ECLI:NL:RBDHA:2017:7921
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis van eiseres uit Eritrea
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis van eiseres, een Eritrese vrouw. Eiseres had een aanvraag ingediend op basis van haar huwelijk met referent, die in Nederland een verblijfsvergunning asiel had verkregen. De aanvraag was eerder afgewezen omdat eiseres haar identiteit en de relatie met referent niet kon aantonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de bezwaren van eiseres tegen de afwijzing van de mvv-aanvraag ongegrond heeft verklaard.
Tijdens de zitting is gebleken dat eiseres en referent tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over hun relatie en het huwelijk. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres overgelegde kerkelijke huwelijksakte niet voldeed aan de eisen voor een rechtsgeldig huwelijk, omdat deze niet was ingeschreven in de kebabi, het lokale register in Eritrea. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent was, wat een voorwaarde is voor de verlening van de mvv.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat zij voldeed aan de voorwaarden voor de mvv. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris niet verplicht was om eiseres of referent te horen in bezwaar, omdat er geen twijfel bestond over de uitkomst van het bezwaar. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending.