ECLI:NL:RBDHA:2017:6089

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
NL17.1742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag wegens motiveringsgebrek

Op 15 mei 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een Syrische eiser en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, nadat zijn eerdere aanvraag op 29 september 2015 was afgewezen. De staatssecretaris verklaarde de nieuwe aanvraag op 13 april 2017 niet-ontvankelijk, omdat er geen nieuwe relevante feiten of omstandigheden waren aangevoerd die de aanvraag konden onderbouwen. De eiser voerde aan dat hij nieuwe documenten had ingediend die zijn identiteit en nationaliteit bevestigden.

Tijdens de zitting op 4 mei 2017, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd het onderzoek gesloten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich niet zonder nader onderzoek op het standpunt had kunnen stellen dat de ingediende documenten niet de waarde hadden die de eiser eraan hechtte. De rechtbank vond dat de staatssecretaris had moeten overleggen met Bureau Documenten over de echtheid van de documenten, vooral omdat deze eerder als echt waren beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat het besluit van de staatssecretaris onzorgvuldig was voorbereid en een motiveringsgebrek vertoonde.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verplichtte de staatssecretaris om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 990,-. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 mei 2017.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.1742

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

gemachtigde: mr. R. Bom,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen.

ProcesverloopBij besluit van 13 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.1743, plaatsgevonden op 4 mei 2017, te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Alkhalidi, tolk in de Arabische taal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is van Syrische nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum]. Eiser heeft eerder op 29 september 2015 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft bij besluit van 16 december 2016 de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en e, van de Vw omdat sprake was van het inbrengen van valse documenten en het geven van onjuiste verklaringen. Eisers herkomst, identiteit en nationaliteit zijn niet aannemelijk gemaakt. Het door eiser tegen dit besluit ingestelde beroep is door deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, bij uitspraak van 16 januari 2017 ongegrond verklaard (NL16.3976). Bij uitspraak van 29 februari 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard (kenmerk: 201700633/1/V1).
2. Op 11 april 2017 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aangevoerd dat sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden (nova). Eiser heeft ter onderbouwing van zijn opvolgende aanvraag de volgende stukken ingebracht:
  • Een origineel uittreksel uit het Personenregister van de Burgerlijke Stand van 12 januari 2017, en;
  • kleurenkopieën van de paspoorten van zijn echtgenote en zijn zoon.
Eiser meent dat hij met deze stukken zijn nationaliteit, identiteit en herkomst nu wel kan bevestigen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen aan zijn opvolgende aanvraag ten grondslag heeft gelegd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag. Het door eiser ingebrachte uittreksel is door Bureau Documenten onderzocht en echt bevonden blijkens het onderzoeksresultaat van 31 januari 2017. Nu de pasfoto op het document slechts met een paperclip vastzit, kan echter niet worden vastgesteld wanneer of door wie de foto aan het document bevestigd is. Ook loopt de stempel op het document niet door over de foto. Daarbij heeft zijn echtgenote het document aangevraagd en verkregen maar kan eiser hier onvoldoende over verklaren. Omdat de foto geen integraal deel uitmaakt van het door eiser ingebrachte document, kan hieraan niet de waarde worden gehecht die eiser daaraan wenst te geven en kan deze niet worden aangemerkt als novum, aldus verweerder.
4. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:175) dient de bestuursrechter bij een opvolgende aanvraag niet meer ambtshalve te toetsen of in de bestuurlijke fase nova zijn aangevoerd. De bestuursrechter dient voortaan elk besluit op een opvolgende asielaanvraag - waarbij die aanvraag niet wordt ingewilligd - overeenkomstig artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te toetsen in het licht van de daartegen door de vreemdeling aangevoerde beroepsgronden. Deze toetsing omvat, zoals bij alle besluiten, de motivering van het besluit en de manier waarop het tot stand is gekomen.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet zonder nader onderzoek door bureau documenten op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan het uittreksel uit het Personenregister van de Burgerlijke Stand niet de waarde kan worden toegekend die eiser daaraan wenst te geven. Na eerder onderzoek door het als deskundig aan te merken Bureau Documenten van 31 januari 2017 is immers vast komen te staan dat het een echt document betreft. De rechtbank volgt verweerder niet dat aan deze uitkomst geen betekenis toekomt nu de pasfoto van eiser met een paperclip dan wel een nietje aan het document is bevestigd en omdat eiser in de ogen van verweerder slechts summier over de wijze van verkrijging van het document door zijn echtgenote heeft kunnen verklaren. Verweerder had zijn vragen en twijfels omtrent de wijze van bevestiging van de foto aan Bureau Documenten moeten voorleggen. Nu verweerder dit heeft nagelaten is sprake van een onzorgvuldig voorbereid besluit en kleeft aan het besluit een motiveringsgebrek.
7. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8. Het beroep is gegrond.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,- (negenhonderdnegentig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel