ECLI:NL:RBDHA:2017:712

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2017
Publicatiedatum
27 januari 2017
Zaaknummer
C/09/524872 / KG ZA 17-33
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de aanleg van een bouwweg naast woningen in Oegstgeest ten behoeve van het project Kasteeltorens

In deze zaak vorderden eisers, bewoners van de wijk Poelgeest in Oegstgeest, dat de Gemeente Oegstgeest zou stoppen met de aanleg van een nieuwe bouwweg naast hun woningen, die in gebruik zou worden genomen voor bouwverkeer ten behoeve van het project Kasteeltorens. De eisers stelden dat de aanleg van de bouwweg in strijd was met het geldende bestemmingsplan en met een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst, waarin was afgesproken dat er geen nieuwe bouwweg naast hun woningen zou worden aangelegd. De Gemeente had echter besloten om de bouwweg aan te leggen, wat leidde tot de rechtszaak.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers niet konden aantonen dat de nieuwe bouwweg onrechtmatige hinder veroorzaakte, aangezien deze zich op een grotere afstand van hun woningen bevond dan de oude bouwweg. Bovendien werd vastgesteld dat de Gemeente haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst was nagekomen, omdat de oude bouwweg vóór 1 januari 2014 was beëindigd en vervangen door een groenstrook en een fiets- en voetpad. De rechter concludeerde dat de vorderingen van de eisers niet konden worden toegewezen, omdat de Gemeente gerechtigd was om de nieuwe bouwweg aan te leggen en te gebruiken.

De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 27 januari 2017 door mr. G.P. van Ham.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/524872 / KG ZA 17-33
Vonnis in kort geding van 27 januari 2017
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2] ,
3.
[eiser sub 3] ,
4.
[eiser sub 4] ,
allen wonende te [plaats] ,
advocaat mr. B.J.P.M. Zwinkels te Honselersdijk,
eisers,
tegen:
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE OEGSTGEEST,
zetelend te Oegstgeest,
advocaat mr. R. Lever te Leiden,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Y] BOUW WOGNUM B.V.,
gevestigd te statutair gevestigd te Medemblik, kantoorhoudende te Wognum,
advocaat mr. W. de Vis te Alkmaar,
gedaagden.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als enerzijds ' [eiser sub 1 en 2] cs' (eisers sub 1 en 2) en ' [eisers sub 3 en 4] cs' (eisers sub 3 en 4) (gezamenlijk ook wel als 'eisers') en anderzijds 'de Gemeente' en '[Y]' (gezamenlijk ook wel als 'gedaagden').

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties;
- de brief van de Gemeente van 11 januari 2017, met producties;
- de brieven van [Y] van 11 en 12 januari 2017, met producties;
- de brief van de Gemeente van 12 januari 2017, met als bijlage een conclusie van antwoord;
- de brief van [Y] van 12 januari 2017, met als bijlage de pleitnotities/een conclusie van antwoord;
- de op 13 januari 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door eisers pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser sub 1 en 2] cs wonen (sinds 2005) op het adres [adres] te Oegstgeest en [eisers sub 3 en 4] cs (sinds 2014) op het adres [adres] te Oegstgeest.
2.2.
De woningen van eisers zijn gelegen in "Poelgeest", een nieuwbouwwijk in Oegstgeest, waarvan de bebouwing in fasen plaatsvindt.
2.3.
In verband met de realisatie van een bepaald bouwproject heeft de Gemeente in of omstreeks 2004/2005 een bouwweg aangelegd over een strook grond gelegen op een afstand van - minimaal - ongeveer 1 meter naast de woning van [eiser sub 1 en 2] cs.
2.4.
Over die bouwweg zijn geschillen ontstaan tussen [eiser sub 1 en 2] cs en de Gemeente. In dat verband hebben De [eiser sub 1 en 2] cs - onder meer - aan de Gemeente gevraagd om handhavend op te treden tegen het gebruik van de bouwweg. Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente ('B&W') heeft dat verzoek afgewezen, welke beslissing deze rechtbank - bij uitspraak van 14 augustus 2006 - in stand heeft gelaten.
2.5.
Bij besluit van 17 oktober 2006 hebben B&W ter zake van de bouwweg een tijdelijke vrijstelling verleend voor een termijn van vijf jaar. Bij uitspraak van deze rechtbank van 9 november 2007 is die vrijstelling vernietigd - kort gezegd - omdat geen concrete en objectieve gegevens voorhanden zijn op grond waarvan kan worden aangenomen dat de bouwweg niet langer dan vijf jaar zal blijven bestaan.
2.6.
Nadat vervolgens andermaal geschillen rezen tussen partijen, hebben zij besloten te trachten deze op te lossen door middel van mediation. Dit traject heeft geleid tot een vaststellingsovereenkomst van 26 augustus 2009. Voor zover hier van belang luidt deze:
"Artikel 7. Termijn instandhouding bouwweg
1. De weg naast de woning aan de [adres] kan gedurende maximaal vijf jaren als bouwweg, onder hierna te noemen voorwaarden gebruikt worden.
2. De Gemeente streeft er naar de bouwweg niet langer dan drie jaar in stand te houden.
3. Deze periode gaat in per 1 januari 2009.
4. De weg zal uiterlijk na verloop van de vijf jaren door de Gemeente worden afgesloten, zodanig dat verder gebruik als bouwweg niet meer mogelijk is.
(…)
Artikel 9. Sanctie bij eventuele overschrijding van periode van vijf jaren.
1. Na afloop van de vijf jaren kan de Gemeente geen gebruik meer laten maken van de bouwweg als bouwweg.
2. Indien de Gemeente desondanks na afloop van deze periode de weg als bouwweg blijft gebruiken, zal de Gemeente, na een aangetekend schrijven van [eiser sub 2]voorzieningenrechter: [eiser sub 1 en 2] cs)
een boete betalen van 5.000 Euro per maand, of gedeelte daarvan, dat de overtreding voortduurt.
(…)
Artikel 11. Definitieve inrichting conform bestemmingsplan
1. Binnen 6 maanden nadat de bouwwerkzaamheden zijn afgerond, zal het terrein rondom de woning van [eiser sub 2] definitief worden ingericht conform de tekening in bijlage 3.
2. Ook indien de bouwwerkzaamheden na het verstrijken van de termijn zoals genoemd in artikel 7 lid 1 nog niet zijn afgerond, zal het terrein rondom de woning van [eiser sub 2] binnen 6 maanden definitief worden ingericht worden ingericht conform de tekening in bijlage 3.
3 Onder het terrein rondom de woning van [eiser sub 2] dient te worden verstaan; het gearceerde deel van de tekening in bijlage 3.
4. Indien deze termijn van lid 1 of 2 wordt overschreden, is de Gemeente een boete verschuldigd aan [eiser sub 2] van € 5000 per maand of gedeelte daarvan zolang de werkzaamheden nog niet zijn afgerond."
2.7.
Vóór 2014 is het gebruik van de bouwweg beëindigd en heeft de Gemeente - conform de overeenkomst van 29 augustus 2009 - op de plaats waar de bouwweg was gelegen een groenstrook en een fiets- en voetpad gerealiseerd.
2.8.
In december 2016 hebben B&W besloten om naast de woning van [eiser sub 1 en 2] cs een bouwweg aan te leggen met het oog op de realisatie van het bouwproject "Kasteeltorens" (twee woontorens, met in totaal 26 appartementen). In vergelijking tot de 'oude' bouwweg, ligt de 'nieuwe' op een grotere afstand van de woning van [eiser sub 1 en 2] cs. Voor het gebruik van de grond als bouwweg heeft de Gemeente een overeenkomst gesloten met de eigenaar van die grond, [X] .
2.9.
[Y] is de aannemer die de bouw van Kasteeltorens gaat realiseren.
2.10.
Op 15 december 2016 hebben [eiser sub 1 en 2] cs de Gemeente gesommeerd de aanleg van de bouwweg te staken. De Gemeente heeft daaraan geen gehoor gegeven.
2.11.
Bij brief van 23 december 2016 hebben [eiser sub 1 en 2] cs [Y] gesommeerd af te zien van het gebruik van de bouwweg. Op 6 januari 2017 is aan [Y] bericht dat de brief van 23 december 2016 ook namens [eisers sub 3 en 4] cs is geschreven.
2.12.
Op 23 december 2016 hebben [eiser sub 1 en 2] cs de Gemeente verzocht handhavend op te treden tegen het gebruik van het betreffende perceel als bouwweg, omdat daarmee wordt gehandeld in strijd met het geldende bestemmingsplan. Op 5 januari 2017 hebben [eisers sub 3 en 4] cs aan de Gemeente bericht dat dat verzoek ook namens hen is gedaan. Op 10 januari 2017 is het verzoek tot handhaving afgewezen.
2.13.
De (nieuwe) bouwweg is inmiddels aangelegd en in gebruik genomen in verband met de - reeds aangevangen - realisatie van Kasteeltorens.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, zakelijk weergegeven:
I. de Gemeente - al dan niet op straffe van verbeurte van een dwangsom - te veroordelen:
a. het gebruik van de bouwweg naast en achter de woning van [eiser sub 1 en 2] cs te staken en gestaakt te houden;
b. de strook grond naast de woning van [eiser sub 1 en 2] cs, waar de bouwweg is gelegen, weer in oude staat te herstellen;
c. tot betaling van een bedrag van € 5.000,-- aan [eiser sub 1 en 2] cs;
d. tot vergoeding van de schade aan de woningen van eisers, op te maken bij staat;
II. [Y] - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te veroordelen het gebruik van de bouwweg naast en achter de woning van [eiser sub 1 en 2] cs te staken en gestaakt te houden;
een en ander met veroordeling van gedaagden in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voeren eisers - samengevat - het volgende aan.
Tot voor kort heeft de Gemeente steeds aangegeven dat het bouwverkeer ten behoeve van het project Kasteeltorens over de bestaande wegen van de wijk Poelgeest zou worden geleid. Via de media hebben eiseres vernomen dat de Gemeente - geheel buiten hen om - heeft besloten andermaal een bouwweg aan te leggen naast de woning van [eiser sub 1 en 2] cs; deze loopt deels over het in 2013/2014 gerealiseerde fiets- en voetpad. Daarmee handelt de Gemeente onrechtmatig. Daarvoor is allereerst van belang dat het aanleggen c.q. het gebruik van de bouwweg in strijd is met het geldende bestemmingsplan ('Groen' en 'Waterrecreatie'). Daarnaast is de nieuwe bouwweg in strijd met de gemaakte afspraken, zoals vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst van 26 augustus 2009. Daarin heeft de Gemeente zich immers verplicht om - na het verstrijken van de in de overeenkomst vastgelegde termijn van vijf jaar - geen nieuwe bouwweg naast de woning van [eiser sub 1 en 2] cs aan te leggen. Bovendien levert de bouwweg ernstige en ontoelaatbare overlast/hinder op. Als gevolg van de aanleg van de bouwweg is de Gemeente ingevolge artikel 9 lid 2 van de overeenkomst van 26 augustus 2009 een boete van € 5.000,-- verschuldigd aan [eiser sub 1 en 2] cs. Voorts dient de Gemeente de schade als gevolg van de nieuwe bouwweg aan de woningen van eisers te vergoeden.
[Y] handelt onrechtmatig jegens eisers, door de bouwweg te (laten) gebruiken, terwijl het bij haar bekend is dat eisers daardoor met overlast worden geconfronteerd en schade lijden.
3.3.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Vooraf
4.1.
Kern van het onderhavige geschil betreft de vraag of de Gemeente gerechtigd is een (nieuwe) bouwweg aan te leggen naast de woning van [eiser sub 1 en 2] cs en deze in gebruik te geven ten behoeve van het bouwverkeer met het oog op de realisatie van het project Kasteeltorens.
4.2.
Zoals hiervoor onder 3.2 aangegeven stellen eisers zich voor wat betreft de tegen de Gemeente gerichte vorderingen op het standpunt dat de bouwweg (i) in strijd is met het geldende bestemmingsplan, (ii) strijdig is met de vaststellingsovereenkomst van 26 augustus 2009 en (iii) voor onrechtmatige overlast zorgt. Deze drie kwesties zullen hierna telkens afzonderlijk worden beoordeeld. Voordat daartoe wordt overgegaan merkt de voorzieningenrechter thans reeds op dat - voor zover die drie argumenten geen doel treffen - niet enkel de vorderingen jegens de Gemeente stranden, maar ook de tegen [Y] gerichte vordering. Niet valt in te zien immers waarom [Y] geen gebruik zou mogen maken van de bouwweg indien de uitkomst van dit kort geding meebrengt dat de bouwweg (vooralsnog) mag blijven liggen.
Strijd met het bestemmingsplan
4.3.
Voor de vraag of de bouwweg in strijd is met het (ter plaatste) geldende bestemmingsplan zijn eisers bij de civiele rechter aan het verkeerde adres. Daarvoor geldt immers een andere - met voldoende waarborgen omklede - rechtsgang, te weten die bij de bestuursrechter. De Gemeente heeft daarop terecht - en in feite onweersproken - gewezen. In die situatie is geen plaats voor een beslissing van de (civiele) voorzieningenrechter in kort geding. Te minder nu aan de bestuursrechter - in situaties als de onderhavige - om een voorlopige voorziening kan worden verzocht. De onderhavige grondslag kan eisers dus niet baten.
Strijd met de vaststellingsovereenkomst
4.4.
Voor zover [eisers sub 3 en 4] cs de vorderingen baseren op het niet-nakomen door de Gemeente van de vaststellingsovereenkomst van 26 augustus 2009, stranden deze reeds op het feit dat zij geen partij zijn bij die overeenkomst. Nakoming van die overeenkomst kunnen zij dus niet afdwingen.
4.5.
De vaststellingsovereenkomst heeft betrekking op de toenmalige - tot in 2013 - gebruikte bouwweg
naastde woning van [eiser sub 1 en 2] cs. In de overeenkomst heeft de Gemeente zich jegens [eiser sub 1 en 2] cs verplicht om vanaf 1 januari 2014 geen gebruik meer te laten maken van die bouwweg, voor zover deze zich
naastde woning van [eiser sub 1 en 2] cs bevindt. Vaststaat dat het gebruik van de bouwweg vóór 1 januari 2014 is geëindigd en dat de Gemeente - overeenkomstig de door haar in die overeenkomst aangegane verplichtingen - op de plaats waar de bouwweg lag een groenstrook en een fiets- en voetpad heeft aangelegd. In zoverre is de Gemeente haar verplichtingen uit de vaststellingovereenkomst dus nagekomen.
4.6.
De vraag is of de Gemeente de vaststellingsovereenkomst schendt door de aanleg van de 'nieuwe' bouwweg naast de woning van [eiser sub 1 en 2] cs. Voor de beantwoording van die vraag is het volgende van belang.
4.7.
Vaststaat dat de nieuwe bouwweg zich niet op dezelfde plaats
naastde woning van [eiser sub 1 en 2] cs bevindt als de oude bouwweg. De kortste afstand tussen de woning van [eiser sub 1 en 2] cs en de oude bouwweg bedroeg circa één meter. Volgens de Gemeente en [Y] bedraagt die afstand bij de nieuwe bouwweg minimaal ongeveer tien respectievelijk elf meter. Eisers hebben dit niet betwist, zodat zal worden uitgegaan van een afstand van circa 10,5 meter, een substantieel verschil derhalve met de oude bouwweg. Op grond van de thans voorhanden zijnde stukken - in het bijzonder de in het geding gebrachte tekeningen en foto's - moet worden aangenomen dat de tracés van de oude en nieuwe bouwweg, voor zover deze zich
naastde woning van [eiser sub 1 en 2] cs bevinden elkaar niet - deels - overlappen. Dat is wel het geval voor wat betreft de situatie (schuin)
voorde woning van [eiser sub 1 en 2] cs. De Gemeente erkent dat ook. Volgens haar is het in 2013 aangelegde fiets- en voetpad aldaar enigszins versmald, teneinde het bouwverkeer de bocht naar en vanaf de nieuwe bouwweg (
naastde woning van [eiser sub 1 en 2] cs) zonder problemen te kunnen nemen. Voor zover zou moeten worden geoordeeld dat het deel waar het oude en nieuwe tracé elkaar overlappen toch moet worden aangemerkt als
naastde woning in de zin van de vaststellingsovereenkomst van 26 augustus 2009, is van belang dat de 'overlapping' (schuin voor de woning van [eiser sub 1 en 2] cs) beperkt is en dat de groenstrook en het fiets- en voetpad - zij het versmald - zijn gehandhaafd.
4.8.
Bij de hiervoor beschreven stand van zaken kan niet worden aangenomen dat de Gemeente weer gebruik gaat c.q. laat maken van de oude bouwweg, wat haar ingevolge de vaststellingsovereenkomst is verboden. Het verplaatsen van de (beton)blokken, die de scheiding markeren tussen het huidige fietspad en de nieuwe bouwweg, waardoor het fietspad nog meer wordt versmald en de nieuwe bouwweg wordt verbreed, doet aan het voorgaande niet af. Op de zitting is aannemelijk geworden dat dergelijke verplaatsingen zich slechts incidenteel voordoen bij uitzonderlijk bouwverkeer en dat de oude (verkeers)situatie snel (diezelfde dag nog) wordt hersteld.
4.9.
Op grond van het voorgaande moet ervan worden uitgegaan dat de Gemeente door de aanleg van de nieuwe bouwweg de vaststellingsovereenkomst van 26 augustus 2009 niet heeft geschonden.
Onrechtmatige overlast
4.10.
Op zichzelf kan worden aangenomen dat eisers - en in het bijzonder [eiser sub 1 en 2] cs - hinder ondervinden van het gebruik van de bouwweg. Dat is echter nog niet voldoende om het gebruik van de bouwweg te verbieden, dan wel voor het opleggen van een gebod om overlast beperkende maatregelen te nemen. Daarvoor moet sprake zijn van onrechtmatige hinder/overlast. Gedaagden hebben gemotiveerd bestreden dat daarvan sprake is. Mede gelet hierop moet - in het beperkte bestek van dit kort geding - worden geoordeeld dat eisers hun stelling dat dat wel het geval is onvoldoende hebben onderbouwd.
4.11.
Het voorgaande klemt te meer nu uit de onder 2.4 vermelde beslissing van deze rechtbank van 14 augustus 2006 blijkt dat de oude bouwweg, die slechts minimaal één meter van de woning van [eiser sub 1 en 2] cs was gelegen, in feite enkel overlast bezorgde in de studeerkamer waar de bouwweg dicht langs de woning loopt (circa één meter dus) en dat de overlast aan de voorzijde van de woning, waar zich de slaapkamers en de woonkamer bevinden, meevalt, omdat het bouwverkeer een aantal meters van de voorgevel af voorbijrijdt. De minimale afstand tussen de huidige bouwweg en de woning van [eiser sub 1 en 2] cs bedraag circa 10,5 meter. Aanzienlijk meer dus dan de oude bouwweg. De nieuwe bouwweg bevindt zich derhalve over het gehele tracé op
een aantal metersvan de woning van [eiser sub 1 en 2] cs. In die situatie is - gelet op het vorenstaande - niet aannemelijk dat de huidige bouwweg onrechtmatige hinder veroorzaakt aan [eiser sub 1 en 2] cs en dus ook niet aan [eisers sub 3 en 4] cs, die nog verder van de bouwweg wonen.
4.12.
Daar komt bij dat gedaagden aannemelijk hebben gemaakt dat de huidige bouwweg de kortste en meest veilige route vormt naar de betreffende bouwplaats en dat de door eisers aangedragen alternatieve routes meer nadelige effecten en overlast voor veel meer inwoners van de wijk Poelgeest zullen opleveren en dan ook niet als redelijke en haalbare opties kunnen worden beschouwd. De bestuursrechter van deze rechtbank heeft dat in feite ook al overwogen in zijn hiervoor reeds aangehaalde beslissing van 14 augustus 2006. Bovendien heeft de Gemeente op de zitting toegezegd maatregelen te nemen die er voor zorgen dat enkel bouwverkeer - en niet ook ander (sluip)verkeer - van de bouwweg gebruik maakt. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat die toezegging zal worden nagekomen.
Schadevergoeding
4.13.
Volgens eisers heeft het gebruik van de huidige weg reeds geleid tot nieuwe schade (scheurvorming en kapitaalvernietiging). In verband hiermee vorderen zij vergoeding van de schade aan hun woningen, nader op te maken bij staat. Nog los van de vraag of eisers de door hen gestelde - maar niet of nauwelijks nader onderbouwde - schade daadwerkelijk hebben geleden, stuit toewijzing van die vordering reeds af op de omstandigheid dat een dergelijke vordering zich niet leent voor een kort geding.
Afronding
4.14.
De slotsom is dat de vorderingen van eisers zullen worden afgewezen.
4.15.
Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van eisers af;
5.2.
veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Gemeente begroot op € 2.740,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 1.924,-- aan griffierecht en aan de zijde van [Y] op € 1.434,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 618,-- aan griffierecht;
5.3.
verklaart de kostenveroordeling ten behoeve van de Gemeente uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2017.
jvl