ECLI:NL:RBDHA:2017:7177

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
30 juni 2017
Zaaknummer
AWB 17/10958
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit van eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2017 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een Syrische vrouw van Koerdische afkomst, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres ongeloofwaardig werden geacht. Eiseres had verklaard dat zij in Syrië woonde en haar zoon door IS was vermoord, maar de rechtbank oordeelde dat zij onvoldoende bewijs had geleverd om haar claims te staven. De rechtbank merkte op dat eiseres geen documenten had overgelegd ter ondersteuning van haar identiteit en dat haar antwoorden op vragen over haar herkomst summier en inconsistent waren. Bovendien was er een taalanalyse uitgevoerd die aangaf dat haar taalgebruik niet overeenkwam met de spraakgemeenschap in Syrië.

Eiseres had verzocht om aanhouding van de procedure in afwachting van een contra-expertise van de taalanalyse, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de behandeling van de zaak aan te houden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en e, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/10958

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [vreemdelingennummer]

(gemachtigde: mr. N.C. Blomjous),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. B. van Beers).

Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij heeft verweerder aan eiseres, ambtshalve toetsend, geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend en evenmin uitstel van vertrek.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens verschenen is H. Ahmad, tolk.

Overwegingen

1. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag -samengevat weergegeven- het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres is Koerd, Syrisch-orthodox, geboren op [geboortedatum] 1970 en in het bezit de Syrische nationaliteit. Zij heeft vanaf haar geboorte tot haar vertrek uit Syrië in het dorp Tartab gewoond. In april 2015 is de zoon van eiseres door IS vermoord nadat hij erop uit was gegaan om het vee te laten grazen. Vanwege de oorlog en haar vrees voor IS en de Arabieren heeft eiseres Syrië omstreeks november 2015 verlaten.
2. Verweerder heeft in de verklaringen van eiseres de volgende relevante elementen onderscheiden:
- identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres;
- de moord op haar zoon door IS.
3. Verweerder acht de gestelde Syrische identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres ongeloofwaardig. Verweerder baseert zich hierbij onder meer op een rapport taalanalyse van Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT, voorheen BLT) van 24 januari 2017, waarin onder meer staat dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Syrië. Omdat verweerder eiseres niet volgt in haar gestelde Syrische identiteit, nationaliteit en herkomst acht verweerder ook de problemen die zij in Syrië zegt te hebben ondervonden ongeloofwaardig. Omdat eiseres volgens verweerder de minister heeft misleid over haar nationaliteit en verklaringen heeft afgelegd die vals en tegenstrijdig zijn, heeft verweerder haar aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en e, van de Vw 2000.
4. Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Eiseres heeft al in haar zienswijze kenbaar gemaakt dat zij een contra-expertise wenst te laten verrichten op het rapport taalanalyse van TOELT van 24 januari 2017. Volgens eiseres heeft verweerder ten onrechte geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid de besluitvorming in afwachting van de resultaten van een contra-expertise aan te houden. In beroep stelt eiseres voorts dat er reden is om aan de deskundigheid van de taalanalist van TOELT te twijfelen en dat verweerder zich ervan had moeten vergewissen of de taalanalyse wel deugdelijk tot stand is gekomen. Eiseres verzoekt de rechtbank om de inhoudelijke behandeling van haar beroep aan te houden in afwachting van een contra-expertise.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
De rechtbank ziet zich ten eerste gesteld voor de vraag of verweerder de besluitvorming in afwachting van een contra-expertise had moeten aanhouden. Het rapport taalanalyse van TOELT van 24 januari 2017 is door verweerder als bijlage bij het voornemen van 12 april 2017 gevoegd en eiseres wordt daarom geacht sinds medio april van de inhoud van dat rapport op de hoogte te zijn. Hoewel eiseres in de zienswijze van 11 mei 2017 heeft kenbaar gemaakt een contra-expertise te willen verrichten en zij bij haar zienswijze een e-mailwisseling heeft gevoegd tussen De Taalstudio en haar gemachtigde van mei 2017, heeft verweerder daarin naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding hoeven zien om de besluitvorming aan te houden. Uit de e-mailwisseling bleek immers niet meer dan dat De Taalstudio desgevraagd had aangegeven in dit geval een contra-expertise te kunnen verrichten. Van een daadwerkelijk verzoek om een contra-expertise was daarmee ten tijde van het bestreden besluit geen sprake. Daarbij was ten tijde van het bestreden besluit door eiseres niet inzichtelijk gemaakt wanneer de contra-expertise zou worden aangevraagd en opgestart en wanneer deze zou zijn afgerond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de besluitvorming derhalve niet hoeven aanhouden.
5.2.
De stelling van gemachtigde van eiseres ter zitting dat verweerder zich in dit verband niet aan de in zijn eigen Werkinstructie 2010/10 (WI 2010/10) genoemde termijnen heeft gehouden, volgt de rechtbank niet. Uit WI 2010/10 volgt weliswaar dat een vreemdeling van verweerder tot maximaal zes maanden na verzending van het voornemen de tijd krijgt om de onderzoeksresultaten van een contra-expertise in te brengen, maar ook dat deze termijn enkel geldt indien binnen twee weken na verzending van het voornemen schriftelijk door de vreemdeling is aangetoond dat een contra-expertise zal worden uitgevoerd (bijvoorbeeld met een brief van de gemachtigde aan een taleninstituut of expert, waarin wordt verzocht om een contra-expertise). Daarvan was in het geval van eiseres geen sprake.
5.3.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of er aanleiding bestaat de inhoudelijke behandeling van het beroep in afwachting van een contra-expertise aan te houden. Bij haar schriftelijke gronden van 23 juni 2017 heeft eiseres twee brieven gevoegd; een afschrift van een brief van De Taalstudio aan haar gemachtigde van 22 juni 2017, waarin de ontvangst van de opdracht tot het uitvoeren van een contra-expertise wordt bevestigd en waarin wordt aangegeven dat het rapport tegemoet kan worden gezien uiterlijk drie maanden na ontvangst van de geluidsopname, en een afschrift van de brief van 22 juni 2017 waarmee haar gemachtigde de geluidsopname aangetekend naar de Taalstudio heeft gestuurd. Een dag voor zitting heeft eiseres nog ingebracht een brief van 26 juni 2017 waarin de Taalstudio aangeeft te verwachten het rapport contra-expertise op 22 september 2017 te kunnen toezenden. De rechtbank ziet in het voorgaande onvoldoende aanknopingspunten voor aanhouding van de inhoudelijke behandeling van de zaak. Het voorgaande laat immers onverlet dat eiseres tot op heden geen rapport contra-expertise heeft overgelegd. Daarbij is ook in de kort voor zitting overgelegde brief van De Taalstudio van 26 juni 2017 slechts een verwachting uitgesproken ten aanzien van de datum waarop het rapport contra-expertise aan gemachtigde van eiseres zal worden toegezonden.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gestelde Syrische identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiseres heeft geen documenten ter staving van haar gestelde Syrische identiteit, nationaliteit en herkomst overgelegd en zij heeft summier, niet, dan wel onjuist geantwoord op algemene kennisvragen over het dorp Tartab, waar zij meer dan 45 jaar onafgebroken zou hebben gewoond. Eiseres weet niet in welke richting Tartab ligt ten opzichte van Qamishli, hoe lang het rijden is van Tartab naar Qamishli, of er een rivier stroomt nabij Tartab, wat de route is van haar huis naar haar kerk, wat de naam is van de enige moskee in Tartab, wat de naam is van de enige school in Tartab en wat de naam is van het Syrische volkslied. Afgezien van Aleppo heeft eiseres desgevraagd voorts geen enkele Syrische provincie kunnen noemen.
5.5.
Gemachtigde van eiseres heeft ter zitting gesteld dat het voorgaande eiseres niet kan worden aangerekend omdat zij ongeletterd is, jong wees is geworden, en door het gezin waarin zij werd opgenomen en later ook door haar man kort werd gehouden. Dit standpunt slaagt niet. Gemachtigde van verweerder heeft ter zitting niet ten onrechte opgemerkt dat eiseres over andere onderwerpen dan haar herkomst wel kon verklaren, zodat opmerkelijk kan worden geacht dat zij juist op vragen over haar herkomst summier, niet, dan wel onjuist geantwoord heeft.
5.6.
Uit de naar aanleiding van de bij verweerder gerezen twijfel over de herkomst van eiseres uitgevoerde taalanalyse blijkt dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Syrië. Volgens het rapport taalanalyse van 24 januari 2017 komt het Kurmandji van eiseres niet overeen met enig in Syrië gangbaar Kurmandji-dialect, strookt haar talenkennis (enkel Kurmandji) niet met haar gestelde herkomst, levensloop en etnische achtergrond en bevat de Kurmandji-uitspraak van eiseres kenmerken die erop wijzen dat het Kurmandji niet haar moedertaal is.
5.7.
Het standpunt van eiseres dat er reden is om aan de deskundigheid van de taalanalist van TOELT te twijfelen en dat verweerder zich ervan had moeten vergewissen of de taalanalyse wel deugdelijk tot stand is gekomen, slaagt niet. Volgens vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:887) dient een taalanalyse die verweerder aan zijn besluit ten grondslag legt zorgvuldig, inzichtelijk en concludent te zijn. Als dit het geval is kan de desbetreffende vreemdeling de bij de staatssecretaris gerezen en door de taalanalyse niet weggenomen twijfel slechts door het laten verrichten van een contra-expertise alsnog trachten weg te nemen. In casu is nog geen contra-expertise verricht en is onvoldoende inzichtelijk gemaakt wanneer een contra-expertise zal zijn afgerond. De enkele stelling van eiseres dat de taalanalist het dorpje Tartab ten onrechte heeft aangeduid als een wijk in de stad Qamishli en dat hij de door eiseres gebezigde Assyrische benaming ‘Zinda’ voor een plaatsje in Syrië niet als zodanig heeft herkend, acht de rechtbank onvoldoende om te oordelen dat het rapport taalanalyse niet inzichtelijk en concludent is.
5.8.
De enkele niet nader onderbouwde stelling van eiseres in beroep dat zij een volle nicht heeft in Nederland en dat niet ter discussie staat dat deze nicht afkomstig is uit Syrië, doet aan al het voorgaande niets af, waarbij de rechtbank nog opmerkt dat de eventuele Syrische herkomst van een nicht van eiseres geen uitsluitsel kan geven over haar eigen herkomst.
5.9.
Verweerder heeft de gestelde Syrische identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres gelet op het voorgaande ongeloofwaardig mogen achten en haar aanvraag mogen afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en e, van de Vw 2000.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D. van Loopik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2017
.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.