In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2017 uitspraak gedaan in het kader van een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van twee appartementengebouwen met in totaal 46 appartementen en bijbehorende bergingen. De vergunninghoudster had op 13 december 2016 een omgevingsvergunning aangevraagd, maar de eisers, waaronder L. [eiseres 1] en [eiseres 2], stelden dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan en dat de vergunning niet verleend had mogen worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan niet voldeed aan de voorschriften van het Bouwbesluit, maar dat de vergunninghouder aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een goede ruimtelijke onderbouwing. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers, waaronder de bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten en de parkeereisen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de vergunninghouder voldoende had aangetoond dat het bouwplan voldeed aan de eisen van de Wabo en dat de omgevingsvergunning terecht was verleend. De beroepen van de eisers zijn ongegrond verklaard.