ECLI:NL:RBDHA:2017:6097

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 26363
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot rechtmatig verblijf

Op 7 juni 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, met V-nummer [vreemdelingennummer], had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin was vastgesteld dat verzoeker geen rechtmatig verblijf had op grond van het Unierecht. Dit besluit was genomen op 18 juli 2016, waarna het bezwaar van verzoeker op 19 oktober 2016 ongegrond was verklaard.

Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft totdat er op het beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat in een andere procedure, met zaaknummer AWB 16/26362, het beroep ongegrond was verklaard. Hierdoor was niet langer voldaan aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

Gelet op deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 7 juni 2017, en tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/26363
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 juni 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , verzoeker, V-nummer [vreemdelingennummer]

(gemachtigde mr. A.G.P. de Boon),
tegen

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat verzoeker geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht.
Bij besluit van 19 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft verzoeker verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening die ertoe strekt dat uitzetting achterwege blijft, totdat op het beroep is beslist.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter is verzocht om hangende beroep te bepalen dat uitzetting achterwege blijft, totdat op het beroep is beslist.
2. De rechtbank heeft heden het beroep in de procedure met zaaknummer AWB 16/26362 - na behandeling hiervan ter zitting op 18 mei 2017 - ongegrond verklaard, zodat niet langer wordt voldaan aan het in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde connexiteitsvereiste.
3. Het verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.