ECLI:NL:RBDHA:2017:5945
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van voormalig MEK-lid uit Iran en de beoordeling van het ambtsbericht door de rechtbank
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van een eiser van Iraanse nationaliteit, die voormalig lid is van de Sjiitische Iraanse Mujaheddin-e-Khalq (MEK). Eiser heeft jarenlang in MEK-kampen in Irak verbleven en vreest voor vervolging door de Iraanse autoriteiten vanwege zijn verleden als MEK-lid. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de aanvraag afgewezen op grond van het algemeen ambtsbericht van december 2013, waarin wordt gesteld dat eiser geen gevaar loopt vanwege zijn lidmaatschap van de MEK. Eiser heeft echter de inhoud van dit ambtsbericht betwist en een groot aantal stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn vrees voor vervolging.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het ambtsbericht. Het ambtsbericht bevatte slechts beknopte informatie over de MEK en de bejegening ervan door het Iraanse regime, en was bovendien gedateerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen betrouwbare informatie beschikbaar is over de situatie van (voormalig) MEK-leden die terugkeren naar Iran, en dat het lot van deze personen onduidelijk is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris het ambtsbericht niet aan de beoordeling van de asielaanvraag ten grondslag mocht leggen, en heeft het bestreden besluit vernietigd.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.237,50.