ECLI:NL:RBDHA:2017:5826
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en inreisverbod wegens ongeloofwaardige identiteit en herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een vreemdeling met een V-nummer, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De staatssecretaris oordeelde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was, omdat de door eiser opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig werden geacht. Eiser had gesteld dat hij van Palestijnse afkomst was en in Algerije had gewoond, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen. Tijdens de zitting op 18 mei 2017 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd hij vertegenwoordigd door de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank overwoog dat eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk uit Algerije kwam en dat zijn asielmotief niet kon worden beoordeeld zonder een geloofwaardige identiteit. Eiser had geen documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn identiteit en had inconsistenties in zijn verklaringen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag niet inhoudelijk kon worden beoordeeld en dat het inreisverbod voor twee jaar rechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.