ECLI:NL:RBDHA:2017:7757

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
C/09/514685 / HA ZA 16-835
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en exhibitie-incident in faillissementszaak met internationale aspecten

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Den Haag, betreft het een bevoegdheidsincident en een exhibitie-incident in het kader van een faillissement. De eiseressen, [X] Beheer B.V. en de curator van Leadd B.V., vorderen betaling van een aanzienlijk bedrag van de gedaagde, Bayer Pharma AG, op basis van een samenwerkingsovereenkomst die in het verleden is gesloten. De rechtbank moet zich buigen over de vraag of zij bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van [X] Beheer, gezien de internationale context van de zaak en de forumkeuzeclausule in de overeenkomst. De rechtbank stelt vast dat de bevoegdheid slechts kan worden gebaseerd op de forumkeuze voor één van de eiseressen, en niet voor beiden. De curator stelt dat de samenwerkingsovereenkomst is overgedragen aan [X] Beheer, maar Bayer betwist dit en stelt dat de toestemming van de andere partij, [Z] AG, voor de overdracht vereist was en niet is verkregen. De rechtbank concludeert dat er geen geldige forumkeuze is tot stand gekomen, waardoor zij zich onbevoegd verklaart ten aanzien van de vorderingen van [X] Beheer. In het incident ex artikel 843a Rv vordert [X] Beheer inzage in documenten van Bayer, die volgens hen relevant zijn voor hun vorderingen. De rechtbank beveelt een comparitie van partijen om de verdere procesgang te bespreken en mogelijke schikkingsmogelijkheden te onderzoeken. De uitspraak is gedaan op 12 juli 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/514685 / HA ZA 16-835
Vonnis in het bevoegdheidsincident van 12 juli 2017
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser1] BEHEER B.V.,
gevestigd te Hapert,
2.
MR. R.A.M.L. VAN OEIJENin zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
LEADD B.V.,
kantoorhoudende te Eindhoven,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident ex artikel 843a Rv,
verweerders in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. A.A.H.M. van der Wijst te Boxtel,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
BAYER PHARMA AG,
gevestigd te Berlijn, Duitsland,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident ex artikel 843a Rv,
eiseres in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. G. Kuipers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [X] Beheer c.s. (enkelvoud) en Bayer genoemd worden en eiseres/eiser ook afzonderlijk [X] Beheer en de curator.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 maart 2016, tevens houdende de incidentele vordering ex artikel 843a Rv, met productie 1 tot en met 63;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de conclusie van antwoord in het incident ex 843a Rv, tevens incident tot onbevoegdheid van 7 september 2016, met productie 1 tot en met 20;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot onbevoegdheid van 5 oktober 2016.
1.2.
Vonnis in de incidenten is nader bepaald op heden.
2. Het geschil in de hoofdzaak
2.1.
In de hoofdzaak vordert [X] Beheer c.s. - verkort weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Bayer zal veroordelen aan [X] Beheer c.s. € 8.374.682,34 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, met veroordeling van Bayer in de (na)kosten.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt [X] Beheer c.s. - zakelijk weergegeven - dat Leadd B.V. (hierna: Leadd) met [Z] AG (hierna: [Z] ) op 27 november 1998 een License, Research and Development Agreement (hierna: de Overeenkomst) heeft gesloten. Daaraan voorafgaand hebben Leadd en [Z] een Disclosure Agreement gesloten op grond waarvan Leadd haar door octrooien beschermde Apoptin technologie openbaar heeft gemaakt aan [Z] . Apoptin is een eiwit dat menselijke kankercellen doodt maar normale, gezonde cellen niet aantast. Op grond van de Overeenkomst hebben Leadd en [Z] onderzoeksactiviteiten ontplooid met betrekking tot - kort gezegd - Apoptin. In de Overeenkomst is bepaald dat Leadd recht heeft op milestones en royalty’s met betrekking tot Apoptin Products, Leadd Target Products en Target Products. Op 15 juli 2003 is Leadd in staat van faillissement verklaard met benoeming van de curator als curator. De curator is met [Z] op 27 september 2004 verlenging van de Overeenkomst en daarbij een aangepast Appendix 1 overeengekomen.
2.3.
De curator heeft op 26 oktober 2005 bij schriftelijke overeenkomst alle rechten uit de Overeenkomst - inclusief milestone en royalty vorderingen - aan [X] Beheer overgedragen. [Z] heeft de Overeenkomst bij brief van 27 januari 2010 buitengerechtelijk ontbonden, welke ontbinding [X] Beheer c.s. heeft betwist. Bij brief van 12 maart 2010 heeft [Z] de Overeenkomst opgezegd tegen 12 juni 2010 op basis van artikel 26.3 van de Overeenkomst, welke opzegging volgens [X] Beheer c.s. evenmin tot beëindiging van de Overeenkomst heeft geleid. [X] Beheer c.s. heeft, ondanks gehoudenheid van [Z] daartoe, vanaf 27 september 2004 geen informatie ontvangen over de voortgang van door [Z] op basis van de Overeenkomst verricht onderzoek en ontwikkeling. Via raadpleging van openbare bronnen heeft [X] Beheer c.s. geconcludeerd dat [Z] een Apotin Product en een Target Product heeft ontwikkeld, waarvoor [Z] op verschillende gronden op basis van de Overeenkomst milestone-vergoedingen aan [X] Beheer c.s. verschuldigd is voor een totaalbedrag van € 4.601.627,-. Over deze hoofdsom is [Z] wettelijke handelsrente verschuldigd die [X] Beheer c.s. tot 12 augustus 2015 heeft berekend op € 3.726.344,-. Daarnaast vordert [X] Beheer c.s. buitengerechtelijke kosten van € 43.497,74 en vertaalkosten à € 3.213,60, waarmee het totaalbedrag sluit op het gevorderde bedrag van € 8.374.682,34. [X] Beheer c.s. vordert dit bedrag van Bayer nu zij, volgens door [X] Beheer c.s. verricht onderzoek, de rechtsopvolgster van [Z] blijkt te zijn. Op grond van een forumkeuzeclausule in artikel 34 lid 2 van de Overeenkomst is deze rechtbank bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen van die vordering.
2.4.
Bayer voert gemotiveerd verweer.

3.Het geschil in het incident ex artikel 843a Rv

3.1.
[X] Beheer c.s. vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Bayer zal veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het in het incident te wijzen vonnis aan [X] Beheer c.s. een afschrift te verstrekken van de documenten genoemd in randnummers 160 tot en met 163 van de dagvaarding, met veroordeling van Bayer in de (na)kosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [X] Beheer c.s. ten grondslag dat zij op grond van § 4.1 van de Overeenkomst recht heeft op de volgende type documenten:
4.1.1.
Establishment of annual Research Plans;
4.1.2.
Provision of annual research reports;
4.1.4.
Recommendations to the Steering Committee of allocation of resources for the
different projects within the Research Plan and the annual Research Plans;
4.1.5.
Scientific evaluation of the research and appropriate recommendations for the direction of the research to the Steering Committee;
4.1.6.
Exchange of information and experience with the Steering Committee including updates on patent positions;
4.1.8.
Proposals for decisions on strategy for patent filing, patent prosecution and patent
maintenance to the Steering Committee.
3.3.
Op basis van de rechten op informatie met betrekking tot de voornoemde type documenten vordert [X] Beheer c.s. primair op basis van artikel 843a Rv van Bayer afschrift en inzage van bescheiden over de hierna (kort samengevatte) onderwerpen. [X] Beheer c.s. stelt daartoe dat deze vordering tot inzage voldoet aan alle vereisten van artikel 843a Rv. De daarvoor vereiste rechtsbetrekking is de in 2.3 beschreven niet-nakoming door Bayer van haar betalingsverplichtingen onder de Overeenkomst en de in 3.2 beschreven informatie-verplichtingen.
1. Roniciclip zijnde BAY1000394 (vanaf december 2002);
2. MP4 (HOAC en/of CD inhibitor) als Target en de daarop gebaseerde Target Products (vanaf december 2002);
3. AAP1 als Target en de daarop gebaseerde Target Products (vanaf december 2002);
4. Research en Development van Apoptin Products vanaf 27 september 2004.
3.4.
Subsidiair verzoekt [X] Beheer c.s. de rechtbank om gebruik te maken van haar discretionaire bevoegdheid ex artikel 22 Rv om Bayer op te dragen de voornoemde stukken te overleggen.
3.5.
Bayer voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in het bevoegdheidsincident

4.1.
Bayer vordert dat de rechtbank zich met betrekking tot [X] Beheer onbevoegd verklaart en (naar de rechtbank begrijpt: voorwaardelijk voor zover haar incidentele vordering jegens [X] Beheer wordt afgewezen) met betrekking tot de curator. Zij stelt daartoe - zakelijk weergegeven - dat [X] Beheer geen beroep toekomt op het forumkeuzebeding dat is opgenomen in artikel 34 van de Overeenkomst en waarop [X] Beheer c.s. zich met betrekking tot de (internationale) bevoegdheid van de onderhavige rechtbank baseert. Dit omdat de Overeenkomst door de curator niet rechtsgeldig aan [X] Beheer is overgedragen. [Z] heeft op 7 juli 2005 voorwaardelijk toestemming gegeven voor een overdracht van de Overeenkomst aan [X] Beheer, maar de curator heeft die voorwaarden op 13 september 2005 van de hand gewezen. Daarop heeft [Z] in een brief van 20 oktober 2005 onder opgave van redenen haar toestemming uitdrukkelijk onthouden aan de overdracht van de Overeenkomst. Daarop heeft de curator in een brief van 26 oktober 2005 aan [Z] bericht dat [Z] haar toestemming volgens hem op onredelijke gronden onthield.
4.2.
Na de brief van 26 oktober 2005 van de curator aan [Z] , heeft [Z] bij brief van 9 augustus 2006 gemeld dat zij - ingeval de curator de Overeenkomst zou overdragen - de Overeenkomst zou beëindigen op grond van contractbreuk omdat [Z] de voor overdracht vereiste toestemming niet heeft verleend. Vervolgens heeft de curator bij brief van 6 oktober 2006 gemeld dat de overdracht geen doorgang had gevonden. Het standpunt van [X] Beheer c.s. bij dagvaarding is derhalve onbegrijpelijk, tegenstrijdig met eerdere berichtgeving en in strijd met wettelijke en contractuele bepalingen. Voor zover de rechtbank tot het oordeel zou komen dat de Overeenkomst wel aan [X] Beheer is overgedragen, dan is de rechtbank ten aanzien van de curator onbevoegd van de vorderingen kennis te nemen, aangezien in dat geval de curator zich niet op de forumkeuze in de Overeenkomst kan beroepen.
4.3.
[X] Beheer voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het bevoegdheidsincident

5.1.
Ambtshalve stelt de rechtbank voorop dat de eventuele (internationale) bevoegdheid van de onderhavige rechtbank dient te worden bepaald aan de hand van de EEX II-Vo. [1] De rechtbank begrijpt dat [X] Beheer c.s. een beroep doet op artikel 34.2 van de Overeenkomst en stelt dat de bevoegdheid van deze rechtbank voortvloeit uit de daarin opgenomen forumkeuze, met deze rechtbank als exclusief forum. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is het de rechtbank echter niet duidelijk waarop [X] Beheer c.s. haar stelling heeft gebaseerd dat deze rechtbank op basis van de forumkeuze zowel ten aanzien van de vorderingen van [X] Beheer als de vorderingen van de curator bevoegdheid zou toekomen. Bayer betoogt terecht dat deze rechtbank slechts internationale bevoegdheid toekomt met betrekking tot óf de curator óf [X] Beheer, maar niet met betrekking tot beiden, nu slechts één van beiden partij is bij de Overeenkomst en zich ten aanzien van Bayer op de forumkeuzeclausule kan beroepen.
5.2.
Bij de beantwoording van de bevoegdheidsvraag op basis van de EEX II-Vo dient de rechtbank alle haar ter beschikking staande relevante gegevens in ogenschouw te nemen, waaronder, in voorkomend geval, de betwistingen van gedaagde. Voor de toetsing in het kader van de bevoegdheid hoeft de rechtbank echter geen uitgebreide bewijsprocedure te voeren met betrekking tot betwiste feiten die zowel voor de bevoegdheidsvraag als in de hoofdzaak relevant zijn. [2]
5.3.
Nu [X] Beheer c.s. zich beroept op een forumkeuzeclausule is artikel 25 lid 1 EEX II-Vo van toepassing, waarin de vereisten voor een geldige forumkeuze zijn opgenomen. Artikel 25 lid 1 EEX-verordening vereist dat de forumkeuze bij overeenkomst wordt gesloten, waarbij de overeenkomst dient te voldoen aan bepaalde vormvoorschriften die ten doel hebben te waarborgen dat de wilsovereenstemming ten aanzien van de forumkeuze tussen partijen inderdaad vaststaat. Een geldige forumkeuze kan - onder andere - tot stand komen bij een schriftelijke of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst (zie artikel 25 lid 1 onder a) EEX II-Vo).
5.4.
Bayer betwist dat de forumkeuzeclausule (als onderdeel van de Overeenkomst) tussen haar en [X] Beheer tot stand is gekomen, omdat niet is voldaan aan alle vereisten in de Overeenkomst voor een geldige overdracht, met name het vereiste dat daarvoor toestemming van de andere partij nodig is. Dat betekent dat de rechtbank niet kan vaststellen dat er tussen partijen met betrekking tot de forumkeuze sec wilsovereenstemming heeft bestaan, zonder te beoordelen of met betrekking tot het aangaan van de (gehele) overeenkomst tussen partijen wilsovereenstemming heeft bestaan. Een separabele forumkeuze in de zin van artikel 25 lid 5 EEX II-Vo, op basis waarvan de rechtbank zonder meer bevoegdheid kan aannemen, is in dit geval niet aan de orde.
5.5.
Of de Overeenkomst omstreeks oktober 2005 tussen [X] Beheer en Bayer tot stand is gekomen, dient de rechtbank te beoordelen aan de hand van het recht dat volgens het internationaal privaatrecht van de aangezochte rechter van toepassing is. Nederland is partij bij het EVO [3] , waarbij de rechtbank voor de volledigheid opmerkt dat in dit geval niet de opvolger van het EVO, Rome I [4] , van toepassing is nu die verordening geldt voor (vermeende) overeenkomsten die na 17 december 2009 zijn gesloten (artikel 28 Rome I). Het EVO is op basis van het universele formele toepassingsgebied (vergelijk artikel 2 EVO) van toepassing op het onderhavige geschil. In artikel 8 lid 1 EVO is geregeld dat de vraag óf de door [X] Beheer gestelde Overeenkomst tussen haar en Bayer bestaat (hetgeen Bayer betwist), beantwoord moet worden volgens het recht dat volgens het EVO toepasselijk zou zijn, indien de overeenkomst geldig zou zijn. Dat betekent dat op basis van artikelen 3 lid 1 EVO Nederlands recht toepasselijk is, nu in artikel 34.1 van de Overeenkomst een rechtskeuze voor Nederlands recht is opgenomen.
5.6.
Daaruit volgt dat naar Nederlands recht de vraag voorligt of de curator de Overeenkomst rechtsgeldig heeft overgedragen aan [X] Beheer (in welk geval de Overeenkomst geldt tussen [X] Beheer en Bayer). In artikel 29.2 van de Overeenkomst is geregeld dat een partij (in dit geval de curator) die de Overeenkomst wil overdragen aan een derde ( [X] Beheer), de toestemming van de andere partij (in dit geval in 2005 [Z] ) behoeft. Tussen partijen is niet in geschil dat [Z] haar toestemming niet heeft verleend, waarmee er in beginsel geen overeenkomst tussen [X] Beheer en [Z] (thans Bayer) tot stand is gekomen. Dat is slechts anders wanneer de in artikel 29.2 van de Overeenkomst opgenomen uitzondering geldt, te weten dat de andere partij ( [Z] ) op onredelijke gronden haar toestemming heeft onthouden. De stelplicht en bewijslast dat [Z] haar toestemming op onredelijke gronden heeft onthouden, ligt in deze procedure bij [X] Beheer c.s. en in dit bevoegdheidsincident bij [X] Beheer.
5.7.
[Z] heeft in haar brief van 20 oktober 2005 aan de curator de volgende vijf bezwaren genoemd als grondslag voor het onthouden van haar toestemming:
“ The [X] brothers have a proven track record of mismanagement in conducting the Leadd business and related businesses (reference for the latter is amongst others made to the decision of the enterprise chamber of 30 December 2002, JOR 2003/63 in relation to Aesculaap Beheer B.V., where the enterprise chamber concluded that Aesculaap Beheer BV, was mismanaged and both the [X] brothers were suspended as directors);

There are various examples were the [X] brothers gave misleading statements about [Z] to the employees of Leadd, or to [Z] on various subjects (for example about Aesculaap Beheer Biotechnology B.V.’s mandate on behalf of the other shareholder in relation to the proposed sale of the shares of Leadd to [Z] . Aesculaap Beheer Biotechnology B.V. informed [Z] that it reached an agreement with the University of Leiden to transfer the shares and that it could negotiate on behalf of the University, but this turned out to be incorrect);

During the active cooperation and research period under the Agreement Leadd has proven to be an unreliable partner in terms of financial responsibility. Leadd, for example, continued to ask [Z] for further payments without any grounds for such payments. The ongoing dispute about the milestone payment is one example of such request for additional payments. Another example is that a letter was sent to to [Z] to ask for money to make payments to employees, while [Z] just recently had made a significant payment to Leadd to cover employment costs for the coming months;

There were endless discussions in the Steering Committee about managerial issues, which made the cooperation often very difficult, The alleged claims for milestone payments and [Z] ’s Development Compound ZK-cdk are examples were discussions have escalated without being resolved within a reasonable period (these discussions date from early 2003). Given that a number of discussions have also been escalated to the board level and have not yet been resolved, all amicable dispute resolution possibilities as foreseen in the Agreement have been unsuccesfully tried and therefore legal proceedings seem to be unavoidable; and

[Z] has - despite numerous explicit requests - continuously been kept in the dark as to the question on the potential transfer of the patent portfolio to the [X] brothers, claims of third parties on this portfolio, and rights of pledge vested in the patents or the Agreement. [Z] was in particular very much surprised to find out that rights of pledge had been granted to ABN AMRO Bank N.V. and one of entities from the [X] brothers. Even now the exact position of DLO, ABN AMRO Bank N.V. and the [X] Brothers remains unclear.”
5.8.
Deze redenen kunnen voorshands niet allemaal als onredelijke gronden aangemerkt worden, zeker als hierbij de aard van de uit de overeenkomst voortvloeiende samenwerking wordt betrokken. In de dagvaarding en de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident heeft [X] Beheer echter onbesproken gelaten waarom de door [Z] genoemde bezwaren onredelijk zouden zijn. Zij stelt ter zake enkel - zonder nadere toelichting - dat [Z] aanvankelijk met de overdracht onder voorwaarden heeft ingestemd, waarna de curator heeft aangegeven de voorwaarden van [Z] onredelijk te vinden en daarmee niet akkoord te gaan. Vervolgens heeft [Z] de bovenvermelde brief van 20 oktober 2005 gestuurd waarin zij haar toestemming aan de overdracht onthoudt.
5.9.
Alleen uit de door [X] Beheer c.s. overgelegde productie 26, de reactie van de curator aan de advocaat van [Z] naar aanleiding van de weigering, blijkt:

as your client has already known for several years, the transfer of the patents portfolio (including claims arising from the Agreement) of Leadd B.V. is very complicated. In my capacity of trustee I have been attempting to sell the patents portfolio of Leadd B.V. for two and a half years now. Your client initially made an offer and then, in October 2003, withdrew its offer. Due to the position your client now takes, it is impossible to sell the patent portfolio (and other assets) for the highest price and in favour of all creditors in the bankruptcy. Your client has no valid reasons for withholding consent.
(…) as far as I can see, Stichting DLO will have no claims to your client. (…)
Mr. [Y] of ABN-AMRO Bank told me by telephone that its claim has been bought by [eiser1] Beheer B.V. As of that fact your client can be assured that ABN-AMRO Bank N.V. will not have any claim to your client. Therefore, in the future your client will only have to deal with one party, [eiser1] Beheer B.V.”
5.10.
Waarom de eerste vier redenen die [Z] aanvoerde voor het onthouden van haar toestemming inhoudelijk niet valide waren, blijkt niet uit de reactie van de curator. Dat [X] Beheer dit standpunt van de curator onderschrijft, heeft zij overigens ook niet gesteld. Bij deze stand van zaken kan niet worden vastgesteld dat [Z] haar toestemming op onredelijke gronden onthield en de Overeenkomst is overgegaan aan [X] Beheer ondanks het feit dat [Z] daarvoor geen toestemming gaf. Dat betekent dat de rechtbank er vanuit gaat dat er geen forumkeuzebeding tussen [X] Beheer en Bayer tot stand is gekomen, zodat Bayer niet van de rechter van haar woonplaats kan worden afgehouden (de hoofdregel van artikel 4 lid 1 EEX II-Vo).
5.11.
Het voorgaande betekent dat deze rechtbank geen internationale bevoegdheid toekomt ten aanzien van de vorderingen van [X] Beheer, waarmee de incidentele vordering van Bayer jegens [X] Beheer voor toewijzing gereed ligt. Aan de subsidiaire incidentele vordering tot onbevoegdverklaring kennis te nemen van de vordering van de curator, wordt derhalve niet toegekomen.
5.12.
[X] Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het incident worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van Bayer op een bedrag van € 452,- (1 punt x tarief II) aan salaris advocaat.
6. De beoordeling in het incident ex artikel 843a Rv en het vervolg van de procedure in de hoofdzaak
Bepaling comparitie van partijen
6.1.
De rechtbank acht voor een goede instructie van de zaak - zowel in het exhibitie-incident als in de hoofdzaak - een comparitie van partijen aangewezen. Ter gelegenheid daarvan kan de verdere procesgang in het exhibitie-incident en in de hoofdzaak nader worden besproken. Zij zal derhalve een comparitie van partijen bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden (een schikking beproeven). De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol van
2 augustus 2017voor opgave verhinderdata van beide partijen in de periode september 2017 tot en met januari 2018.
Informatieverstrekking door partijen
6.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 85 lid 3 jo artikel 21 Rv bestaat de mogelijkheid om vóór de comparitie stukken in het geding te brengen. Advocaten dienen deze stukken, zo nodig voorzien van een korte toelichting op de relevantie ervan, alsmede een gespecificeerde kostenopgave als kosten ex artikel 1019h Rv worden gevorderd, ingevolge artikel 2.9 Landelijk Procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken
uiterlijk twee weken vóór de comparitiedatum, met gelijktijdige kopie aan de advocaat van de wederpartij, per brief te sturen aan: Paleis van Justitie,
CNA-bureaukamer P2-1415, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag. In de brief dienen de naam van de comparitierechter alsmede de datum en het tijdstip van de zitting te worden vermeld.
Een aanvulling van de kostenopgave ex artikel 1019h Rv (met overzicht van de kosten gemaakt sinds de kostenopgave) dient uiterlijk
24 uurvóór de zitting te worden ingediend, met gelijktijdige kopie aan de advocaat van de wederpartij.
Informatieverzoek van rechter
6.3.
De comparitierechter kan op de voet van artikel 22 Rv een partij verzoeken om op de zitting bepaalde stellingen toe te lichten of op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen dan wel een informant mee te nemen. In dat geval zullen advocaten een formulier ontvangen met nadere instructies.
Wijze van indiening stukken
6.4.
Alle (proces)stukken moeten voldoen aan de eisen voor het indienen van papieren processtukken en producties zoals opgenomen in de
‘Instructies voor het indienen van stukken in IE-zaken’, raadpleegbaar via de website van de rechtbank Den Haag van de Sectie Intellectuele Eigendom (IE) op www.rechtspraak.nl (https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Rechtbanken/Rechtbank-Den-Haag/Over-de-rechtbank/Rechtsgebieden-en-teams/Paginas/Intellectuele-Eigendom.aspx).
Digitale kopieën van stukken
6.5.
Tegelijk met het aanleveren van papieren processtukken en producties dienen deze tevens op een
digitale dragerte worden aangeleverd conform de ‘Instructies voor het indienen van stukken in IE-zaken’, hiervoor vermeld. Iedere partij levert voorts de reeds ingediende (proces)stukken op een digitale drager aan uiterlijk
tweeweken vóór de zitting.
Pleiten
6.6.
Advocaten kunnen op de comparitie een juridische toelichting geven maar géén pleitnota voordragen, tenzij de rechter dit van te voren heeft toegestaan. Een advocaat kan daartoe uiterlijk vier weken voorafgaand aan de comparitie een gemotiveerd schriftelijk verzoek bij het CNA-bureau indienen.
Verzoek om uitstel comparitie wegens verhindering
6.7.
Een uitstelverzoek wegens verhindering, overmacht, klemmende reden of lopende onderhandelingen over een schikking moet
schriftelijkworden gedaan aan het CNA-bureau, en wel bij voorkeur per B-formulier (conform artikel 1.8 van het Landelijk procesreglement), met gelijktijdige kopie aan de advocaat van de wederpartij. In het verzoek dienen te worden vermeld: de naam van de comparitierechter, de datum en het tijdstip van de zitting, alsmede de verhinderdata voor de eerstkomende drie maanden na de comparitiedatum.
De rechtbank zal elk verzoek tot uitstel afwijzen dat niet
binnen twee weken naeen ambtshalve dagbepaling van de zitting is ontvangen (conform artikel 8.3 van het Landelijk procesreglement) of dat is ontvangen na een dagbepaling in overleg met partijen, tenzij sprake is van overmacht of klemmende reden en behoudens het bepaalde onder 5.8.
Verzoek om uitstel comparitie wegens schikkingsonderhandelingen
6.8.
Een verzoek om uitstel wegens lopende schikkingsonderhandelingen gedaan binnen twee weken voor de zitting, is in beginsel te laat. De comparitie zal gewoon doorgang vinden.
Een uitzondering op deze regel wordt (in ieder geval) gemaakt in het geval dat alle betrokken advocaten het CNA-bureau
uiterlijk twee werkdagen vóór de comparitiedatumschriftelijk hebben bericht dat a) de zaak op eenstemmig verzoek moet worden verwezen naar een mediator of b) de procedure kan worden doorgehaald wegens een alsnog getroffen schikking.
In dat laatste geval kunt u de rechtbank verzoeken een door of namens alle partijen getekende en vóór de zitting ontvangen vaststellingsovereenkomst aan te hechten aan een in executoriale vorm opgemaakt proces-verbaal.
Indien de rechter een uitstel wegens lopende schikkingsonderhandelingen toestaat maar partijen zijn niet tot een regeling gekomen, dan zal bij de bepaling van een nieuwe zittingsdatum geen voorrang worden verleend boven andere zaken.

7.De beslissing

De rechtbank
in de procedure tussen [X] Beheer en Bayer
in het bevoegdheidsincident en in de hoofdzaak
7.1.
verklaart zich ten aanzien van [X] Beheer onbevoegd van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen;
in het bevoegdheidsincident
7.2.
veroordeelt [X] Beheer in de proceskosten, aan de zijde van Bayer begroot op € 452,-;
7.3.
verklaart de veroordeling onder 7.2 uitvoerbaar bij voorraad;
in de procedure tussen de curator en Bayer
in het incident ex artikel 843a Rv en in de hoofdzaak
7.4.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op een nader te bepalen datum en tijdstip, in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag, ten overstaan van mr. F.M. Bus,
7.5.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 2 augustus 2017 voor het verstrekken door partijen van hun verhinderdata voor de maanden september 2017 tot en met januari 2018;
7.6.
bepaalt dat ingeval sprake is van een rechtspersoon die partij vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen;
7.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
2.HvJEU 28 januari 2015, C-375/13, ECLI:EU:C:2015:37 (Kolassa) en HvJEU 16 juni 2016, C-12/15, ECLI:EU:C:2016:449 (Universal /Schilling c.s)
3.Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Trb. 1980, 156
4.Verordening (EG) 593/2008 van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst