ECLI:NL:RBDHA:2017:6795

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
C/09/477832 / FA RK 14-9197
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot pensioenverevening en toewijzing kosten tenuitvoerlegging alimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot pensioenverevening tussen een vrouw en haar ex-echtgenoot. De vrouw had verzocht om te bepalen dat de man, zodra hij een ouderdomspensioenuitkering van de European Space Agency (ESA) ontvangt, de helft van dit pensioen aan haar zou moeten voldoen. De rechtbank overwoog dat het Spaanse recht van toepassing is, waar geen pensioenverevening zoals in het Nederlandse recht bestaat. In plaats daarvan kent het Spaanse recht het 'pensión compensatoria', dat kan worden vergeleken met partneralimentatie. De rechtbank concludeerde dat er op dit moment geen grond is voor toekenning van een 'pensión compensatoria', aangezien de vrouw al gecompenseerd wordt door de alimentatie die de man aan haar betaalt. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw af, maar kende haar wel een bedrag van € 8.891,34 toe ter zake van kosten van tenuitvoerlegging van de alimentatiebeslissingen, omdat de man niet aan zijn verplichtingen had voldaan. De proceskosten werden gecompenseerd, en de rechtbank verklaarde de toewijzing van de kosten uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 14-9197 (scheiding) en FA RK 16-2 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/477832 (scheiding) en C/09/502885 (verdeling)
Datum beschikking: 20 juni 2017

Scheiding

Beschikking op het op 21 november 2014 ingekomen verzoek van:

[verzoekster] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.C. van Bodegom te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de man,
voorheen wonende te [woonplaats] , thans wonende te [woonplaats] , Spanje,
advocaat: laatstelijk mr. F.T.H. Gimbrère en mr. N.J. Rijken, welke zich respectievelijk op 2 augustus 2016 en op 18 november 2016 als advocaat hebben onttrokken.

Procedure

Bij beschikking van 22 maart 2016 van deze rechtbank is – voor zover thans van belang – de behandeling van het verzoek van de vrouw met betrekking tot het pensioen pro forma aangehouden tot 15 juli 2016 opdat partijen overleg met elkaar konden voeren. Indien partijen niet tot overeenstemming zouden komen, dienden zij de rechtbank te informeren over het Spaanse pensioenrecht en de inhoud van de ESA Pension Scheme en Rule. Daarbij dienden zij een onderbouwd standpunt in te nemen over de gevolgen hiervan voor de toewijsbaarheid van het verzoek van de vrouw, in de hiervoor weergegeven zin.
De rechtbank heeft vervolgens – voor zover thans van belang – de volgende stukken ontvangen:
- de akte van de voormalig advocaat van de man mr. F.T.H. Gimbrère, met bijlage, ingekomen ter griffie op 15 juli 2016;
- de brief d.d. 15 augustus 2016, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- het f-formulier van 14 september 2016 van de zijde van de man;
- het f-formulier van 7 december 2016 van de zijde van de vrouw;
- het aanvullend verzoekschrift van de zijde van de vrouw;
- de brief van 9 februari 2017 van de zijde van de vrouw;
- het f-formulier van 26 april 2017, met bijlage, van de zijde van de vrouw.
De rechtbank heeft geen kennis genomen van de inhoud van de door de man zonder tussenkomst van een Nederlandse advocaat ingediende stukken.
De vrouw heeft in haar aanvullend verzoekschrift nog verzocht:
- de man in de werkelijke kosten van het geding te veroordelen, waarvan de hoogte aan het einde van de procedure zal worden geformuleerd, dan wel voor een bedrag als de rechtbank juist acht;
- ( naar de rechtbank leest:) de man te veroordelen in alle kosten van tenuitvoerlegging van de vastgelegde alimentatiebeslissingen, voor zover deze door hem veroorzaakt worden;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Op 9 mei 2017 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de vrouw, vergezeld van een tolk in de Spaanse taal, mevrouw [naam] , en bijgestaan door haar advocaat. De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Aan de orde is nog het verzoek van de vrouw te bepalen dat de man gehouden is vanaf het moment dat hij een ouderdomspensioenuitkering zal ontvangen van European Space Agency (hierna: ESA) overeenkomstig het bepaalde in ESA Pension Scheme and Rules, de helft van dit ouderdomspensioen - voor zover dat tijdens het huwelijk met de vrouw is opgebouwd - aan haar te voldoen in gelijke maandelijkse termijnen.
Voorts zijn aan de orde de aanvullende verzoeken van de vrouw zoals hierboven geformuleerd.
Het pensioen
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over het pensioen.
De man heeft bij genoemde akte van 15 juli 2016 een rapport overgelegd van [naam] Spaans arbeids- en pensioenrechtspecialist, werkend bij advocatenkantoor Leysters te Barcelona, Spanje, met betrekking tot het Spaanse pensioenrecht en de ESA Pension Scheme and Rules. Uit dit rapport blijkt volgens de man dat de Spaanse regelgeving met betrekking tot zowel het publieke pensioen als het private pensioen (zoals ook de ESA Pension Scheme and Rules) dikwijls aan veranderingen onderhevig is. Het is volgens de man op dit moment dan ook onmogelijk om vast te stellen of er in de toekomst een recht op pensioen zal ontstaan, en zo ja, op welk bedrag de man recht zal hebben.
Gezien het feit dat met betrekking tot het pensioen het Spaanse recht van toepassing is, deze materie zeer complex is en op dit moment niet vastgesteld kan worden of er een recht op een pensioen zal ontstaan, wanneer dit zal ontstaan en hoe hoog dit pensioen zal zijn, acht de man het aangewezen dit punt aan de Spaanse rechter voor te leggen. De man heeft de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren met betrekking tot het pensioen.
Indien de Nederlandse rechter zich toch bevoegd acht om over dit onderwerp te oordelen, acht de man het verstandig, gezien het feit dat er op dit moment nog geen uitspraken gedaan kunnen worden over de uitkomst en de toewijsbaarheid van het verzoek van de vrouw, dat het verzoek wordt afgewezen, dan wel doorgehaald of geparkeerd en indien nodig opnieuw wordt opgepakt wanneer er daadwerkelijk tot uitbetaling van pensioen wordt overgegaan.
De vrouw heeft bij haar brief van 15 augustus 2016 onder meer een advies overgelegd van het Internationaal Juridisch Instituut (IJI). Uit dit advies volgt volgens de vrouw dat het Spaanse recht geen pensioenverevening kent zoals in het Nederlandse recht. Er is geen eigen recht op een deel van het door de ex-echtgenoot opgebouwde ouderdomspensioen. Wel bestaat in het Spaanse recht het ‘pensión compensatoria’, dat naar de mening van het IJI kan worden vergeleken met partneralimentatie. Hierin wordt ook rekening gehouden met pensioenaanspraken van de echtgenoot die de andere echtgenoot moet ‘compenseren’. Artikel 97 van de Spaanse Código Civil vormt de wettelijke basis van dit ‘pensión compensatoria’. Het artikel kan volgens de vrouw als volgt worden vertaald:
“De partner die na een scheiding van tafel en bed of na een echtscheiding er financieel veel slechter aan toe is dan de andere partner, waarbij ook geldt dat hij/zij in een slechtere situatie verkeert dan tijdens het huwelijk, heeft recht op compensatie die kan bestaan uit een pensioen voor bepaalde of onbepaalde tijd, of uit een eenmalige uitkering, zoals dat wordt vastgelegd in het convenant of in de uitspraak.
Als de partners niet tot overeenstemming komen zal de rechter uitspraak doen over de hoogte van het bedrag, waarbij de volgende omstandigheden worden meegewogen:
De afspraken die er eventueel tussen de partners zijn gemaakt.
Leeftijd en gezondheidstoestand.
Kwalificaties voor de arbeidsmarkt, en de kansen om werk te vinden.
Of hij/zij zich in het verleden heeft gewijd aan het zorgen voor het gezin en of dit in de toekomst het geval zal zijn.
Of hij/zij heeft meegewerkt met de partner aan diens activiteiten in het bedrijfsleven, in een ambacht, of in het beroepsleven.
Hoe lang het huwelijk heeft geduurd en hoe lang er als huwelijkspartners is samengeleefd.
Het eventueel verloren hebben van het recht op een pensioen.
Het vermogen en de financiële middelen en behoeften van beide partners.
Welke andere relevante omstandigheid dan ook.
In het besluit van de rechter zullen de bases worden vastgesteld om het pensioen vast te stellen en ook de garanties voor de effectiviteit ervan.”
De rechtbank overweegt als volgt.
Zoals reeds overwogen bij beschikking van 22 maart 2016, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot afwikkeling van het huwelijksgoederenregime, nu de rechtbank rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek. Daarmee heeft de rechtbank ook rechtsmacht ten aanzien van het verzoek van de vrouw met betrekking tot het pensioen. De rechtbank is derhalve bevoegd dit verzoek te behandelen en is daartoe op grond van artikel 26 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ook verplicht; er zijn geen mogelijkheden de zaak op dit punt naar de Spaanse rechter te verwijzen. Het verweer van de man op dit punt faalt derhalve.
Of een echtgenoot bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed recht heeft op een gedeelte van de door de andere echtgenoot opgebouwde pensioenrechten, wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten, behoudens artikel 1, zevende lid, van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
Nu op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten Spaans recht van toepassing is, dient naar Spaans recht beoordeeld te worden of de vrouw recht heeft op een gedeelte van de door de man opgebouwde pensioenrechten. Een situatie als bedoeld in artikel 1, zevende lid, van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding doet zich in het onderhavige geval niet voor.
Uit de door partijen aangeleverde informatie, waaronder het rapport van het IJI, kan worden afgeleid dat het Spaanse recht geen pensioenverevening kent zoals het Nederlandse recht. Voorts blijkt daaruit dat het Spaanse recht het ‘pensión compensatoria’ kent, dat kan worden vergeleken met partneralimentatie. Bij de vaststelling van een eventueel ‘pensión compensatoria’ is één van de mee te wegen omstandigheden het eventueel verloren hebben van het recht op een pensioen (naar de rechtbank begrijpt: door één van beide of beide partners).
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 juni 2015 is bepaald dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 4.430,-- per maand. Dit bedrag is onderworpen aan de wettelijke indexering.
Het gerechtshof heeft de beschikking van de rechtbank op dit punt bij beschikking van 22 juni 2016 bekrachtigd.
Volgens de eigen stelling van de vrouw wordt de economische onevenwichtigheid tussen de man en de vrouw – ter bestrijding waarvan naar Spaans recht een ‘pensión compensatoria’ kan worden bepaald – op dit moment gecompenseerd door de door de man aan haar te betalen alimentatie. Ingevolge artikel 1:157 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek eindigt de verplichting tot levensonderhoud na het verstrijken van een termijn van twaalf jaar, te rekenen vanaf de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand. Dit betekent dat er in beginsel, uitgaande van deze op de man rustende alimentatieverplichting, tot medio 2027 geen sprake zal zijn van een (te compenseren) economische onevenwichtigheid tussen de man en de vrouw. Dit betekent dat er dus naar Spaans recht op dit moment geen grond is voor toekenning van een ‘pensión compensatoria’.
De vrouw heeft gesteld dat de man in februari 2018 met pensioen gaat en dat te voorzien is dat hij dan niet meer in staat zal zijn de vastgestelde alimentatie te voldoen. Zij stelt dat zij om die reden reeds nu belang heeft bij een toekenning door deze rechtbank van een ‘pensión compensatoria’ vanaf dat moment (februari 2018), ook om te voorzien in het geval dat de man zou komen te overlijden.
De rechtbank ziet, nu er een alimentatieverplichting is vastgesteld welke in beginsel twaalf jaar geldt, geen aanleiding om vooruit te lopen op een eventuele wijziging daarin. Indien de man op enig moment in de toekomst niet meer in staat is de vastgestelde alimentatie te voldoen – bijvoorbeeld omdat hij met pensioen gaat en zijn pensioen lager is dan het inkomen waarop de alimentatieverplichting is gebaseerd –, ligt het op zijn weg om wijziging van de vastgestelde alimentatie te verzoeken. Zolang de man geen verlaging vraagt, blijft de rechterlijk vastgestelde alimentatieverplichting van kracht. Indien de alimentatieverplichting naar beneden zou moeten worden bijgesteld, zal op dat moment bezien moeten worden of, en zo ja, in hoeverre er een grond is om (naar Spaans recht) een ‘pensión compensatoria’ aan de vrouw toe te kennen. Daarbij zullen de hoogte van het pensioen van de man, alsmede de overige hierboven genoemde factoren, vermeld in artikel 97 van de Spaanse Código Civil onder 1 tot en met 10, in de beoordeling moeten worden betrokken. Thans is niet te voorzien hoe die omstandigheden zowel aan de zijde van de man – waaronder de hoogte van het door de man te ontvangen pensioenuitkeringen – als aan de zijde van de vrouw tegen die tijd zullen zijn.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het verzoek van de vrouw met betrekking tot het pensioen afwijzen.
De kosten van tenuitvoerlegging van de vastgelegde alimentatiebeslissingen
De vrouw heeft gesteld dat zij kosten heeft moeten maken in verband met de tenuitvoerlegging van de alimentatiebeslissingen. De man heeft volgens de vrouw de op grond van rechterlijke beslissingen verschuldigde onderhoudsverplichting niet vrijwillig en op de juiste wijze voldaan. Zij heeft deze kosten nader onderbouwd en gespecificeerd in het door haar bij het f-formulier van 26 april 2017 overgelegde overzicht. Blijkens dit overzicht bedragen de kosten van tenuitvoerlegging in totaal € 8.891,34. De vrouw heeft verzocht de man te veroordelen in deze kosten van tenuitvoerlegging.
De rechtbank beschouwt het verzoek van de vrouw als te zijn gedaan in het kader van artikel 827, lid 1 onder f, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De man is in de gelegenheid geweest op dit verzoek te reageren. Nu het verzoek van de vrouw voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding en de behandeling van dit verzoek niet tot onnodige vertraging van het geding zal leiden, zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek.
Als onweersproken is komen vast te staan dat de man heeft gehandeld in strijd met de op hem rustende verplichting om rechterlijke beslissingen na te komen, door niet (volledig) te voldoen aan de in die rechterlijke beslissingen vastgestelde alimentatieverplichting. Daarmee heeft de man onrechtmatig jegens de vrouw gehandeld. De vrouw heeft door dit handelen van de man schade geleden, bestaande in de kosten die zij heeft moeten maken. Nu de man de hoogte van de door de vrouw gestelde gemaakte kosten niet heeft weersproken, staat tussen partijen vast dat dit de door de vrouw ten gevolge van het handelen van de man geleden schade is. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw op dit punt derhalve toewijzen.
De proceskosten
Gebruikelijk is dat proceskosten in procedures van familierechtelijke aard tussen partijen worden gecompenseerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan in de onderhavige procedure af te wijken. De door de vrouw aangevoerde omstandigheden leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel. Van misbruik van procesrecht door de man in de onderhavige procedure is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank zal de proceskosten derhalve compenseren als na te melden. Het verzoek van de vrouw om de man in de werkelijke kosten van het geding te veroordelen zal om dezelfde reden worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek van de vrouw te bepalen dat de man gehouden is vanaf het moment dat hij een ouderdomspensioenuitkering zal ontvangen van ESA overeenkomstig het bepaalde in ESA Pension Scheme and Rules, de helft van het ouderdomspensioen, voor zover dat tijdens het huwelijk met de vrouw is opgebouwd, aan haar te voldoen in gelijke maandelijkse termijnen;
veroordeelt de man aan de vrouw te betalen een bedrag van € 8.891,34 ter zake van kosten van tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen betreffende de onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. N.B. Verkleij, S.M. Westerhuis-Evers en J.C. Sluymer, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2017.