Uitspraak
Beschikking op het op 13 april 2016 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoeker] ,
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Procedure
- het verzoekschrift;
- de fax d.d. 28 juni 2016, met bijlage, van de zijde van de IND;
- de brief d.d. 29 augustus 2016, met bijlage, van de zijde van verzoeker;
- de brief d.d. 23 februari 2017, met bijlagen, van de zijde van de IND;
- de conclusie van de officier van justitie d.d. 20 maart 2017.
Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie
- [1. minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Pakistan,
- [2. minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Pakistan,
- [3. minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Pakistan, en
- [4. minderjarige] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Pakistan,
Feiten
- Verzoeker, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Pakistan, verkreeg bij wet van 13 september 1979, Stb. 512, in werking getreden op 28 september 1979, de Nederlandse nationaliteit.
- De moeder van de minderjarigen is [naam moeder] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Pakistan. Zij heeft de Pakistaanse nationaliteit.
- Verzoeker is op [datum] in Pakistan in het huwelijk getreden met [naam moeder] ; dit betrof een religieus (Islamitisch) huwelijk.
- Op 13 maart 2014 heeft verzoeker in Pakistan geboorteaangifte gedaan van de minderjarigen. Hiervan zijn geboorteakten opgemaakt welke zijn gelegaliseerd door de bevoegde Pakistaanse autoriteiten en de Nederlandse ambassade in Islamabad. Verzoeker is op die aktes als vader vermeld.
- Op 21 juni 2014 is het religieuze huwelijk geregistreerd, waardoor het huwelijk naar Pakistaans recht (als burgerlijk huwelijk) is geformaliseerd.
- Op 11 september 2015 heeft de
- De gemeente Den Haag (hierna: de gemeente) heeft op 9 november 2015 de minderjarigen opgenomen als kinderen van verzoeker op zijn persoonslijst. De gemeente stelt zich op het standpunt dat er op grond van een zogeheten ‘wettigheidserkenning’ naar Pakistaans recht een familierechtelijke betrekking is ontstaan tussen verzoeker en de minderjarigen en dat deze afstamming op grond van de artikelen 10:100 en 10:101 Burgerlijk Wetboek (BW) in Nederland moet worden erkend. De gemeente stelt zich dus op het standpunt dat verzoeker de vader is van de minderjarigen.
- Op 28 januari 2016 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de aanvraag van verzoeker voor een Nederlands paspoort voor de minderjarigen buiten behandeling gesteld. Aan dit besluit is de motivering ten grondslag gelegd dat er naar Pakistaans recht door de ‘wettigheidserkenning’ geen familierechtelijke betrekkingen zijn ontstaan tussen verzoeker en de minderjarigen. Volgens de Minister is verzoeker niet de vader van de minderjarigen en bezitten de minderjarigen daarom niet de Nederlandse nationaliteit.
- Op 5 oktober 2016 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken het bezwaar tegen de beslissing van 28 januari 2016 ongegrond verklaard.