ECLI:NL:RBDHA:2017:6099

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 26071
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot rechtmatig verblijf

Op 7 juni 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een vreemdeling met V-nummer [vreemdelingennummer], had tegen de besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie beroep ingesteld. Het primaire besluit, genomen op 25 mei 2016, stelde vast dat verzoeker geen rechtmatig verblijf had op grond van het Unierecht. Het daaropvolgende bestreden besluit van 20 oktober 2016 verklaarde het bezwaar van verzoeker ongegrond.

Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat uitzetting achterwege zou blijven totdat er op het beroep was beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen aanleiding was om het verzoek toe te wijzen, aangezien het beroep in een andere procedure (zaaknummer AWB 16/26070) op 18 mei 2017 ongegrond was verklaard. Hierdoor was niet langer voldaan aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

De voorzieningenrechter verklaarde het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 juni 2017, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/26071
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 juni 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , verzoeker, V-nummer [vreemdelingennummer]

(gemachtigde mr. A.G.P. de Boon),
tegen

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 25 mei 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat verzoeker geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht.
Bij besluit van 20 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft verzoeker verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening die ertoe strekt dat uitzetting achterwege blijft, totdat op het beroep is beslist.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter is verzocht om hangende beroep te bepalen dat uitzetting achterwege blijft, totdat op het beroep is beslist.
2. De rechtbank heeft heden het beroep in de procedure met zaaknummer AWB 16/26070 - na behandeling hiervan ter zitting op 18 mei 2017 - ongegrond verklaard, zodat niet langer wordt voldaan aan het in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde connexiteitsvereiste.
3. Het verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.