Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het vonnis in incident van 8 juli 2015;
- de akte houdende wijziging grondslag eis tevens houdende wijziging eis van 15 juli 2015 met producties 62 t/m 67;
- de conclusie van antwoord van 9 september 2015 met producties 2 t/m 6;
- de brief van Boskalis van 14 oktober 2016 met productie 68;
- de akte overlegging aanvullende producties van Dredging van 14 oktober 2016 met producties 7 t/m 10;
- de ter zitting van 28 oktober 2016 door partijen gehanteerde pleitnotities, met dien verstande dat paragrafen 120 t/m 123 van de pleitnotities van mrs. Shannon en Garnitsch zijn doorgehaald omdat deze niet zijn gepleit;
- de brief van Dredging van 4 november 2016, waarbij – voor zover voor het verloop van de procedure relevant – volgens ter zitting gemaakte afspraak de B2 tekst van EP 1 888 849 en een Nederlandse vertaling van de gewijzigde conclusies (productie 11) zijn nagezonden.
2.De feiten
Apparatus with flexibly mounted spud carriage”. Het octrooi is verleend op 2 maart 2011, gebaseerd op internationale octrooiaanvrage PCT/BE2006/000064 van 2 juni 2006, op 14 december 2006 gepubliceerd als WO 2006/130934, met inroeping van prioriteit van het Belgische octrooi BE 200500293 dat is aangevraagd op 6 juni 2005. Het octrooi is onder meer van kracht in Nederland.
Apparatus for accommodating a substantially vertical spud (3) of a dredging vessel with a longitudinal direction, comprising a spud carriage (6) which is mounted for limited rotation around a horizontal transverse axis (18),
1. Inrichting voor het opnemen van een in hoofdzaak verticale paal (3) van een baggerschip met een langsrichting, omvattende een paalwagen (6) die beperkt draaibaar rond een horizontale dwarsas (18) gemonteerd is,
tenminste één veermiddel voorzien is van een veerkrachtbegrenzer (50) voor het
1. Apparatus for accommodating a substantially vertical spud (3) of a dredging vessel with a longitudinal direction, comprising a spud carriage (6) which is mounted for limited rotation around a horizontal transverse axis(18), wherein
1. Inrichting voor het opnemen van een in hoofdzaak verticale paal (3) van een baggerschip met een langsrichting, omvattende een paalwagen (6) die beperkt draaibaar rond een horizontale dwarsas (18) gemonteerd is,
[0001] The present invention relates to an apparatus for accommodating a substantially vertical pole (also referred to as spud) of a dredging vessel, typically a cutter suction dredger, comprising a spud carriage which is mounted for limited rotation around a horizontal transverse axis.
pre-tensin figuur 4, toevoeging rechtbank]
In range 1 the wire behaves elastically, while in range 2 thewire tension(spring force) limiting means ensures that thewire does not stretch further(spring force increases only slowly). Curve C' shows the wire tension of the wire which slackens. The wire tensioning means (see further) ensure that the wire tension does not fall below determined minimum value Fkrit.
Cutter Suction Dredger (‘snijkopzuiger’, hierna: CSD) besproken, waaronder op een baggerschip aangeduid als de Bilberg I (dat baggerschip is later omgedoopt tot ‘URSA’). Daarover is, voor zover van belang, het volgende opgenomen (op pag. 17, 19 en 20):
De werking van dit spelingsvrije systeem is als volgt (figuur 3.4 [2] ): De spud (1) is gevat in een bus (2). Deze bus is scharnierend opgehangen in een glijschoen (3), welke door middel van een hydraulische cilinder (4) in het beun gefixeerd is. Het principiële verschil met een paalwagen is dat het moment in plaats van via 2 assen nu via een kruisdraadsysteem naar het ponton wordt doorgeleid. Daartoe zijn 2 x 2 draden zowel aan de bovenkant (A) als aan de onderkant (B) met de bus verbonden. Deze draden lopen over 2 x 4 vast met het ponton verbonden schijven (5). Met behulp van een hydraulische cilinder kunnen de schijven zo ingesteld worden dat de draad er niet uitloopt. (…) Omdat de draden gekruist zijn, wordt bij het verstappen (dat wil zeggen verschuiven van de glijschoen) geen moment via de draden op de spud uitgeoefend.
een takeleffect bereikt zodat bij een zelfde kracht op de spud de kracht in de draad halveert (figuur 3.5).
On the conceptual design of large Cutter Suction Dredgers; Considerations for making choices”, (hierna: WODCON). Op pagina 10 wordt onder het kopje
Limiting Forces by flexibilityopgemerkt:
Flexibility can also be introduced within the spud carriage construction. An example of such a solution is used on the CSD Ursa (former Bilberg I). On the Ursa flexibility in longitudinal direction is provided by a spud carriage support system of crossed wires and sheaves. A new development is that these wires can be tensioned/adjusted hydraulically. Because of the hydraulic tensioners the system can now act as a (peak) load limiter. When using special wires the (undesired) elasticity of the wires themselves can be minimised”
3.Het geschil
intermediate generalisation. Conclusie 1 zoals uiteindelijk in stand gebleven, komt overeen met conclusie 1 tot en met 3 uit de aanvrage, aangevuld met een passage die is terug te vinden onder paragraaf [0008] van de beschrijving (vgl. 2.3). In paragraaf [0008] is een
preferred embodimentbeschreven. De geclaimde uitvinding is thans beperkt tot dit uitvoeringsvoorbeeld. Daarbij zijn echter verschillende kenmerken van de
preferred embodiment, die wel in de beschrijving van de aanvrage staan, weggelaten. Het gaat daarbij, aldus Boskalis, in de eerste plaats om de volgende drie passages genoemd in paragraaf [0008]:
connected to the bottom side of the hydraulic cylinder”(r. 12-14);
main cylinder” (r.18
)(dit is in de nieuwe conclusie veranderd in
“hydraulic cylinder”);
spring means’, zodat het weglaten, althans niet toevoegen, van dat beperkende kenmerk in feite een toevoeging van materie vormt (‘weggelaten kenmerk’ iv). Uit paragrafen [0024] en [0025] van de beschrijving, in samenhang met figuur 5, zijn, aldus Boskalis, nog vijf kenmerken v t/m ix van het hydraulische systeem af te leiden, te weten:
intermediate generalisation.
limiting’ in die zinsnede beperkt moet worden uitgelegd, en wel zo dat de kracht na het bereiken van het maximum niet verder toeneemt, zodat in feite sprake is van een absolute beperking van de kracht tot het maximum. Ter onderbouwing verwijst zij, voor zover hier van belang, naar figuur 4, rechter gedeelte (range 2), van het octrooi en naar de oorspronkelijke beschrijving (paragraaf [0024], r. 24-26, waarin naar figuur 4 wordt verwezen):
In range 1 the wire behaves elastically, while in range 2 the wire tension limiting means ensures that the wiredoes not stretch further.” (onderstreping rechtbank), alsmede naar de uitleg die de TKB, tijdens de mondelinge behandeling van 23 juni 2015, aan dit begrip gaf:
, more specifically the understanding of the feature “spring force limiting means” (…) on the wording of the claim, the expression meant that the tension in the spring is prevented from exceeding a maximum value.” Doordat in de nieuwe conclusie 1 (B2 tekst) aan het slot “(…)
and the spring force increases only slowly (…)” is toegevoegd, heeft de term ‘
limiting’ daar een ruimere betekenis. De geclaimde bescherming wordt daarmee uitgebreid tot inrichtingen waarbij na het bereiken van het maximum, nog een langzame toename van de kracht optreedt. Dit is een ongeoorloofde uitbreiding van de beschermingsomvang na verlening.
pre-tens), waarna de kracht slechts langzaam toeneemt; hoe steil die toename is, hangt af van de voor de grafiek te kiezen schalen. Figuur 3.6 van Dekker geeft derhalve hetzelfde weer als figuur 4 van EP 849. Deze figuren moeten in feite als volgt worden weergegeven (links het octrooi en rechts Dekker), waarbij duidelijk is dat deze hetzelfde zijn:
flex mode.
peak load limiter), die ook dezelfde functie heeft als de veerkrachtbegrenzer van kenmerk 3 van conclusie 1 van het octrooi.
4.De beoordeling
Bevoegdheid
spring means, spring elementsof
wires) weergegeven. Figuur 3 van EP 849 is hieronder nogmaals weergegeven met door Dredging daarin aangebrachte kleuren waarbij de twee verschillende draden of veerelementen (40 en 41) en de hydraulische cilinders (32 en 33) duidelijk te onderscheiden zijn.
Spannzylinder’. Dekker beschrijft verder dat de flexibiliteit van het systeem kan worden vergroot door op de hydraulische cilinders een drukvat aan te sluiten, die werkt als extra veer in aanvulling op de spud en de draden. Dat drukvat (door partijen ook wel aangeduid als accumulator) is in figuur 3.5 van Dekker gekoppeld ingetekend aan de bovenzijde van de
‘Spannzylinder’.
Omdat bij een bepaalde druk in de cilinder de overstort in werking treedt, is de kans op draadbreuk kleiner geworden”)
.In figuur 3.6 van Dekker (zie 2.9) is de kracht waarbij de overstort in werking treedt, weergegeven met de horizontale lijn bij ‘250’ op de verticale as. Vanaf het moment van inwerkingtreding van het overdrukventiel loopt olie uit het hydraulische systeem weg en blijft de druk in het systeem gehandhaafd op het ingestelde maximum. In figuur 3.5 van Dekker is het overdrukventiel niet weergegeven, maar wel in de door beide partijen gebruikte vereenvoudigde schematische weergave van de stand van de techniek als hieronder opgenomen. In die weergave is ook een afsluiting (‘klep’) getekend (met twee pijltjes naar elkaar toe) tussen voornoemd(e) accumulator/drukvat en de rest van het hydraulische systeem.
flex mode,waarin voornoemde klep manueel is geopend en de aan de hydraulische cilinder verbonden accumulator werkt als een extra veer in aanvulling op de spud en de draden. In de andere stand is de klep gesloten en wordt meer stijfheid in het systeem gebracht omdat alleen de spud en de draden als veer dienen, de zogenaamde
fixed mode. Niet in geschil is dat de
fixeden de
flex modebij Dekker alternatieven van elkaar vormen. Niet in geschil is voorts dat baggeren in de
fixed modede voorkeur verdient omdat dan nauwkeuriger gebaggerd kan worden (vgl. 4.4 hiervoor). In beide standen treedt de overstort in werking wanneer de kracht op het systeem een bepaald maximum overschrijdt (de Overloadsituatie). In figuur 3.6 van Dekker wordt getoond welk effect de verschillende veren hebben op het verloop van de kracht. Ook is niet in geschil dat de
fixed modeen de
flex mode, uitgaande van het beschreven kruisdraadsysteem van de Bilberg I, worden weergegeven door respectievelijk de 3e en 4e lijn van rechts in figuur 3.6., In de volgende door beide partijen gehanteerde bewerking van die figuur, zijn alleen die twee lijnen weergegeven. Ter zitting waren partijen het er over eens dat het startpunt van de in figuur 3.6 van Dekker (en dus ook in de hieronder opgenomen afbeelding) weergegeven lijnen (het punt waar de assen elkaar kruisen), de kracht ter grootte van de voorspanning moet zijn, dat wil zeggen de F
pre-tensof Fv, en niet nul.
piston accumulator)(50), die de kern van dit geschil vormt. Volgens conclusie 1 van het octrooi, de beschrijving (paragrafen [0008] en [0023] t/m [0027]) en de toelichting daarop van Dredging, die door Boskalis niet, althans niet onderbouwd, is weersproken, werkt die opstelling, weergegeven in de hieronder door beide partijen gehanteerde bewerking van figuren 4 en 5 [7] van het octrooi als volgt (zie voor de hierna vermelde definities en de nummers de figuren 4 en 5 als hiervoor opgenomen in 2.8).
pre-tensgebracht, al dan niet met behulp van de accumulator aan de rechterkant, in figuur 5 van het octrooi aangeduid als (56). Die accumulator is optioneel bij de inrichting volgens het octrooi. De hydraulische veer kan, naar Dredging onweersproken heeft gesteld, ook op een andere manier op voorspanning worden gebracht. Bij gebruik van deze accumulator om de draden op voorspanning te brengen, is deze tijdens het baggeren - anders dan bij de hiervoor beschreven
flex modeuit de stand van de techniek - van het hydraulische systeem afgesloten. Vervolgens wordt de veerkrachtbegrenzer, in figuur 5 weergegeven als (50) (de combinatie van de vrije zuiger 51 en de accumulator/accu 52), op een hogere vooraf ingestelde kracht Fmax ingesteld. Fmax is hoger dan F
pre-tens(zie figuur 4 van het octrooi) en bevindt zich aan de bovengrens van het ‘Werkbaar Traject’ (in de figuur hierboven aangeduid als ‘traject 1’), terwijl F
pre-tensaan de ondergrens daarvan ligt. Het baggeren bij de inrichting volgens het octrooi (het Werkbaar Traject) vindt plaats in de (voorkeurs)
fixed mode, waarbij de krachten worden opgevangen door de spud en de draden. Wanneer de krachten op de hydraulische cilinder (32 in figuur 5) de ingestelde kracht Fmax in de (accumulator van de) veerkrachtbegrenzer (50) overschrijden, is sprake van de Overloadsituatie (hierboven weergegeven als ‘traject 2’). De zuigers van de vrije zuiger (51 in figuur 5) en van de hydraulische cilinder bewegen naar binnen, waardoor de spud flexibel wordt en de spanning op de draden wordt begrensd. Dit gebeurt automatisch bij het overschrijden van Fmax (“
when the tension in the spring rises above a determined maximum value”; zie paragraaf [0008] en [0025] van de beschrijving en conclusie 1 EP 849 B2). De krachten worden vanaf dat moment mede opgevangen door de veerkrachtbegrenzer. In beginsel wordt het baggeren dan gestaakt. Daarbij geldt dat hoe ver de spud kan verplaatsen, afhankelijk is van de lengte van de cilinder, en dat de mate waarin de spanning op het veermiddel toeneemt, wordt bepaald door de grootte van de accumulator (52, in figuur 5). Wanneer de krachten weer afnemen, zullen de zuigers automatisch terugschuiven en komt de CSD, wanneer de krachten onder Fmax dalen, vanzelf weer in het Werkbaar Traject (in de
fixed mode) en kan het baggeren worden hervat. Dit is alleen anders wanneer de krachten zo groot worden dat de overstort in werking treedt. In dat geval moeten de spud en het systeem manueel worden teruggezet in de uitgangspositie.
pre-tens. Die stelling mist gelet op het voorgaande feitelijke grondslag. Wanneer figuur 4 van het octrooi wordt vergeleken met figuur 3.6 van Dekker, blijkt ook dat dit niet het geval kan zijn. De weergave van Boskalis van het verloop van de krachten bij (Bilberg I als omschreven in) Dekker, zie 3.2.6, in het bijzonder de rode lijn (van 0 tot
Fpre-tens) links van de verticale stippellijn, is niet te rijmen met haar erkenning ter zitting dat de spanning in de veerelementen pas oploopt wanneer de voorspanning (F
pre-tens) wordt overschreden, zodat de rechtbank voorbij gaat aan die aangepaste weergave van figuur 3.6 van Dekker.
pre-tensen Fmax waarop het wordt aangesloten (waarna sprake is van de
flex modetot het moment dat het drukvat weer wordt afgesloten en de
fixed modeweer intreedt). Bij zowel de
fixed modeals de
flex modegeldt echter dat bij dezelfde maximale spanning Fmax het overstortventiel in werking zal treden.
disclosure test’). De ratio van dit geldigheidsbezwaar is dat de aanvrager van een octrooi, in verband met de rechtszekerheid voor derden, zijn rechtspositie niet mag verbeteren door bescherming te claimen voor materie die niet is geopenbaard in de oorspronkelijke aanvrage.
preferred embodiment). De vraag die ter beantwoording staat, is of daarbij, zoals Boskalis stelt en Dredging betwist, sprake is van een ongeoorloofde
intermediate generalisation.Van een
intermediate generalisationkan sprake zijn wanneer in de gewijzigde conclusie (a) (een) afzonderlijk(e) kenmerk(en) is/zijn opgenomen van een set van kenmerken die (in de beschrijving van) de oorspronkelijke aanvrage [8] alleen in combinatie in een uitvoeringsvorm is/zijn geopenbaard [9] én (b) indien er structureel of functioneel verband is tussen die in combinatie beschreven kenmerken. Indien aan die twee voorwaarden is voldaan, is het mogelijk dat door het weglaten van een deel van de kenmerken van die combinatie, aan de vakman aanvullende, technisch relevante, informatie wordt geopenbaard die niet rechtsreeks en ondubbelzinnig uit de oorspronkelijke aanvrage is af te leiden zodat sprake is van een ongeoorloofde
intermediate generalisation. In dit geval is daar echter, naar het oordeel van de rechtbank, geen sprake van zoals hierna zal worden toegelicht.
intermediate generalisationvormen, omdat deze niet in combinatie met de in paragraaf [0008] beschreven ‘
preferred embodiment’zijn beschreven, maar in paragrafen [0024] en [0025], als ‘
non-limitative exemplary embodiments’(zie paragraaf [0018]).
main cylinder’ de hydraulische cilinder bedoeld wordt, Boskalis haar stelling niet nader heeft onderbouwd. Vaststaat derhalve dat de vakman ook hierdoor niet met nieuwe informatie geconfronteerd wordt. Hetzelfde geldt voor het weglaten van de laatste twee zinnen van [0008], door Boskalis omschreven als kenmerk (iii). De rechtbank is met Dredging van oordeel dat deze passage geen functioneel technisch kenmerk vormt van de uitvinding, maar een beschrijving van wat er feitelijk gebeurt wanneer een voorwaartse kracht op de spud werkt (“
Ifthe force on the spud is acting in a forward direction”). Naar Dredging onbetwist heeft aangevoerd, zullen de gevolgen in omgekeerde richting optreden, wanneer de kracht op de spud in achterwaartse richting werkt. Weglaten van dit gevolg vormt voor de vakman evenmin nieuwe informatie.
preferred embodiment. Van ongeoorloofde toegevoegde materie is dan ook geen sprake. Aan het in dit verband ingediende hulpverzoek 1 wordt daarom niet toegekomen.
intermediate generalisation, welk betoog wordt gepasseerd.
limiting’, in navolging van Boskalis, beperkt - te weten als een absolute beperking van de spanning - moet worden uitgelegd, verschiet die term van kleur in de B2 tekst. Niet in geschil is immers dat ‘
limiting’ in die tekst ruimer is, omdat het daar in ieder geval ‘
increases only slowly’ omvat.
When the moment on the spud carriage becomes greater than a determined maximum moment, the spring force thenhardly increases further”(paragraaf [0006], r. 54)
When the tension in the spring rises above a determined maximum value which is a function of the pressure of the accumulator, pistons of main cylinder and cylinder with free piston move inward, whereby the spring forceincreases only slowlywhile the spud carriage rotates.” (paragraaf [0008], r. 15)
the wire does not stretch further” uit paragraaf [0024] van de beschrijving, en figuur 4, rechter gedeelte (range 2), waarop Boskalis zich beroept, kunnen, in isolatie gelezen, weliswaar aldus worden begrepen dat sprake is van een absolute beperking van de spanning vanaf het bereiken van Fmax. Echter, deze passage en deze figuur kunnen niet los worden gezien van de tekst van de conclusies, de andere tekeningen en de rest van de beschrijving, waaruit de vakman blijkt dat bedoeld is dat de spanning nog slechts langzaam toeneemt. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat - zoals hiervoor al overwogen - Boskalis ook een bewerking van figuur 4 hanteert (zie 3.2.6) waarin het rechter gedeelte (traject 2) nog langzaam toeneemt.
limitingin conclusie 1 van de B1 tekst ligt bovendien niet voor de hand, omdat in dat geval de uitvinding technisch gezien niet kan werken. Ook lezing met een ‘
mind willing to understand’brengt mee dat de term
limitingin de oorspronkelijke conclusie 1 ruim moet worden uitgelegd. In die zin ook de TKB, wanneer zij de conclusie interpreteert in samenhang met conclusie 3 van het octrooi zoals verleend. Weliswaar kwam zij aanvankelijk tijdens de zitting, op basis van een zuiver tekstuele uitleg van conclusie 1, tot een engere betekenis van
limiting, maar dit is achterhaald door hetgeen zij daarover vervolgens in de uitspraak heeft overwogen. Voor zover Boskalis ter zitting nog heeft aangevoerd dat
‘slightly’(als in: een klein stukje) nog altijd wat anders is dan ‘
slowly’mist die stelling feitelijke grondslag. Het woord ‘
slightly’komt in de B1 tekst niet voor.
limiting’in de oorspronkelijke conclusie 1 dezelfde betekenis heeft als in de in stand gelaten conclusie 1, zodat geen sprake is van uitbreiding van de beschermingsomvang.
which first and second spring means compensate each other in the non-loaded situation of the spud”.Ook heeft Dredging bij die conclusie betwist dat Dekker openbaart dat de hydraulische cilinders (net als de schijven) aan het schip zijn verbonden (deelkenmerk 2). Nadat Boskalis de beide bezwaren heeft bestreden door gemotiveerd te stellen dat de vakman deze deelkenmerken wel degelijk in Dekker zal lezen en dat voor de vakman duidelijk is dat de in Dekker beschreven inrichting zonder die kenmerken niet werkt, is Dredging niet meer teruggekomen op deelkenmerk 1e of deelkenmerk 2. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat voor de vakman in ieder geval
implicietduidelijk en ondubbelzinnig uit Dekker volgt dat de kruisdraden elkaar compenseren in de beginstand en dat de hydraulische cilinders aan het schip zijn verbonden.
a spring force limiting means’ uit deelkenmerk 1f van conclusie 1 van het octrooi openbaart. Met Boskalis is de rechtbank van oordeel dat ‘
a spring force limiting means’ in dit deelkenmerk in de oorspronkelijke conclusie 1 (B1 tekst) – afgezien van de verwijzing naar (50) – zo kan worden uitgelegd dat, onder meer, een overstortventiel zoals beschreven in Dekker, als zodanig kan worden aangemerkt. De veerkrachtbegrenzer is in die conclusie immers niet nader gepreciseerd. Ook een overstort treedt in werking vanaf een vooraf ingestelde maximum waarde. In die zin overwoog ook de TKB in het kader van de nieuwheid van conclusie 1 van de B1 tekst. In conclusie 1 van de B2 tekst, die hier ter beoordeling voorligt, heeft de veerkrachtbegrenzer echter een beperktere betekenis, zoals beschreven in deelkenmerk 3. In deelkenmerk 3 wordt door het beginwoord “
the” en de aanduiding (50) achter ‘
spring force limiting means’ duidelijk terugverwezen naar diezelfde ‘
spring force limiting means (50)’ in deelkenmerk 1f. De term ‘
spring force limiting means (50)’ uit deelkenmerk 1f heeft in de B2 tekst, zoals Dredging terecht betoogt, dan ook geen zelfstandige betekenis naast deelkenmerk 3.
spring force limiting means’ uit deelkenmerk 1f), door partijen ook wel het Piston-kenmerk genoemd, is derhalve niet in Dekker geopenbaard. In deelkenmerk 3, zijn de volgende technische verschillen met Dekker te onderscheiden:
the spring force limiting means (50) comprises a piston accumulator[…]
, the piston accumulator comprising a cylinder with free piston and an accumulator”)
arranged such that when the tension in the at least one spring means rises above a determined maximum value which is a function of the pressure of the accumulator, pistons of the hydraulic cylinder and the cylinder with free piston move inward”);
the spring force increases only slowly while the spud carriage rotates”).
pre-tensin de flex mode (wanneer de verbinding met de gasveer of accumulator open staat). Dekker beschrijft een hydraulische methode om de veerkracht van het systeem uit te breiden in het Werkbaar Traject, maar nergens verwijst zij naar een oplossing waarbij de veerkracht automatisch en reversibel wordt begrensd in de Overloadsituatie vanaf een waarde Fmax die boven de voorspanning (F
pre-tens) ligt. De uitvinding ziet niet op het als het ware in serie schakelen van de (draad)veer met een aan de hydraulische spancilinder gekoppelde accumulator, zoals geopenbaard in Dekker, maar op het toevoegen van een piston accumulator die pas bij een vooraf ingestelde hogere kracht automatisch in werking treedt, waardoor minder risico bestaat op schade en de werkbaarheid van het systeem wordt vergroot. Het betoog van Boskalis dat de geboden oplossing voor een hydraulisch expert voor de hand lag, is gebaseerd op het onjuiste uitgangspunt dat F
pre-tensen Fmax hetzelfde zijn. Waarom de vakman de oplossing voor het objectieve technische probleem toch (enkel) zal zoeken in de verbetering van de hydrauliek (en niet, zoals de TKB heeft overwogen, in het aanpassen van het schip of de spud of voor het kiezen voor een andere installatie) heeft Boskalis niet nader toegelicht.
latenvan nodeloos aangewende of veroorzaakte kosten, heeft Dredging, naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door Boskalis, onvoldoende toegelicht dat Boskalis de procedure bij het EOB had moeten afwachten. Gelet op de lange duur van oppositieprocedures, het (geslaagde) verzet van Dredging tegen de door Boskalis verzochte versnelde procedure bij het EOB en de onzekere uitkomst van die procedure, is het belang van Boskalis om zekerheid te verkrijgen in deze nietigheidsprocedure, gegeven. Van misbruik van recht of onrechtmatig handelen – nog daargelaten dat daartoe geen vordering in reconventie is ingesteld – is evenmin sprake, zodat verhaal op Boskalis van gestelde ‘nodeloos gemaakte (proces)kosten niet aan de orde is.
1.356(3 punten × tarief € 452)