ECLI:NL:RBDHA:2017:6179
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van Iraanse vader en dochter op grond van ongeloofwaardige bekering tot het christendom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2017 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van een Iraanse vader en dochter. De aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werden afgewezen door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die de aanvragen als kennelijk ongegrond beschouwde. De eisers, die op 29 november 2015 hun asielaanvragen indienen, voerden aan dat zij vanwege hun bekering tot het christendom in Iran vervolgd zouden worden. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eisers over hun bekering ongeloofwaardig waren. De vader en dochter stelden dat zij tijdens een vakantie in Turkije Bijbels hadden ontvangen en dat de vader na een droom over Jezus Christus het christendom had omarmd. De rechtbank vond echter dat de verklaringen niet voldoende inzicht gaven in het bekeringproces en dat er tegenstrijdigheden waren in hun verklaringen. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris op goede gronden had geoordeeld dat de asielaanvragen niet konden worden toegewezen, omdat eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij bij terugkeer naar Iran een reëel risico op vervolging zouden lopen. De beroepen van eisers werden ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.