ECLI:NL:RBDHA:2013:15522
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering visum voor kort verblijf en hoorplicht in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Surinaamse vrouw, en de Minister van Buitenlandse Zaken, vertegenwoordigd door de Visadienst. Eiseres had op 24 december 2012 een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf in Nederland, met de intentie om zich in de toekomst permanent in Nederland te vestigen. De aanvraag werd op 18 januari 2013 afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 27 mei 2013 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres op 31 mei 2013.
De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het visum niet voldoende was gemotiveerd, met name op het punt van het reisdoel en de vraag of eiseres tijdig zou terugkeren naar Suriname. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet was gehoord in de bezwaarfase, wat in strijd was met de hoorplicht. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en benadrukte dat de omstandigheden van het concrete geval bepalend zijn voor de hoorplicht. Eiseres had aangevoerd dat zij kennis wilde maken met Nederland voordat zij een beslissing nam over permanente vestiging, en dat er geen reden was om aan haar voornemen te twijfelen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 944,-- werden vastgesteld, en het betaalde griffierecht van € 160,-- moest worden vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij visumaanvragen en de verplichting om aanvragers te horen in het kader van hun bezwaar.