5.3.Ook de gestelde inval in de woning van eiseres, waarbij haar Bijbel zou zijn gevonden, acht verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig, nu eiseres te dien aanzien vage en summiere verklaringen heeft afgelegd. Eiseres heeft desgevraagd aangegeven niet te weten wanneer deze inval plaatsvond, hoeveel mensen het huis binnenvielen, wat er bij de inval gebeurde, waarom de inval plaatsvond, of er een huiszoekingsbevel was, of er iets meegenomen is, hoe de buren van de inval op de hoogte zijn geraakt en hoe de buren de moeder van eiseres na de inval konden bereiken. Ook heeft eiseres niet kunnen concretiseren wie het huis zijn binnengevallen, maar slechts het vermoeden uitgesproken dat het mensen van inlichtingendienst of de Sepah waren.
5.4.1.Ten aanzien van de gestelde bekering van eiseres tot het christendom overweegt de rechtbank het volgende. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling, onder meer de uitspraak van 24 mei 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA0955), blijkt dat de staatssecretaris een vaste gedragslijn toepast bij het onderzoek naar de door een vreemdeling aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegde geloofsovertuiging. Hierbij zijn van belang de motieven voor en het proces van bekering, de persoonlijke betekenis van de bekering of de geloofsovertuiging voor een vreemdeling en de algemene, basale kennis van de betrokken geloofsleer en geloofspraktijk. Bijzondere waarde moet worden toegekend aan de beantwoording door een vreemdeling van vragen over de motieven voor en het proces van bekering, als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar men overwegend een andere geloofsovertuiging heeft, dan wel waar de eerdere geloofsovertuiging van een vreemdeling de enige maatschappelijk aanvaarde godsdienst of de staatsgodsdienst is en het zich bekeren tot een andere geloofsovertuiging maatschappelijk onacceptabel of strafbaar is. Verweerder dient de verklaringen over de gestelde geloofsovertuiging in onderlinge samenhang te bezien. Het is daarnaast aan de vreemdeling om zijn gestelde bekering aannemelijk te maken door overtuigende verklaringen af te leggen omtrent zijn bekering en het proces daaraan voorafgaand. 5.4.2.De rechtbank stelt vast dat verweerder ook in het geval van eiseres volgens de voormelde gedragslijn heeft gehandeld. Verweerder overweegt allereerst niet ten onrechte dat eiseres in algemeenheden is blijven steken ten aanzien van de vraag waarom zij de islam de rug heeft toegekeerd. Eiseres heeft verklaard dat zij de islam niet accepteert vanwege onder meer de ontkenning van mensenrechten, de onderdrukking van vrouwen en de vermenging van islam en politiek, en omdat de islam volgens haar een religie is van dwang, agressie en geweld. Ten aanzien van de vraag in hoeverre het gebed in de islam afwijkt van het gebed in het christendom heeft eiseres niet meer kunnen verklaren dan dat men in de islam in het Arabisch moet bidden, terwijl dat in het christendom in de eigen taal mag. Eiseres heeft in dit verband ook verklaard dat haar islamitische moeder denkt dat met bidden alles voor elkaar komt, maar zij heeft vervolgens niet kunnen aangeven in hoeverre dit anders is dan bij het gebed in het christendom. Verweerder heeft voorts niet ten onrechte overwogen dat eiseres tegenstrijdig en ongerijmd heeft verklaard ten aanzien van de vraag welke rol de islam in haar ouderlijk huis speelde. Waar zij enerzijds heeft verklaard dat zij van haar moeder altijd moest bidden en dat zij hierover jarenlang met haar moeder heeft gestreden dan wel gediscussieerd, heeft zij anderzijds verklaard dat haar moeder, toen eiseres haar vertelde dat zij de bijbel las en tot het christendom was bekeerd, dit zonder slag of stoot aannam, dat ook haar broer dit accepteerde, en dat haar familie ‘eigenlijk niet zo gelovig’ is. Dat de moeder en broer van eiseres de bekering van eiseres zo gemakkelijk zouden hebben geaccepteerd klemt temeer nu Iran een streng islamitisch land is waar op afvalligheid de doodstraf staat.
5.4.3.Verweerder overweegt voorts niet ten onrechte dat eiseres ook ten aanzien van haar keuze voor het christendom en proces van bekering ongerijmde en vage verklaringen heeft afgelegd. Zo valt niet in te zien waarom eiseres in de periode tussen haar afscheid van de islam en haar kennismaking met het christendom naar eigen zeggen nooit onderzoek naar andere religies heeft gedaan, terwijl zij wel naar God op zoek zou zijn geweest. Daarbij is eiseres, hoewel zij heeft verklaard dat zij ontevreden was en iets miste, in vaagheden blijven steken ten aanzien van de vraag wat het dan was dat zij in het christendom gevonden heeft. Op de vraag wat haar in het christendom zo aantrekt heeft zij slechts geantwoord: ‘Liefde’. Wat zij in dit verband onder liefde verstaat heeft zij niet inzichtelijk gemaakt, terwijl haar meerdere malen om opheldering is gevraagd. Eiseres heeft voorts ongerijmd verklaard over de cd’s met informatie over het christendom die zij in Baku van twee dames zou hebben gekregen. Gelet op de risico’s die kleven aan afvalligheid in Iran en het feit dat eiseres de cd’s daarom uit angst onderin haar tas zou hebben verstopt, valt niet in te zien hoe eiseres de cd’s na haar terugkeer naar Iran heeft kunnen vergeten om ze pas zes of zeven maanden later weer terug te vinden. Dat eiseres zich niet meteen na terugkeer naar Iran in die informatie zou hebben verdiept klemt temeer nu zij al sinds zij zich van de islam had afgewend op zoek zou zijn geweest naar God. Daarbij heeft eiseres nauwelijks kunnen concretiseren wat haar zo aansprak in de film over Jezus Christus die zij na het terugvinden van de cd’s zou hebben bekeken. Eiseres heeft voorts wisselend verklaard over het moment waarop zij besloot zich te bekeren. Enerzijds heeft zij aangegeven dat dit gebeurde bij het zien van de film over Jezus Christus en anderzijds dat dit pas gebeurde nadat zij erachter was gekomen wat haar droom betekende. Verweerder werpt eiseres ook niet ten onrechte tegen dat zij niet heeft kunnen concretiseren wanneer zij deze droom, die voor haar een zo cruciale rol zou hebben gespeeld, zou hebben gehad. Eiseres weet slechts dat dit enkele dagen na het zien van de film was, maar zelfs de maand heeft zij niet kunnen noemen. Verweerder overweegt voorts niet ten onrechte dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe zij na haar droom louter door het woord ‘vis’ te googelen terecht zou zijn gekomen bij de informatie die haar heeft doen besluiten christen te worden.
5.4.4.Gelet op de positie van christenen in Iran en de bijzondere waarde die daardoor toekomt aan de verklaringen van eiseres over de motieven voor en het proces van haar gestelde bekering, heeft verweerder eiseres voornoemde ongerijmde en vage verklaringen mogen aanrekenen.
5.4.5.Verweerder werpt eiseres ook niet ten onrechte tegen dat zij weinig kennis van het christendom bezit. Hoewel eiseres heeft verklaard dat zij iedere zondag de kerk bezoekt en daarbij meezingt met de liederen, heeft zij noch de naam van de kerk noch de naam van ook maar één enkel lied kunnen noemen. Op de vraag om te beschrijven wat er tijdens een kerkdienst gebeurt heeft eiseres voorts slechts geantwoord dat er gezongen, gepredikt en gebeden wordt. Ook deze verklaringen heeft verweerder summier mogen achten. In antwoord op de vraag wat met Pasen gevierd wordt heeft eiseres voorts de kruisiging van Jezus Christus en niet zijn wederopstanding genoemd. Hoewel eiseres heeft aangegeven dat Petrus en Samuel haar favoriete heilige personen zijn, heeft zij voorts nauwelijks kunnen concretiseren waarom dat zo is. Het standpunt van eiseres in beroep dat haar een gebrek aan kennis over het christendom niet mag worden aangerekend omdat zij aan het begin van haar bekeringsproces staat slaagt, gelet op het feit dat zij al maanden geleden zou zijn bekeerd en de bijbel zou hebben gelezen, niet.
5.4.6.Gelet op het feit dat ingevolge de door verweerder gehanteerde vaste gedragslijn bij het onderzoek naar de gestelde bekering ook belang wordt gehecht aan de algemene, basale kennis van de betrokken geloofsleer en geloofspraktijk, is de rechtbank van oordeel dat van eiser mag worden verlangd dat zij meer over het christendom kan vertellen dan zij heeft gedaan.
5.4.7.In beroep heeft eiseres een verklaring van 14 mei 2017 overgelegd, waarin de pastoor van de Persian Baptist Church in Utrecht aangeeft dat hij eiseres sinds ongeveer twee maanden kent en dat zij waarschijnlijk binnen twee maanden zal worden gedoopt. Hoewel dergelijke stukken kunnen dienen als ondersteuning van de verklaringen van een vreemdeling over zijn gestelde bekering, is het in eerste plaats aan de vreemdeling zelf om zijn gestelde bekering aannemelijk te maken. Eiseres is daarin, gelet op al het voorgaande, niet geslaagd.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D. van Loopik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2017.