In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.N. Hoek, had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 11 januari 2017 de aanslag had vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd. De aanslag is verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.776, en de belastingrente is dienovereenkomstig aangepast. Eiser had aanvankelijk een belastbaar inkomen van € 10.812 aangegeven, maar de inspecteur had dit bedrag verhoogd door specifieke zorgkosten niet volledig in aftrek toe te laten.
Tijdens de zitting op 19 mei 2017 is het geschil voornamelijk gericht op de aftrekbaarheid van specifieke zorgkosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur in zijn heroverweging een bedrag van € 2.337 aan uitgaven voor vervoer wegens ziekte of invaliditeit in aftrek heeft toegelaten, wat leidde tot een herberekening van de aanslag. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat andere door eiser opgevoerde zorgkosten, zoals uitgaven voor behandelingen aan voeten, rug en benen, niet in aftrek konden worden toegelaten omdat deze niet voldeden aan de wettelijke eisen.
De rechtbank heeft ook geoordeeld over de aftrekbaarheid van uitgaven voor hulpmiddelen en woningaanpassingen, en heeft vastgesteld dat deze kosten niet in aanmerking komen voor aftrek volgens de geldende belastingwetgeving. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990 en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 46 door verweerder aan eiser moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.