ECLI:NL:RBDHA:2017:7423

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
6 juli 2017
Zaaknummer
16 / 26926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van traditioneel huwelijk in Eritrea en gevolgen voor asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiseres, die een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had aangevraagd op basis van een traditioneel huwelijk met referent, die reeds een verblijfsvergunning asiel had. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, ten onrechte had aangenomen dat eiseres en referent niet gehuwd waren. Eiseres had deskundigenverklaringen ingebracht waaruit blijkt dat een traditioneel huwelijk in Eritrea rechtsgeldig is. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de deskundigen, A.Y. Abraha en B. Ghebremichael, niet ter discussie stonden en dat de informatie die verweerder had aangevoerd niet voldoende was om de rechtsgeldigheid van het huwelijk te ontkennen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij als uitgangspunt geldt dat sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/26926

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

(gemachtigde: mr. P.J. van den Hoogen),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 april 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder een aanvraag om eiseres een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 10 november 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2017.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld van [naam referent] (referent) en [naam begeleider] (begeleider van referent en werkzaam bij de vluchtelingenwerkgroep Cranendonck). Als tolk is verschenen A.Y. Abraha. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. E. Sweerts.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen een rapport van A.Y. Abraha in het geding te laten brengen.
Bij faxbericht van 2 maart 2017 heeft de gemachtigde van eiseres dit rapport overgelegd, evenals een aanvulling op het rapport van 3 februari 2017, een vertaling van een ongedateerd stuk van B. Ghebremichael, een kopie van een tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 14 februari 2017 en een kopie van een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 8 februari 2017.
Bij faxbericht van 10 april 2017 heeft verweerder op deze stukken gereageerd en als bijlagen twee pagina’s uit het Algemeen Ambtsbericht Eritrea van februari 2017, een pagina uit het EASO-rapport van mei 2015, een kopie van een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 13 februari 2017 en een kopie van een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 maart 2017 overgelegd.
Bij brieven van 18 april 2017 heeft de rechtbank partijen gevraagd om toestemming zonder nadere zitting uitspraak te doen. De gemachtigde van eiseres heeft deze toestemming niet gegeven.
Bij faxbericht van 5 mei 2017 heeft de gemachtigde van eiseres op de stukken van verweerder gereageerd en een kopie van een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 20 april 2017 overgelegd.
Bij faxbericht van 10 mei 2017 heeft de gemachtigde van eiseres de rechtbank bericht dat hij A.Y. Abraha als getuige/deskundige mee naar de zitting zal nemen.
Bij faxbericht van 16 mei 2017 heeft de gemachtigde van eiseres nogmaals een kopie van de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 8 februari 2017 overgelegd.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2017.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld van [naam referent] (referent) en [naam begeleider] (begeleider van referent en werkzaam bij de vluchtelingenwerkgroep Cranendonck). Als tolk is verschenen D. Legiag.
A.Y. Abraha is door de rechtbank onder ede gehoord als deskundige. Als tolk is verschenen J.E. Hynd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde
mr. R.J.M.F.P. Wouters.

Overwegingen

1. Bij de beoordeling van het beroep gaat de rechtbank uit van de volgende feiten. Referent, geboren op [geboortedag] 1991, bezit de Eritrese nationaliteit. Bij besluit van 25 november 2014 is aan hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Referent heeft op 3 februari 2015 voor eiseres, geboren op 13 maart 1994 en eveneens in het bezit van de Eritrese nationaliteit, een aanvraag ingediend tot het verlenen van een mvv in het kader van nareis asiel. Bij besluit van 19 mei 2015 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen op de grond dat niet kon worden onderzocht of eiseres voldoet aan de voorwaarden van het nareisbeleid. Eiseres kon niet binnen een maand op een Nederlandse vertegenwoordiging zijn.
2. Referent heeft op 2 juli 2015 voor eiseres een nieuwe aanvraag ingediend tot het verlenen van een mvv in het kader van nareis asiel. Ook deze aanvraag heeft verweerder bij het primaire besluit afgewezen. Volgens verweerder is sprake van een traditioneel huwelijk, dat naar internationaal privaatrecht geen rechtsgeldig huwelijk is. Verweerder beschouwt daarom een traditioneel huwelijk als een partnerschapsrelatie. Dit houdt in dat sprake moet zijn van een met een huwelijk gelijkgestelde relatie, die duurzaam en exclusief is. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet in aanmerking komt voor de afgeleide asielstatus op grond van het nareisbeleid, nu eiseres niet met officiële, gelegaliseerde, beëdigde documenten de gestelde feitelijke gezinsband tussen haar en referent heeft aangetoond en er geen plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen over de gestelde feitelijke gezinsband zijn afgelegd.
3. In beroep betoogt eiseres dat een Eritrees traditioneel huwelijk een wettig huwelijk is, dat door verweerder als zodanig moet worden erkend. Voorts betwist referent dat er tegenstrijdige verklaringen zijn. Er is wel degelijk sprake van een duurzame feitelijke exclusieve relatie.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan – voor zover van belang – op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw worden verleend aan de hierna te noemen gezinsleden, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid van artikel 29 van de Vw bedoelde vreemdeling behoorden tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Vw, is verleend:
( a) de echtgenoot of het minderjarig kind van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling;
( b) de vreemdeling die als partner van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling zodanig afhankelijk is van die vreemdeling, dat hij om die reden behoort tot diens gezin.
Op grond van het beleid, neergelegd in paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) verleent verweerder de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw, als de echtgenote of partner feitelijk behoren tot het gezin van de referent. De referent in Nederland moet aantonen dat zijn echtgenote of partner op het moment van binnenkomst van de referent in Nederland feitelijk tot zijn gezin behoren en dat die feitelijke gezinsband niet verbroken is. De referent onderbouwt dit met documenten. De referent moet aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen verstrekken over het feitelijk behoren tot zijn gezin van zijn echtgenote of partner, als de referent de feitelijke gezinsband niet met documenten kan onderbouwen.
Verweerder verleent uitsluitend een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef, onder a of b, van de Vw, als het huwelijk of partnerschap al bestond voordat de referent Nederland is ingereisd. Een traditioneel huwelijk dat buiten Nederland is gesloten, is geen naar internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk. Verweerder beschouwt een traditioneel huwelijk dat buiten Nederland is gesloten als een partnerschapsrelatie, mits sprake is van een duurzame, exclusieve relatie.
De referent en zijn echtgenote of partner moeten aannemelijk maken dat buiten Nederland al sprake is geweest van samenwoning. Indien buiten Nederland geen samenwoning heeft plaatsgevonden, dan moeten de referent en zijn echtgenote of partner hiervoor een aannemelijke verklaring geven om in aanmerking te kunnen komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw.
Op grond van het beleid, neergelegd in paragraaf B7/3.1.1 van de Vc neemt verweerder aan dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie als de relatie in voldoende mate met een huwelijk op één lijn is te stellen. Als verweerder onvoldoende informatie heeft om te beoordelen of sprake is van een duurzame en exclusieve relatie, dan kan verweerder de aanvraag afwijzen.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder in de besluitvorming ervan uitgaat dat sprake is van een traditioneel huwelijk tussen eiseres en referent. Eiseres heeft een huwelijksakte overgelegd van de ‘Eritrean Orthodox Church’. Het is dus niet in geschil tussen partijen dat sprake is van een traditioneel/religieus huwelijk. In geschil is of sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. Verweerder stelt dat een traditioneel huwelijk geen rechtsgeldig huwelijk naar internationaal recht is, terwijl eiseres betoogt dat wel sprake is van een rechtsgeldig huwelijk.
7. Ter onderbouwing van het standpunt heeft verweerder in het primaire besluit en het bestreden besluit gesteld dat, nu geen burgerlijke huwelijksakte kan worden ingebracht, verweerder ervan uitgaat dat sprake is van een traditioneel huwelijk. In reactie op de door eiseres ingebrachte documenten stelt verweerder dat uit diverse bronnen blijkt dat huwelijken in Eritrea geregistreerd moeten worden om erkend te worden als rechtsgeldig huwelijk. Zonder inschrijving in de Kebabi is dus geen sprake van een door de bevoegde autoriteiten afgegeven huwelijksverklaring als bedoeld in artikel 10:31 van het Burgerlijk Wetboek. Verweerder heeft hiertoe overgelegd: pagina’s 25 en 26 van het Algemeen Ambtsbericht Eritrea, pagina 56 van het EASO-rapport mei 2015 en twee rechtbank-uitspraken.
8. In het Algemeen Ambtsbericht Eritrea is over de huwelijksakte het volgende opgenomen:

“In Eritrea vinden huwelijke plaats op traditionele wijze, voor de orthodoxe of katholieke kerk of in de moskee. In Asmara kan men bij de burgerlijke stand een burgerlijk huwelijk sluiten. Religieuze aktes worden door de autoriteiten niet erkend als officiële huwelijksaktes, maar wel gebruikt als brondocumenten om een huwelijk te laten registreren bij de burgerlijke stand.”

De rechtbank stelt vast dat in deze passage niets staat vermeld over de rechtsgeldigheid van een traditioneel huwelijk, maar enkel dat een religieuze akte niet wordt erkend als officiële huwelijksakte.
9. In het EASO-rapport is op pagina 56 het volgende opgenomen over “religious civil status documents”:

“Religious documents are not recognised by the authorities as valid identity documents but must in some cases be provided in order to register a marriage in the civil registers. Religious marriages are recognised in Eritrea, an additional official state marriage certificate is not required but the marriage must be entered into the kebabi administration’s register.”

De rechtbank overweegt dat uit deze passage juist volgt dat religieuze huwelijken worden erkend door de Eritrese autoriteiten. Uit deze korte paragraaf blijkt niet zonder meer dat een huwelijk moet zijn ingeschreven in de Kebabi om te worden erkend.
10. Ter onderbouwing van haar betoog heeft eiseres overgelegd: het rapport ‘Expert Opinion on religious marriage and its modes of proof in Eritrean legal system’ van A.Y. Abraha van 28 november 2016, een aanvulling op dit rapport van 3 februari 2017 en een vertaling van een ongedateerd stuk van B. Ghebremichael. Tevens is Abraha ter zitting gehoord als deskundige.
11. Abraha heeft tijdens de behandeling ter zitting verklaard dat in Eritrea alle huwelijken (burgerlijk, traditioneel en religieus) rechtsgeldig zijn. Het registreren van een huwelijk brengt geen rechtsgevolg met zich mee, maar registratie is de beste manier om te bewijzen dat een huwelijk is gesloten. Als het huwelijk wordt aangevochten, dan moet men bewijs leveren. Dit kan op diverse manieren, bijvoorbeeld door registratie of het meenemen van vier getuigen. Uit de schriftelijke stukken die door Abraha zijn opgesteld, volgt dit eveneens. Ook Ghebremichael stelt dat de registratie van een huwelijk niet is vereist voor de geldigheid van een religieus huwelijk.
12. De rechtbank overweegt als volgt. Het is tussen partijen niet in geschil dat Abraha en Ghebremichael deskundig zijn op het gebied van het huwelijksrecht in Eritrea. Het is evenmin in geschil dat eiseres en referent traditioneel zijn gehuwd. Uit de door eiseres naar voren gebrachte informatie volgt dat een traditioneel huwelijk rechtsgeldig is in Eritrea. De rechtbank stelt vast dat de deskundigen gedetailleerde informatie geven in de overgelegde documenten – en Abraha in zijn verklaring, zoals hij deze ter zitting heeft afgelegd – en de rechtbank heeft geen aanleiding om aan de inhoud van deze verklaringen te twijfelen. Verweerder heeft geen aanknopingspunten naar voren gebracht om de informatie van Abraha en Ghebremichael in twijfel te trekken. De documenten waarnaar verweerder heeft verwezen bevatten immers geen informatie over de rechtsgeldigheid van een traditioneel huwelijk, dat in Eritrea is gesloten.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten onrechte aangenomen dat eiseres en referent niet zijn gehuwd. De verklaringen over de relatie die eiseres en referent hebben afgelegd, hoeven daarom niet te worden beoordeeld. De beroepsgrond van eiseres slaagt. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Het ligt op de weg van verweerder om een nieuw besluit te nemen, waarbij als uitgangspunt heeft te gelden dat sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen eiseres en referent.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,-). De rechtbank kent geen punten toe voor de nadere reactie en de nadere zitting, omdat deze processtappen niet nodig waren geweest, als eiseres op een eerder moment in de procedure de rapportages had ingebracht. Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze
uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze
uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiseres te
vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.P. Jacobs, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.H. Vonk-Menger, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
5 juli 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 5 juli 2017

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.