Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
,
advocaat: mr. I.H.M. Baas te Den Haag,
gedaagde,
advocaat: mr. O.L. Nunes te Utrecht.
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 januari 2016 met producties 1 t/m 20;
- de akte van [eiseres] van 20 januari 2016;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 10;
- het tussenvonnis van 23 maart 2016, waarin een comparitie van partijen ten overstaan van een meervoudige kamer is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 november 2016 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van de voortgezette comparitie van 16 februari 2017 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
Enhanced Recovery After Surgery. Daarmee wordt aangegeven dat niet wordt verwacht dat de maag en de darmen spoedig na de operatie op gang zullen komen.
.Daarna heeft een herbeoordeling van de patiënt door [de assistent in opleiding chirurgie] plaatsgevonden. [de assistent in opleiding chirurgie] heeft besloten een CT-scan te laten maken. In het medisch dossier is hierover het volgende genoteerd:
:
- Geen beeldvormende diagnostiek in deze fase op SEH gedaan (ECHO, BOZ o.i.d.)
- (…)
- Onduidelijk of alarmsymptoom sterke stijging sCreatinine op waarde is geschat (…)
- Op 3.11.13 is kennelijk het probleem van de dunnedarm dilatatie nog steeds NIET opgelost
- Er is GEEN aanwijzing voor het bestaan van een pneumonie / infiltraat van de long op 3/11/13
Interpretatie
3.Het geschil
4.De beoordeling
Omvang van het geschil
“er al enkele dagen geen duidelijke diagnose was bij patiënt met een tachypneu”aldus dat dit één van de omstandigheden was die, in samenhang bezien met de SIT-score van 6, aanleiding had moeten zijn om op dát moment te reflecteren op het ziekteverloop van patiënt en na te gaan wat de oorzaak was van zijn verslechterende lichamelijke situatie.
- op 26 oktober 2013 de verkeerde diagnose is gesteld (namelijk nierstenen in plaats van ileus), dat toen ten onrechte is nagelaten beeldvormende diagnostiek te verrichten en dat, gelet op de afwijkende nierfunctie van de patiënt, geen diclofenac mocht worden voorgeschreven omdat dat leidt tot verdere uitdroging en verslechtering van die nierfunctie;
- de patiënt op 27 oktober 2013 ten onrechte niet is opgenomen in het ziekenhuis, als gevolg waarvan zijn nierwaarden zijn verslechterd (met een verslechtering van zijn algehele lichamelijke conditie als gevolg).
“Het postoperatieve beloop was initieel voorspoedig, maar vanaf de avond van 2.11.13 zijn er alarmerende symptomen, waarvoor onvoldoende een verklaring is gezocht naar mijn mening. Zijn probleem van ileus bleek op 3.11.13 ook niet opgelost en zijn klinisch beeld doet mij sterk denken aan een progressieve sepsis. (…) In deze verslechterende situatie had patiënt waarschijnlijk naar de IC voor verdere behandeling en diagnostiek gemoeten. In ieder geval was een consult van de intensivist in deze fase naar mijn mening aangewezen geweest.”Anders dan [eiseres] stelt, biedt deze passage onvoldoende basis voor de conclusie dat [de arts-assistent] in strijd met de professionele standaard heeft gehandeld door niet in de nacht van 2 op 3 november 2013 een intensivist te consulteren. Gelet op de context waarin [deskundige 1] tot zijn bevindingen komt, kan niet met voldoende zekerheid worden gezegd dat [deskundige 1] met “deze fase” heeft gedoeld op de nacht van 2 op 3 november 2013. Uit het aanvullend rapport van [deskundige 1] van juli 2015 leidt de rechtbank af dat in zijn visie een intensivist in consult had moeten worden gevraagd, nadat – en niet eerder dan dat – de op 3 november 2013 gemaakte CT-scan geen voldoende verklaring gaf voor het bestaande klinisch beeld. [deskundige 1] schrijft immers:
“De arts-assistent heelkunde dacht, zo vermelden de collegae [chirurg 2] en [chirurg 1] , initieel niet aan een sepsis maar aan een pulmonaal probleem of decompensatio cordis, quod non volgens de gemaakte Xf-Thorax. De vraag is nu of de daarop vervaardigde CT scan abdomen die een paralytische ileus liet zien met basale atelectasen en pleuravocht een voldoende verklaring gaf voor het bestaande beeld? Mijn antwoord zou zijn: nee. Daarmee is naar mijn mening denkbaar dat het wijs zou zijn op dat moment naar aanvullende alarmsymptomen, zoals hierboven door mij geschetst te zoeken en de intensivist in consult te vragen. Bij het overwegen van een diagnose hoort m.i. dan ook het verder ernaar zoeken als er geen andere verklaring is.”
“Bij deze expertise [van de intensivist, rb] behoort opname op een medium care of intensive care. Een bloedgasbepaling en bepaling van lactaat, leverproeven, stolling had zeker een indicatie gegeven over de ernst van de situatie naar mijn mening. Een Medium Care en Intensive Care geven de mogelijkheid voor monitoring van de vitale parameters en tijdiger ingrijpen dan op een verpleegafdeling, nog los van de extra expertise op dit gebied van het medisch-verpleegkundig personeel aldaar in combinatie met de veel hogere “staff resources”. De therapie zou dan natuurlijk mede afhangen van de extra-bevindingen die bij een opname op de intensive care / medium care zouden zijn gedaan.”Daarbij komt dat [deskundige 1] , met inachtneming van de beperkingen op zijn beoordeling, een persisterende low-grade sepsis vanuit de holle buikorganen het meest waarschijnlijk acht en ten aanzien van díe aandoening heeft opgemerkt dat
“reversibiliteit en herstel een zeer reële mogelijkheid”is wanneer deze op een intensive care door een medisch team onder leiding van een intensivist wordt behandeld. Dat de patiënt aan deze aandoening is overleden staat echter niet vast. Overigens heeft [deskundige 1] geoordeeld dat bij de ernstige aandoening van sepsis rekening moet worden gehouden met het feit dat ondanks de
“meest optimale therapie”de aandoening toch dodelijk kan zijn. [deskundige 2] heeft, op de vraag hoe naar zijn mening de zorg wel verricht had moeten worden en hoe in dat geval het beloop en het resultaat van de behandeling/zorg zou zijn geweest, geantwoord dat opname op een medium care dan wel intensive care of medebeoordeling door een internist of intensivist
“mogelijk had geleid tot nadere diagnostiek en therapie. Het valt niet goed te zeggen of hiermee het overlijden zou zijn voorkomen.”
- de vraag of de patiënt na afloop van de operatie in een betere lichamelijke conditie zou hebben verkeerd, wanneer hij op 27 oktober 2013 direct zou zijn gerehydreerd (en als gevolg daarvan eerder beeldvormend onderzoek zou hebben kunnen plaatsvinden en hij eerder zou zijn geopereerd);
- de vraag of de hiervoor genoemde potentieel verslechterde lichamelijke conditie de (kansen op) herstel van de patiënt na de operatie negatief heeft beïnvloed;
- de oorzaak van de klachten van de patiënt op 3 november 2013;
- de doodsoorzaak van de patiënt;
- de vorm van de behandeling die zou zijn ingezet, wanneer de patiënt op 3 november 2013 in de loop van de avond door een intensivist was gezien;
- de vraag of die behandeling het overlijden van de patiënt zou hebben voorkomen.
onder b, BW (redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid) en niet onder c (redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte). Het verweer van het ziekenhuis dat betrekking heeft op artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW behoeft dan ook geen bespreking.
1.737,00(3,0 punten x tarief € 579,00)