ECLI:NL:RBDHA:2017:7663

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7134
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging grondslag besluit in bezwaar en reformatio in peius in bestuursrechtelijke context

Op 12 juli 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad voor Rechtsbijstand. Eiseres had een aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand ingediend, welke door verweerder op 27 mei 2016 was afgewezen. Na een bezwaarschrift heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard, maar met wijziging van de grondslag. Eiseres stelde dat deze wijziging in strijd was met het verbod van reformatio in peius, omdat de afwijzing in de bezwaarfase op een andere grond was gebaseerd dan in de primaire fase. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van de grondslag door verweerder niet in strijd was met de wet, omdat verweerder ook zonder het indienen van het bezwaar bevoegd was om het besluit ten nadele van eiseres te wijzigen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een schending van het verbod van reformatio in peius, aangezien de bevoegdheid van verweerder om het besluit te heroverwegen niet afhankelijk was van de bezwaarfase. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/7134

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en

de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. S.O. Vos).

Procesverloop

Bij besluit van 27 mei 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een toevoeging voor rechtsbijstand afgewezen.
Bij besluit van 22 augustus 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard onder wijziging van de grondslag.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2017.
Eiseres en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Bij besluit van 25 maart 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam een aanvraag van eiseres om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet afgewezen wegens het niet verstrekken van voldoende informatie.
Eiseres heeft een toevoeging aangevraagd om tegen dit besluit op te komen. Verweerder heeft in het primaire besluit de aanvraag van eiseres afgewezen omdat het verzoek betrekking heeft op een rechtsbelang terzake waarvan aanspraak kan worden gemaakt op rechtsbijstand op grond van de eerder verstrekte toevoeging met nummer [nummer] van 3 juni 2014.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres, onder wijziging van de afwijzingsgrond, ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij overwogen dat het om een probleem gaat waarvoor eiseres geen bijstand van een advocaat nodig heeft. In bezwaar ging het om de omstandigheid dat eiseres stelt de brief van de gemeente, waarin wordt verzocht om gegevens van eiseres, niet door haar is ontvangen. Voorts zijn de gevraagde gegevens volgens eiseres niet nodig voor de beoordeling van de aanvraag. Eiseres kan aan de hand van een feitelijk betoog aanvoeren dat de gemeente over voldoende gegevens beschikt om een beslissing te nemen en zij kan zelf aanvoeren dat zij de brief niet heeft ontvangen. Verweerder heeft daarbij opgemerkt dat een bezwaarprocedure een laagdrempelige procedure betreft, waarbij de indiener over het algemeen een mogelijkheid heeft het bezwaar en de situatie ter zitting nader toe te lichten.
2. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat verweerder de aanvraag heeft afgewezen op het leerstuk bereik. In de bezwaarfase heeft verweerder de grondslag van de afwijzing gewijzigd en is de aanvraag afgewezen op het leerstuk zelfredzaamheid. Eiseres heeft nadeel ondervonden van deze handelwijze, hetgeen in strijd is met het verbod van reformatio in peius.
3. De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank stelt vast dat verweerder met het primaire besluit heeft geweigerd om een toevoeging te verlenen omdat deze onder het bereik van een eerder verleende toevoeging zou vallen. Met het besluit op bezwaar heeft verweerder de grondslag van het besluit gewijzigd in die zin dat ze thans aan de weigering ten grondslag heeft gelegd dat eiseres in staat wordt geacht om zelf bezwaar te maken.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer van 29 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3871, mag het maken van bezwaar er niet toe leiden dat het bestuursorgaan de heroverweging gebruikt om een verslechtering van de positie van de indiener te bereiken die zonder bezwaarschriftprocedure niet mogelijk zou zijn. Indien het bestuursorgaan ook zonder dat het bezwaarschrift zou zijn ingediend tot wijziging van het bestreden besluit ten nadele van de indiener bevoegd zou zijn geweest, verzet artikel 7:11 van de Awb zich er niet tegen dat die wijziging betrokken wordt bij de beslissing op het bezwaarschrift, mits de belanghebbende niet in zijn verweermogelijkheden wordt geschaad.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het primaire besluit heeft bepaald dat de werkzaamheden van de gemachtigde van eiseres zouden kunnen worden gedeclareerd onder een eerder afgegeven toevoeging. In reactie op het door eiseres ingediende bezwaarschrift heeft verweerder zijn standpunt gewijzigd in die zin dat de door de gemachtigde van eiseres uitgevoerde werkzaamheden in het geheel niet zouden kunnen worden gedeclareerd. Het besluit is derhalve ten nadele van eiseres gewijzigd. Door verweerder is echter terecht betoogd dat hem ook los van de bezwaarprocedure de bevoegdheid toekomt een besluit tot het verlenen van een toevoeging ambtshalve te wijzigen, indien sprake is van onjuiste besluitvorming. Door eiseres is niet bestreden dat aan verweerder deze bevoegdheid toekomt. Gelet hierop is geen sprake van een schending van het verbod van reformatio in peius.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Bijvank, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.