De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over zijn gestelde homoseksualiteit niet geloofwaardig zijn. Verweerder overweegt hiertoe allereerst niet ten onrechte dat eiser ongerijmd, vaag en summier heeft verklaard over zijn gestelde proces van bewustwording en acceptatie en dat hij te dien aanzien in oppervlakkige verklaringen is blijven steken. Zo heeft eiser verklaard dat hij ‘zo’ geboren is en dat hij ‘het’ al is geweest sinds het moment dat hij bewust was van zichzelf. Eiser heeft voorts weliswaar verklaard dat hij sinds zijn twaalfde nooit interesse voor vrouwen heeft getoond, maar wanneer hij zich van zijn homoseksuele geaardheid bewust werd en wanneer hij zich voor het eerst tot een jongen/man aangetrokken voelde heeft hij desgevraagd niet kunnen concretiseren.
Eiser heeft verder verklaard dat hij er geen moeite mee had toen hij zich realiseerde dat hij homoseksueel is. Ook heeft hij verklaard dat hij zichzelf niet anders ziet dan als een ‘gewoon’ mens. Op de vraag of de problemen die eiser in verband met zijn geaardheid ondervond geen twijfels teweeg hebben gebracht of periodes waarin hij het moeilijk had, heeft eiser voorts geantwoord dat hij daarover niets kan zeggen. Eiser heeft ook verklaard dat het hem niet kan schelen wat zijn vriendjes of broers over hem denken en dat hij gewoon is wie hij is. Verweerder acht voornoemde verklaringen niet ten onrechte ongerijmd, vaag en summier, temeer daar eiser naar eigen zeggen afkomstig is uit een land en een islamitisch gezin, waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd.
In zijn zienswijze en in beroep heeft eiser aangevoerd dat hij niet of nauwelijks een bewustwordingsproces heeft meegemaakt omdat hij altijd geweten heeft dat hij homoseksueel is en dat dit blijkens de UNHCR Guidance Note on Refugee Claims Relating to Sexual Orientation and Gender Identity (door eiser aangeduid als UNHCR Guidelines over LHBT) mogelijk is. In zijn zienswijze heeft eiser daarnaast ook aangevoerd dat onduidelijk is waarom iedere homoseksueel zou moeten schrikken, zich zou moeten verzetten of zou moeten twijfelen over zijn geaardheid en dat hij wel degelijk verklaringen heeft afgelegd waaruit blijkt dat hij over de mogelijke consequenties van zijn geaardheid heeft nagedacht. Verweerder heeft hierin geen aanleiding hoeven zien om tot een ander standpunt te komen. In lijn met Werkinstructie 2015/9 heeft verweerder, gelet op het feit dat eiser deel uitmaakt van een islamitisch gezin waarvan het hoofd imam is en afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd en volgens hem zelfs met de dood wordt bestraft, eiser mogen aanrekenen dat hij kennelijk geen enkel proces van bewustwording of acceptatie heeft doorgemaakt. Dat eiser, zoals hij in beroep stelt, berust in zijn geaardheid omdat hij nu eenmaal zo door God geschapen is, en dat hij wel degelijk heeft nagedacht over de problemen die hij als gevolg van zijn geaardheid zou kunnen ondervinden, doet hieraan niet af.
Verweerder werpt eiser ook niet ten onrechte tegen dat hij klaarblijkelijk niet of nauwelijks enig conflict ziet tussen zijn gestelde seksuele geaardheid en zijn islamitische geloof, dat hij tot op heden praktiseert. Eiser heeft verklaard dat hij tot zijn vertrek uit Ghana naar de moskee ging en dat hij tot op heden bidt. Op de vraag hoe het voor hem was om naar de moskee te gaan, wetende dat zijn seksuele geaardheid daar werd afgekeurd heeft eiser geantwoord dat je het moet zien als een geschenk van God, dat je er niets aan kunt doen en dat het niets verandert aan wie je bent. Afgezet tegen de wijze waarop er in eisers land en religie tegen homoseksualiteit wordt aangekeken, heeft verweerder zijn houding ten opzichte van de islam ongerijmd mogen achten. De stelling in de zienswijze en in beroep dat op dit punt weinig vragen zijn gesteld en dat de oppervlakkigheid van eisers verklaringen over zijn geaardheid in relatie tot zijn geloof eerder lijken te duiden op weinig kennis van het geloof, heeft verweerder niet tot een ander standpunt hoeven leiden. Eiser heeft onder meer verklaard dat zijn stiefvader imam is, dat hij tot zijn vertrek uit Ghana naar de moskee ging en dat hijzelf geen imam kan worden omdat hij homoseksueel is. Dat eisers oppervlakkige verklaringen over zijn geaardheid in relatie tot zijn geloof zijn te wijten aan een gebrek aan kennis heeft verweerder derhalve niet ten onrechte niet gevolgd. De rechtbank volgt verweerder voorts in zijn standpunt dat eiser op dit punt niet te weinig vragen zijn gesteld en dat het primair aan eiser zelf is om op dit punt opheldering te geven.