van de GVM-lijst afgewezen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een gedetineerde, aangeduid als '[eiser]', en de Staat der Nederlanden. De eiser vorderde om binnen 24 uur na het wijzen van het vonnis van de GVM-lijst te worden verwijderd, omdat hij meende dat de plaatsing op deze lijst onterecht was. De GVM-lijst is een lijst van gedetineerden met een vlucht- of maatschappelijk risico, en de eiser was op 14 september 2016 met het risicoprofiel 'verhoogd' op deze lijst geplaatst. De eiser voerde aan dat de informatie waarop zijn plaatsing was gebaseerd niet juist en verouderd was, en dat er geen concrete aanwijzingen waren voor een verhoogd vluchtgevaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staat in redelijkheid tot de plaatsing van de eiser op de GVM-lijst heeft kunnen besluiten, op basis van informatie van de Duitse autoriteiten en eerdere signalen van vluchtgevaar. De voorzieningenrechter oordeelde dat het Operationeel Overleg, dat verantwoordelijk is voor de beoordeling van het vlucht- en maatschappelijk risico van gedetineerden, een grote mate van vrijheid toekomt en dat de beslissing om de eiser op de GVM-lijst te plaatsen slechts marginaal kan worden getoetst. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de plaatsing van de eiser op de GVM-lijst eerder dan na de gebruikelijke toetsing van zes maanden te heroverwegen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 1.434,--. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.P. van Ham.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/525439/ KG ZA 17/74
Vonnis in kort geding van 28 februari 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende / gedetineerd in de penitentiaire inrichting [naam], locatie [plaats],
eiser,
advocaat mr. J.W. Heemskerk te Roermond,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A.Th.M. ten Broeke te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met daarbij en nadien overgelegde producties;
- de door de Staat overgelegde producties;
- de op 13 februari 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de Staat pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Bij de tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen hanteert de Minister van Veiligheid en Justitie onder meer de zogenaamde lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (hierna: ‘de GVM-lijst’). Bij plaatsing op die lijst wordt een onderscheid gemaakt tussen gedetineerden met het risicoprofiel “verhoogd”, “hoog” of “extreem”. Bij ieder risicoprofiel behoort een aantal aan de gedetineerde op te leggen toezichtmaatregelen. Of een gedetineerde een verhoogd, hoog of extreem vlucht-/maatschappelijk risico vormt, wordt bepaald in het Operationeel Overleg, op grond van onder meer informatie van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (hierna: ‘het GRIP’), het Openbaar Ministerie en de penitentiaire inrichting (hierna: p.i.) waar de gedetineerde verblijft. Na plaatsing op de GVM-lijst vindt in beginsel halfjaarlijks een toetsing daarvan plaats in het Operationeel Overleg.
2.2.
Gedetineerden die met het risicoprofiel “verhoogd” op de GVM-lijst zijn geplaatst worden geplaatst in uitgebreid beveiligde inrichtingen (inrichtingen met beveiligingsniveau 3) en de plaatsing op de GVM-lijst gaat (in beginsel) gepaard met (door de directeur van de penitentiaire inrichting opgelegde) toezichtmaatregelen met betrekking tot contact met de buitenwereld, inspecties, arbeid en andere activiteiten en transport.
2.3.
[eiser] is vanaf 8 mei 2010 gedetineerd, eerst in België en vervolgens (vanaf eind 2011) in Duitsland.
2.4.
Bij vonnis van 13 november 2014 is [eiser] door het Landgericht Aachen (Duitsland) veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar. In verband met de tenuitvoerlegging van deze straf is [eiser] op 6 september 2016 overgebracht naar Nederland.
2.5.
In verband met de overbrenging van [eiser] naar Nederland heeft een (Duitse) Officier van Justitie van het Openbaar Ministerie te Aken per e-mail van 24 augustus 2016 als volgt bericht aan de Nederlandse autoriteiten, voor zover nu relevant:
“(…)
Regarding the risk class, I would like to draw your attention to the following: During the trial here in Aachen a risk assessment was made due to received indications that Mr. [eiser] would be liberated from prison by the use of force. This lead to a massive police presence, he was transported to the building by special armed police forces. No such attempt was then registered, probably due to the police presence.
Bearing this mind and the fact, that he now challenges the actual remaining time to serve for our judgement with his German lawyer plus the open case in the Netherlands (money laundering) I believe there is an elevated danger of absconding. I have instructed the German police to make use of special teams for the surrender.
(…)
In order to minimize any risk, I will inform the prison in Aachen that Mr. [eiser] should be told only one day before the actual transfer that he will be surrendered.
(…)”
2.6.
Op het “Personalblat” van de p.i. Aken van [eiser] van 29 augustus 2016 staat, voor zover nu relevant vermeld:
“(…)
Sicherungsmaßnahmen
Keine Maßnahmen eingetragen
Besondere Sicherungsmaßnahmen
Keine Maßnahmen eingetragen
(…)
Hinweise und Warnungen
besonders gefährlicher Gefangener
Gefahr der Befreiung
Erhöhte Fluchtgefahr
Organisierte Kriminalität
08) Ausführungen, Vorführungen, Transporte mit 3 Bediensteten
08) Ausführungen. Vorführungen, Transporte mit Bauchgurtfessel
08) Ausführungen, Vorführungen, Transporte mit Hand- und Fußfessel
13) Unterbringung in einem Einzelhaftraum
15) Haftraumkontrolle und die Durchleuchtug der überlassenen Habe und Gegenstände mittels Röntgenprüfanlage durch die Revisionsgruppe in unregelmaßigen Abständen (höchstens 3 Monate)
17) Verbot der Teilnahme an unüberwachten Gemeinschaftsveranstallungen
25) Besonders sorgfältige Durchsuchung der eingehenden Pakete, Sachen und Gegestände
27) Besonders sorgfältige Durchsuchung des Inhaftierten vor und nach dem Besuch und der Besucher
28) Trennung aus vollzuglichen Gründen von: (in Basis Web unter Trennungen)
I.o) Freier Text (siehe Texte zum Gefangenen Verwaltung VG
Ausführing mit Schusswaffen
Sicherungsmaßnahmen beachten !
Besonders gefährliche(r) Gefangene(r)
(…)”
2.7.
[eiser] is op 14 september 2016 door het Operationeel Overleg met het risicoprofiel “verhoogd” op de GVM-lijst geplaatst. In het verslag van het Operationeel Overleg van 14 september 2016 staat hierover het volgende vermeld:
“(…) Betrokkene is hiervoor in België gedetineerd geweest voor de duur van 6 jaar. Tijdens zijn aanhouding destijds ondernam hij een poging om te ontvluchten. Bij TCI is in 2010 en 2011 informatie binnengekomen dat hij met hulp van buitenaf, mogelijk met een helikopter zou ontsnappen uit de gevangenis in Hasselt en Brugge in België. Betrokkene is onder extra beveiliging overgebracht naar Duitsland. Ook in Duitsland zijn signalen verkregen dat hij mogelijk zou vluchten. Er loopt in Nederland een zaak wegen witwaszaken en verdovende middelen. Betrokkene zou nog over veel geld beschikken (miljoenen euro’s). Gelet op de informatie uit België en Duitsland wordt het risicoprofiel bepaald opVerhoogdwegens mogelijk vluchtgevaar. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – de Staat op straffe van een dwangsom te veroordelen om hem binnen 24 uur na het wijzen van dit vonnis van de GVM-lijst te verwijderen en hiervan melding te maken aan de directeur van de p.i. waar [eiser] verblijft, met veroordeling van de Staat in de kosten van dit geding.
3.2.
Daartoe voert [eiser] samengevat – het volgende aan. Het Operationeel Overleg heeft in redelijkheid niet tot plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst over kunnen gaan, allereerst (i) omdat de informatie waarop die plaatsing is gebaseerd niet juist is. [eiser] heeft geen ontsnappingspogingen gedaan of willen doen. Bovendien (ii) is de informatie waarop de plaatsing is gebaseerd zodanig gedateerd, dat op grond hiervan niet meer gesteld kan worden dat er nu nog een verhoogd gevaar voor vlucht zou bestaan. Gesteld noch gebleken is dat van een nieuwe vluchtpoging sprake is geweest. Voorts (iii) is de gehanteerde informatie onvoldoende concreet om plaatsing op de GVM-lijst te rechtvaardigen. Er wordt niet ingevuld waar de ontsnappingspoging uit zou hebben bestaan, er wordt niet duidelijk wat de vermeende Duitse signalen zijn en de TCI informatie is anonieme informatie die kennelijk niet door het onderzoek – dat logischerwijs zal zijn gevolgd – is bevestigd. Tot slot (iv) is het niet aannemelijk dat er nu nog een verhoogd gevaar voor vlucht zou bestaan, gezien het (relatief kleine) strafrestant (16 maanden) en de tijd dat [eiser] al gedetineerd heeft gezeten (6 jaar en 8 maanden). Nu [eiser] ondanks voormelde argumenten op de GVM-lijst is geplaatst, handelt de Staat onrechtmatig jegens [eiser]. Door de plaatsing op de GVM-lijst met de kwalificatie “verhoogd” wordt er geen positieve beslissing genomen over de vrijheden en fasering van [eiser] en zijn aan hem door de directeur van de p.i. [naam], locatie [plaats], een aantal toezichtmaatregelen opgelegd. [eiser] heeft derhalve spoedeisend belang bij zijn vorderingen.
3.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
[eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de Staat jegens hem onrechtmatig handelt. Daarmee is de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding, gegeven. [eiser] is in zijn vordering ook ontvankelijk, nu aan hem geen andere rechtsgang ter beschikking staat om de door hem beoogde verwijdering van de GVM-lijst te bewerkstelligen.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat aan het Operationeel Overleg, dat beslist of ten aanzien van een gedetineerde sprake is van een verhoogd, hoog of extreem vlucht- en/of maatschappelijk risico een grote mate van vrijheid toekomt, hetgeen met zich brengt dat een beslissing van het Operationeel Overleg in rechte slechts marginaal kan worden getoetst.
4.3.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat [eiser] op 14 september 2016 op de GVM-lijst is geplaatst in verband met informatie die de Staat heeft ontvangen uit België en Duitsland die duidt op vluchtgevaar. De meest recente informatie betreft in dit verband de mail van het Openbaar Ministerie in Aken, waarin expliciet melding wordt gemaakt van een volgens het Openbaar Ministerie in Aken aanwezig vluchtgevaar en het Personalblat van de p.i.. in Aken waaruit blijkt dat er tijdens het verblijf van [eiser] aldaar (volgens die p.i.) sprake was van een verhoogd vlucht- en bevrijdingsgevaar en van speciale maatregelen tijdens detentie. Gezien de beschikbare recente informatie, afkomstig van de autoriteiten / instanties die – tot kort daarvoor – betrokken waren bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van [eiser] heeft het Operationeel Overleg [eiser] op 14 september 2016 in redelijkheid met het risicoprofiel verhoogd op de GVM-lijst mogen plaatsen. Hierbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat het risicoprofiel “verhoogd” de laagste mogelijke categorie van de mogelijke risicoprofielen is.
4.4.
De stellingen van [eiser] dat hij geen ontsnappingspogingen heeft gedaan of heeft willen doen, dat de informatie waarop de plaatsing op de GVM-lijst gebaseerd is, gedateerd is en dat de gehanteerde informatie onvoldoende concreet is om een plaatsing op een GVM-lijst te rechtvaardigen, baten hem niet. De meest recente beschikbare informatie van de Duitse autoriteiten gingen uit van een actueel vluchtgevaar en het Operationeel Overleg heeft daar op 14 september 2016 in redelijkheid van uit kunnen gaan, te meer gezien de korte termijn dat [eiser] op dat moment in Nederlandse detentie verbleef.
4.5.
Aan [eiser] moet worden toegegeven dat een plaatsing op de GVM-lijst niet gerechtvaardigd kan blijven worden door informatie uit het verleden – een risico in het verleden kan immers op enig moment uitgewerkt zijn – en dat ook uit de recente informatie van de Duitse autoriteiten – die als zodanig de plaatsing op de GVM-lijst in september 2016 wel rechtvaardigde – niet blijkt van recente, concrete aanwijzingen van een vluchtgevaar. Echter, omdat het Operationeel Overleg op 14 september 2016 in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat [eiser] op de GVM-lijst geplaatst werd, is het in beginsel ook aan het Operationeel Overleg om – in de voorgeschreven halfjaarlijkse toets – te beoordelen of de plaatsing op de GVM-lijst gecontinueerd moet worden. Van de Staat kan in bijzondere omstandigheden gevergd worden dat de plaatsing op de GVM-lijst reeds eerder dan na zes maanden getoetst wordt, indien sprake is van dringende redenen of wijzigingen. Dat daarvan sprake is, is gesteld noch gebleken. Nu het Operationeel Overleg in redelijkheid tot plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst over heeft kunnen gaan, geen aanleiding bestaat om die plaatsing eerder dan na de voorziene periode van zes maanden te toetsen én het eerstvolgende toetsingsmoment reeds op zeer korte termijn plaats zal vinden (zoals de Staat onweersproken heeft gesteld: begin maart 2017) is voor ingrijpen van de voorzieningenrechter zoals door [eiser] gevorderd thans geen ruimte.
4.6.
Slotsom van het vorenstaande is dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. [eiser] zal, als de in het ongelijke partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.434,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 618,-- aan griffierecht;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2017.
idt