ECLI:NL:RBDHA:2017:7919
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een visumaanvraag voor kort verblijf door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had op 20 oktober 2016 een aanvraag ingediend voor een visum om zijn partner, referente, te bezoeken van 20 februari tot en met 20 mei 2017. De aanvraag werd afgewezen op 4 november 2016, en het bezwaar daartegen werd op 12 januari 2017 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 13 april 2017 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser stelde dat hij voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een visum, onder andere door voldoende inkomen uit het bedrijf van zijn ouders en een garantstelling van referente. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris een zekere beoordelingsruimte heeft bij het vaststellen of aan de voorwaarden van de Visumcode is voldaan. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet voldoende sociale en economische binding met Marokko had aangetoond om een tijdige terugkeer naar dat land te waarborgen.
De rechtbank oordeelde dat de garantstelling van referente onvoldoende was, gezien haar uitkering en de omstandigheden van de relatie tussen eiser en referente. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.