ECLI:NL:RBDHA:2017:7665
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering toevoeging voor rechtsbijstand in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de weigering van een toevoeging voor rechtsbijstand aan eiseres. Eiseres had op 6 oktober 2016 een aanvraag ingediend voor een toevoeging, die door de Raad voor Rechtsbijstand was afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 8 november 2016 ongegrond verklaard, waarna zij beroep instelde. Tijdens de zitting op 10 juli 2017 werd eiseres vertegenwoordigd door een kantoorgenoot van haar gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat de juridische en feitelijke complexiteit van de zaak zodanig was dat rechtsbijstand noodzakelijk was. De rechtbank volgde het standpunt van de Raad voor Rechtsbijstand dat eiseres in staat was om zelf, of met hulp van een ander, beroep in te dienen. Eiseres had aangevoerd dat er sprake was van juridische en feitelijke complexiteit, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een toevoeging rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van de criteria voor het verlenen van rechtsbijstand en de beoordelingsvrijheid van de Raad voor Rechtsbijstand. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet had aangetoond dat haar zaak afweek van de standaardcriteria en dat de verwijzing naar andere zaken niet voldoende was om haar verzoek te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.