Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Vonnis van 28 juni 2017
- de dagvaarding van 21 oktober 2017 met producties;
- de conclusie van antwoord;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak vorderde eiseres, een vennootschap onder firma, de vernietiging van een arbitraal vonnis dat op 15 september 2016 was gewezen door de Raad van Arbitrage voor de Metaalnijverheid en -Handel in Den Haag. De procedure begon met een memorie van eis die op 6 juli 2016 was ingediend. De rechtbank heeft partijen op de hoogte gesteld van artikel 1064a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat bepaalt dat vorderingen zoals deze bij het gerechtshof van het ressort waar de plaats van arbitrage is gelegen, moeten worden ingesteld. Dit artikel is op 1 januari 2015 in werking getreden, en het overgangsrecht stelt dat deze bepaling niet van toepassing is op arbitrages die vóór deze datum aanhangig zijn gemaakt. Partijen hebben op 21 juni 2017 aangegeven dat zij de zaak naar het gerechtshof Den Haag willen verwijzen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbitrage in deze zaak na 1 januari 2015 aanhangig is gemaakt, waardoor zij zich onbevoegd verklaarde om van de zaak kennis te nemen. De rechtbank heeft de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, op grond van artikel 73 Rv, verwezen naar het gerechtshof Den Haag. Tevens is aangegeven dat partijen bij het gerechtshof door een advocaat vertegenwoordigd moeten zijn en dat er opnieuw griffierechten verschuldigd zijn, met inachtneming van het eerder geheven griffierecht. Het vonnis is op 28 juni 2017 uitgesproken door mr. D.R. Glass.