ECLI:NL:RBDHA:2017:6698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
5986838 EJ VERZ 17-89474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Nederlandse rechter in een verzoek om ouderlijke verantwoordelijkheid met betrekking tot minderjarigen met gewone verblijfplaats in Australië

Op 20 juni 2017 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Gravenhage, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een machtigingsverzoek van een moeder voor haar minderjarige kinderen. Het verzoek was ingediend door de gemachtigde van de verzoekster, mr. I. Faass-Strooij, en had betrekking op de ouderlijke verantwoordelijkheid van de kinderen, die hun gewone verblijfplaats in Australië hebben. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechtsmacht toekomt aan de Australische autoriteiten op basis van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen van 19 oktober 1996.

De kantonrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat, aangezien de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Australië hebben, de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om op het verzoek te beslissen. Dit is in overeenstemming met artikel 5 lid 1 van het Verdrag, dat bepaalt dat de autoriteiten van de Staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, bevoegd zijn om maatregelen te nemen ter bescherming van het kind. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de Australische rechter bevoegd is om te beslissen over het verzoek dat betrekking heeft op het vermogen van de minderjarigen, in dit geval aandelen in een Nederlandse vennootschap.

De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting en de kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard om op het verzoek te beslissen. Deze uitspraak benadrukt het belang van internationale rechtsmacht en de toepassing van verdragen in zaken die betrekking hebben op minderjarigen en hun ouderlijke verantwoordelijkheden.

Uitspraak

Rechtbank den haag
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
ae
Zaaknr.: 5986838 EJ VERZ 17-89474
20 juni 2017

Beschikking op het verzoek van:

[verzoekster] ,wonende te [woonplaats] , Australië,

verzoekende partij,
gemachtigde: mr. I. Faass-Strooij.
Beoordeling
1. De kantonrechter heeft kennis genomen van het op 16 mei 2017 op de griffie ingediende en onder bovengenoemd zaaknummer geregistreerde verzoekschrift, met bijlagen. Aan de gemachtigde van verzoekster is telefonisch medegedeeld dat de kantonrechter voornemens is zich onbevoegd te verklaren. Desgevraagd is namens verzoekster telefonisch medegedeeld dat er geen behoefte is aan een mondelinge behandeling. Verzocht is om een beschikking af te geven.
2. De minderjarige kinderen:
- [minderjarige] , geboren te [T] , Australië, op [2011] en wonende te [woonplaats] , Australië,
en
- Oak [minderjarige] , geboren te [G] , Australië, op
[2013] en wonende te [woonplaats] , Australië,
zijn erfgenamen in de nalatenschap van [FZ] , geboren te Den Haag, laatst gewoond hebbende te Hongkong, overleden tussen 6 en 10 maart 2013 te Sapphire Beach, Australië (hierna: erflater).
Verzoekster is de moeder van de minderjarige kinderen.
Tot de nalatenschap van erflater behoren aandelen in de besloten vennootschap Blauwtjes BV. Het verzoek strekt er toe verzoekster machtiging te verlenen om namens haar minderjarige kinderen een besloten vennootschap, genaamd Oakfish BV, op te richten en de aandelen in Blauwtjes BV in te brengen in die vennootschap.
3. Gelet op de omstandigheid dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Australië hebben, dient de kantonrechter allereerst vast te stellen of haar rechtsmacht toekomt. Het verzoek heeft betrekking op de ouderlijke verantwoordelijkheid. De kantonrechter neemt daarom als uitgangspunt dat het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen van 19 oktober 1996 (hierna: het Verdrag) toepassing vindt.
4. Ouderlijke verantwoordelijkheid in de zin van het Verdrag betreft het ouderlijk gezag of iedere overeenkomstige gezagsverhouding waarin de rechten, de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van ouders, voogden of andere wettelijke vertegenwoordigers ten opzichte van de persoon of het vermogen van het kind besloten liggen. De kantonrechter is van oordeel dat het oprichten van een vennootschap en het inbrengen in die vennootschap van uit een nalatenschap verkregen aandelen door een ouder van minderjarigen namens die minderjarigen onder deze definitie van het Verdrag valt.
5. In artikel 5 lid 1 van het Verdrag is bepaald dat de rechterlijke en administratieve autoriteiten van de Verdragsluitende Staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, bevoegd zijn maatregelen te nemen die strekken tot de bescherming van zijn persoon of vermogen. Zowel Australië als Nederland zijn partij bij het Verdrag. Nu de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Australië hebben, leidt de kantonrechter uit bedoelde bepaling in het Verdrag af dat de Australische rechter bevoegd is te beslissen op een verzoek dat betrekking heeft op het (beschermde) vermogen van minderjarigen zoals het onderhavige. Aan de Nederlandse rechter komt geen rechtsmacht toe.
6. De omstandigheid dat het gaat om aandelen in een Nederlandse vennootschap en verzoekster en de executeur in de nalatenschap van erflater zich er kennelijk toe hebben verbonden om, voor zover zij zelf belang hebben bij vermogen buiten Australië, te allen tijde zullen voldoen aan de Nederlandse wet die van toepassing is op het beheer van die belangen, maakt het voorgaande niet anders. Het Verdrag biedt de kantonrechter immers geen mogelijkheid om zichzelf op die grond bevoegd te achten.

Beslissing

De kantonrechter:
verklaart zich onbevoegd om op het onderhavige verzoekschrift te beslissen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.