ECLI:NL:RBDHA:2017:5660

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
09/857307-16, 09/017526-15 (TUL) en 09/153656-13 (TUL)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende woningoverval op 89-jarige man met bedreiging en voorhanden hebben van vuurwapen

Op 24 mei 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen I. [verdachte], die beschuldigd werd van een gewapende woningoverval op een 89-jarige man in Gouda op 25 januari 2016. De verdachte werd samen met twee anderen beschuldigd van het onder bedreiging van een vuurwapen overvallen van het slachtoffer in zijn woning. Tijdens de overval werd het slachtoffer vastgehouden, bedreigd en beroofd van zijn portemonnee met daarin ongeveer 150 euro en andere persoonlijke bezittingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de overval, mede op basis van DNA-bewijs dat op de kleding van het slachtoffer werd aangetroffen. De verdachte ontkende echter zijn betrokkenheid bij de overval, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om hem als medepleger aan te merken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte zwaar zijn meegewogen. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte ook een vuurwapen en munitie voorhanden had, wat leidde tot een tweede tenlastelegging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaar toegewezen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857307-16, 09/017526-15 (TUL) en 09/153656-13 (TUL)
Datum uitspraak: 24 mei 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 december 2016 (pro forma), 17 maart 2017 (pro forma) en 10 mei 2017 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.P.E. van de Rivière en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. J.I. Echteld, advocaat te Gouda, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 januari 2016 te Gouda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op of aan de [straat 1] (nr.124) heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende o.a. een geldbedrag van ongeveer 150 euro, althans een geldbedrag en/of een of meer pasje(s) en/of één of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- vastpakken van die [slachtoffer] en/of
- plaatsen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] , althans het richten en/of tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op/aan die [slachtoffer] en/of
- duwen van een doek in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- liggen op die (op de grond gevallen/liggende) [slachtoffer] en/of
- doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [slachtoffer] door hun overwicht in aantal en/of
- zeggen op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] "Waar is je geld", althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 13 september 2016 te Gouda een (vuur)wapen van categorie III, te weten een alarmpistool (merk/model: BBM GAP) en/of munitie van categorie III, te weten vier, althans een of meer, knalpatro(o)n(en), voorhanden heeft gehad.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen een 89-jarige man in zijn huis heeft overvallen onder bedreiging van onder meer een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (feit 1). Voorts wordt hem het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie verweten (feit 2). De verdachte heeft betrokkenheid bij de overval ontkend en zich bij verdere vragen daarover feitelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Het andere feit heeft hij bekend.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van al het tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor feit 1. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit het onderzoek volgt dat zijn het DNA-materiaal van [verdachte] op een andere manier op het slachtoffer terecht kan zijn gekomen dan via direct lijfelijk contact met het slachtoffer, bijvoorbeeld door overdracht via een derde, en dat dit in het licht van de ontkennende verklaring van de verdachte ook op die wijze moet zijn gegaan. Ander bewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij de overval is er niet. Met name volgt uit het onderzoek geenszins dat het onder de verdachte aangetroffen vuurwapen het bij feit 1 gebruikte wapen betreft. Het aanstralen van zijn telefoon in Gouda en Utrecht, ongeveer tegelijkertijd met die van een medeverdachte, maakt volgens de raadsvrouw nog niet dat zij samen hebben gereisd en uit het (gelijktijdig) aanstralen van een zendmast in een buurt in Gouda volgt evenmin enige betrokkenheid van de verdachte. De getuigenverklaringen leiden evenmin tot enige aanwijzing van betrokkenheid van de verdachte, aldus de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ter zake van feit 2.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Feit 1: Woningoverval 89-jarige man
De aangifte
Op 25 januari 2016 omstreeks 20.55 uur is [slachtoffer] , een toen 89-jarige man, in zijn woning gelegen aan de [straat 1] 124 te Gouda overvallen door drie mannen.
Er werd bij zijn voordeur aangebeld waarna hij open deed. Daarop werd hij overlopen door een man – hierna: man 1 – die binnen kwam en hem direct vastpakte. Man 1 had een pistool in zijn handen en richtte dit op [slachtoffer] . Achter man 1 kwamen nog twee mannen de woning binnen. Nadat man 1 boven op [slachtoffer] was gaan liggen (nadat [slachtoffer] zich had laten vallen) liepen de andere twee mannen door, van wie één de slaapkamer in liep en de ander de woonkamer. Man 1 riep vervolgens tegen hem “Waar is het geld!”. Nadat [slachtoffer] aangaf geen geld te hebben duwde man 1 met kracht een doek op het gezicht van [slachtoffer] . Voorts zette man 1 meerdere malen het pistool tegen het voorhoofd van [slachtoffer] om hem – volgens [slachtoffer] – te bedreigen. Nadat [slachtoffer] expres hard was gaan hijgen, had gezegd dat hij een hartaanval kreeg en zijn leeftijd had aangegeven, zei man 1 tegen hem dat hij zijn smoel moest houden. Ondertussen waren de andere twee mannen in lades aan het zoeken en spullen op de grond aan het gooien. Man 1 zei nogmaals dat hij geld van [slachtoffer] wilde hebben. Die wees hem op enkele bankbiljetten in de portemonnee in zijn broekzak, waarop man 1 die portemonnee uit diens broekszak pakte. De portemonnee is door de daders weggenomen. Er zaten drie bankbiljetten van 50 euro in, een bankpas, een identiteitskaart, een verzekeringspas en andere pasjes. Kort daarop verlieten de drie mannen de woning. Vervolgens is [slachtoffer] opgestaan, naar de woonkamer gelopen en zag daar op zijn wekker dat deze 20:55 uur aangaf. [slachtoffer] wilde 112 bellen, maar zijn telefoon bleek kapot te zijn gemaakt. Na enkele handelingen met een andere telefoon heeft hij zijn zoon gebeld. [2] Man 1 heeft [slachtoffer] op enig moment tijdens de overval bij zijn beide schouders vastgepakt. [3]
Man 1 had volgens [slachtoffer] het volgende signalement: ongeveer 1,65 meter lang, bollige ogen, licht getinte huidskleur, stevig van postuur, sprak accentloos Nederland en was geheel in het zwart gekleed. Van de twee andere mannen is slechts bekend dat zij beiden iets groter waren dan man 1 en dat zij ook geheel in het zwart gekleed waren. [4]
De 112-melding
Uit het dossier volgt dat een zoon van [slachtoffer] omstreeks 20.55 uur contact heeft gehad met de Centrale Meldkamer van de Politie Eenheid Den Haag omdat hij 112 had gebeld. De zoon was toen nog niet bij zijn vader thuis geweest en zou na de melding direct naar hem toegaan. [5]
Tussenconclusie tijdstip overval
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de overval al enige tijd vóór 20:55 uur moet zijn afgerond. Dit volgt uit de omstandigheid dat, ondanks de verklaring van het slachtoffer dat de wekker –toen hij daarop keek- op 20:55 uur stond, de zoon omstreeks 20:55 uur contact heeft gehad met de 112-alarmcentrale. Daaraan voorafgaand heeft het slachtoffer zijn zoon gebeld om hem te vertellen wat er gebeurd was. En voordat het voor het slachtoffer mogelijk was om zijn zoon te bellen heeft hij bovendien nog enige handelingen met zijn telefoontoestellen in verschillende kamers moeten uitvoeren om zijn telefoon weer werkbaar te maken. Die handelingen en het heen en weer lopen zullen, gelet op de leeftijd van het slachtoffer, ook nog enige tijd in beslag hebben genomen.
DNA-materiaal van [verdachte]
Op het vest dat [slachtoffer] tijdens de overval aan had is DNA-materiaal aangetroffen. In een bemonstering van het vest ter hoogte van de linkerschouder is een DNA-hoofdmengprofiel aangetroffen (AAIB3250NL#02). Dit wordt door het NFI aan [slachtoffer] gerelateerd en aan een persoon genaamd I. [verdachte] (geboren 9 december 1993), in die zin dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide DNA-profiel kleiner is dan 1 op 1 miljard. [6]
Zendmastgegevens telefoons van [verdachte]
Uit het onderzoek volgt genoegzaam dat [verdachte] de gebruiker is van de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] . Dit volgt voor #3798 al uit het feit dat de gebruiker door een gesprekspartner aangesproken wordt met “ [verdachte] ”, de voornaam van [verdachte] . Daarnaast volgt dit uit het gegeven dat J. [medeverdachte] (die op dat moment geobserveerd werd) een afspraak had met de gebruiker van #3798 en bleek dat deze afspraak met [verdachte] was. De stem van de gebruiker van #4865 is voorts door verbalisanten herkend (in gesprekken met [medeverdachte] ) als die van [verdachte] . [7]
Voornoemde telefoonnummers #3798 en #4485 in gebruik bij [verdachte] straalden op de avond van de overval zendmasten aan in eerst Gouda, daarna in Utrecht en Woerden, om weer te eindigen in Gouda. Daarvan zijn de volgende aanstralingen het meest opvallend: [8]
Tijdstip
Telefoonnummer
Adres zendmast
Plaats zendmast
19:34:48
#3798
[straat 2] 120
Gouda
19:34:52
#4685
[straat 2] 120
Gouda
20:41:32
#3798
[straat 3] 72
Gouda
21:05:57
#3798
[straat 4] 4
Woerden
21:20:52
#4685
[straat 5] 200
Utrecht
21:21:33
#3798
[straat 5] 200
Utrecht
21:36:10
#4685
[straat 6] 11
Utrecht
21:36:43
#3798
[straat 6] 11
Utrecht
22:33:34
#3798
[straat 7] 56
Utrecht
22:37:50
#4685
[straat 7] 56
Utrecht
22:52:19
#4685
[straat 8] 6
Utrecht
22:52:58
#3798
[straat 8] 6
Utrecht
23:17:15
#4685
[straat 4] 4
Woerden
23:20:20
#3798
[straat 4] 4
Woerden
23:58:43
#3798
[straat 9] 120
Gouda
00:12:18
#4685
[straat 9] 120
Gouda
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat #3798 van [verdachte] omstreeks het tijdstip van de overval in Gouda aanwezig was, en wel in de onmiddellijke omgeving van de [straat 1] 124 . [9] Dit telefoonnummer straalde daarvoor ongeveer tegelijk dezelfde zendmast aan als #4685 van [verdachte] in Gouda. Na het moment van de overval straalden beide telefoonnummers ongeveer gelijktijdig gedurende een uur meermalen dezelfde zendmasten aan in Utrecht, Woerden en vervolgens weer in Gouda.
Tussenconclusie verplaatsingen [verdachte]
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat telefoonnummers #3798 en #4685 van [verdachte] , zich gezamenlijk verplaatsten na het tijdstip van de overval. Nu [verdachte] nimmer heeft verklaard dat iemand anders dan hijzelf die avond gebruik maakte van zijn telefoons is de rechtbank van oordeel dat eveneens voldoende aannemelijk is geworden dat het [verdachte] was die op die avond van Gouda naar Utrecht, Woerden en vervolgens weer Gouda is gegaan.
Zendmastgegevens telefoon van [medeverdachte]
Uit het dossier volgt voorts genoegzaam dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] diezelfde avond ook zendmasten aanstraalde in Utrecht en Woerden. De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat dit het telefoonnummer van [medeverdachte] is. Dit volgt uit de omstandigheden dat dit telefoonnummer op naam van hem stond geregistreerd, dat de gebruiker “ [medeverdachte] ” werd genoemd (de voornaam van [medeverdachte] ) en dat de gebruiker in een telefoongesprek de persoonsgegevens van [medeverdachte] noemt. [10]
Van voornoemde aanstralingen zijn de volgende het meest opvallend, in combinatie met de hierboven geziene bewegingen van de telefoons van [verdachte] : [11]
Tijdstip
Telefoonnummer
Adres zendmast
Plaats zendmast
20:41:32
#3798
[straat 3] 72
Gouda
20:48:04
#1229
[straat 3] 72
Gouda
21:30:15
#4685
[straat 7] 56
Utrecht
21:32:06
#1229
[straat 7] 56
Utrecht
21:32:22
#1229
[straat 6] 11
Utrecht
21:36:10
#4685
[straat 6] 11
Utrecht
21:36:43
#3798
[straat 6] 11
Utrecht
22:14:16
#3798
[straat 6] 11
Utrecht
22:15:33
#1229
[straat 6] 11
Utrecht
22:33:31
#1229
[straat 7] 56
Utrecht
22:33:34
#3798
[straat 7] 56
Utrecht
22:37:50
#4685
[straat 7] 56
Utrecht
23:20:20
#3798
[straat 4] 4
Woerden
23:38:32
#1229
[straat 10] 114
Woerden
23:44:38
#1229
[straat 11]
Oudewater
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat de telefoon van [medeverdachte] (#1229) omstreeks het tijdstip van de overval in Gouda aanwezig was. Omstreeks het tijdstip van de overval straalden de telefoons van [medeverdachte] en [verdachte] slechts minuten na elkaar dezelfde zendmast aan in Gouda. Voorts straalden die telefoons na het moment van de overval ongeveer gelijktijdig gedurende een uur meermalen dezelfde zendmasten aan in Utrecht. Daarna verplaatsten de telefoons van [medeverdachte] en [verdachte] zich ongeveer gelijktijdig van Utrecht, naar Woerden en weer terug richting Gouda.
Tussenconclusie verplaatsingen [medeverdachte] en [verdachte]
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte] zich gezamenlijk verplaatsten na het tijdstip van de overval en dat zij kort daarvoor ook dezelfde zendmast aanstraalden. Nu [medeverdachte] nimmer heeft verklaard dat iemand anders dan hijzelf die avond gebruik maakte van zijn telefoon is de rechtbank van oordeel dat eveneens voldoende aannemelijk is geworden –zoals ook ten aanzien van [verdachte] is overwogen- dat het [medeverdachte] was die op die avond in Gouda was en van Gouda naar Utrecht en Woerden is gegaan, en dit tezamen met [verdachte] .
Dat [medeverdachte] en [verdachte] elkaar kennen vindt bevestiging in de informatie uit een observatie van 18 maart 2016, waarin gezien wordt dat zij met zijn tweeën die dag in de auto van [medeverdachte] reden. [12]
Verband tussen [medeverdachte] en [slachtoffer]
Door de zoon van [slachtoffer] is als getuige verklaard dat zijn vader een werkster heeft genaamd [getuige] . Naast deze werkster en familieleden komt er niemand anders bij zijn vader in huis. Over deze [getuige] heeft hij verklaard dat haar twee dochters vaste vriendjes hadden en dat [getuige] wel eens door één van die vriendjes bij het huis van [slachtoffer] was afgezet. [getuige] was volgens de zoon van [slachtoffer] ervan op de hoogte dat [slachtoffer] regelmatig grote geldbedragen pint. [13]
[getuige] heeft- gehoord als getuige- bevestigd dat zij zorgt voor [slachtoffer] . Voorts heeft zij verklaard dat haar dochter [dochter getuige] tot december 2015 een relatie heeft gehad met [medeverdachte] en dat zij hem toen ook voor het laatst heeft gezien. [14]
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [getuige] over haar laatste contact met [medeverdachte] en over de relatie van haar dochter [dochter getuige] met hem kennelijk leugenachtig is. Door het observatie team is op 1 maart 2016 (de dag waarop [getuige] door de politie is gehoord) waargenomen dat het [medeverdachte] was die [getuige] met zijn auto naar het politiebureau heeft gebracht en haar daar ook weer heeft opgehaald. Daarnaast is gezien dat [dochter getuige] zich ook in die auto bevond. [15]
Betrokkenheid [medeverdachte]
Uit het voorgaande blijkt dat er een verband bestaat tussen [medeverdachte] en het slachtoffer én tussen [medeverdachte] en [verdachte] van wie DNA-materiaal op de kleding van het slachtoffer is aangetroffen. Voorts volgt uit meerdere tapgesprekken afdoende dat [medeverdachte] op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de overval.
Dit volgt ten eerste uit een tapgesprek van 14 september 2016, dat onder meer de volgende inhoud heeft:
Tapgesprek 14 september 2016 [16]
NNM: “Jo”
[medeverdachte] : “Jo”
NNM: “Wie”
[medeverdachte] : “ [medeverdachte] man”
NNM: “hey gozer”
[…]
NNM: “Hey wat is er gebeurd met die andere gozer man, hoe heet die knaap?”
[medeverdachte] : “Ja [verdachte] ” (fonetisch)
[…]
[medeverdachte] : “Ja ik maak me er wel een beetje zorgen over man, of hij -ntv- gaat doen of niet”
[…]
NNM: “Ik weet het niet hoor met die gozer. Hij heeft het nog nooit meegemaakt weet je, misschien gaat hij wel janken daar”
[…]
[medeverdachte] : “Ja matie als hij het echt doet dan is het wel een echt hoertje ik heb met hem veel meegemaakt man. Ik heb met hem echt veel gedaan dan is het echt een vies hoertje als dat zo is”
NNM: “Nou dan moet je hem gewoon kapot maken als hij dat doet”
[medeverdachte] : “Ja zowieso maar uh daar heb ik wel een plan voor denk ik man. Maar dan moet ik die andere gozer even spreken.”
NNM: “Wat voor andere gozer”
[medeverdachte] : “Ja die er ook bij betrokken was toch”
NNM: “Ja wat is met hem dan, niks aan de hand”
[medeverdachte] : “Nee met die niks aan de hand dus als ik hem nou even snel talkie doe dan dan uh, je weet toch”
NNM: “Ja”
[medeverdachte] : “Dan is die story die hij -ntv- heb kunnen doen kan dan niet op tegen onze twee story’s. Snap je wat wat ik bedoel of niet.”
[…]
[medeverdachte] : “Zeg maar als hij ons -ntv- gaat doen die gozer -ntv- die story, maar wij twee andere story hebben nou dan is heel zijn story niet aan de orde toch?”
[…]
[medeverdachte] : “Die andere mongool, want hij is ook een mongooltje, ik hoop dat hij het ook even snapt. Dat hij ook niet moet praten want uh bij hem weet ik het ook nog steeds niet hoor”
[…]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit voorgaande tapgesprek dat [medeverdachte] zich zorgen maakte dat een persoon die hij “ [verdachte] ” noemde ergens over zou gaan praten. Dat [medeverdachte] met de persoon “ [verdachte] ” verdachte [verdachte] bedoelde is voldoende aannemelijk geworden uit de omstandigheden dat die namen fonetisch overeenkomen en dat [verdachte] de dag voor dit tapgesprek is aangehouden door de politie als verdachte van deze overval. [17] Voorts volgt uit voorgaand tapgesprek ook dat [medeverdachte] met de gebelde “die er ook bij betrokken was” wilde gaan spreken om een verhaal af te stemmen, tegen het verhaal van [verdachte] als die met de politie zou gaan praten.
Uit twee andere tapgesprekken volgt dat [medeverdachte] wilde weten wat zijn vriendin [dochter getuige] en haar moeder bij de politie hebben dan wel zouden gaan verklaren. Die gesprekken hebben onder meer de volgende inhoud:
Tapgesprek 1 juni 2016 [18]
[…]
[medeverdachte] : “Wat zeiden ze precies? Wat zeiden ze precies?”
[…]
[medeverdachte] : “Eeeehh die agenten tegen…Ik wil precies weten wat ze zeiden.”
[dochter getuige] : “Oh ja dat weet ik nog/toch niet. Ik zei praat even met m’n ma.”
[…]
[medeverdachte] : “Jaha, maar luister even dan. Wat zeiden hun dan precies over eh… Wat zeiden ze nou. Jou moeder is verdachte?”
[dochter getuige] : “Ja.”
[medeverdachte] : “En [medeverdachte] is verdachte?”
[dochter getuige] : “Nee, we hebben bewijs tegen…”
[medeverdachte] : “Tegen [medeverdachte] ?”
[dochter getuige] : “Ja.”
[…]
Tweede gesprek met [dochter getuige] [19]
[…]
[medeverdachte] : “Ja maar dat zei ik dus van het begin af aan al. Je kan beter je bek houden dan lopen liegen daar, want ze komen er toch wel achter.”
[…]
[dochter getuige] : “Nee, ze heeft alles eerlijk verteld. […] Ze vroegen heb je dochters, ja ze heeft de namen doorgegeven.”
[medeverdachte] : “Jaaaa dat weet ik. Maar dat maakt ook niet uit… Maar de dingen die ze heeft gezegd en dat probeerde ik al lang tegen jullie te zeggen… Wat je ook bij hun zegt… het is al teveel wat je zegt! […]
[…]
[medeverdachte] : […] “Ik hoop dat je je bek houdt bij hun, want alles wat jij zegt dat gaan ze gebruiken en dat gaan ze zien als iets.”
[…]
[medeverdachte] : “Dat is dus iets wat ik al heel vaak heb gezegd… Agenten weten dat mensen gaan proberen ontkennen, tuurlijk weten hun dat. Dus wat gaan hun proberen om te doen. Hun gaan jou pushen en dat is iets waar vrouwen wat minder in zijn. Die denken dus heel snel… Oke uuuh… en dan gaan ze toch wat zeggen en dat is fout. Ze had gewoon….”
[…]
Uit voorgaande drie tapgespreken volgt dat [medeverdachte] buitengewoon veel belangstelling had voor de (toekomstige) verklaringen van [verdachte] , zijn eigen vriendin en haar moeder. Kennelijk was hij bang voor hetgeen ze tegen de politie hadden verteld dan wel zouden gaan vertellen. Bovendien probeerde hij zijn vriendin te beïnvloeden zodat zij niet zou gaan verklaren. De rechtbank stelt vast dat deze personen enkel en alleen zijn gehoord of zouden worden gehoord over de overval op [slachtoffer] . Naar het oordeel van de rechtbank kan uit bovenstaande tapgesprekken, in onderlinge samenhang bezien met voorgaande bewijsmiddelen, niets anders worden geconcludeerd dan dat [medeverdachte] er een groot belang bij had dat die personen niet bij de politie over de overval zouden gaan verklaren. [medeverdachte] heeft daar slechts een belang bij als hij op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de overval.
Daar komt bij dat [medeverdachte] in het gesprek omtrent [verdachte] heeft gesproken over het afstemmen van zijn eigen verhaal met een persoon “die er ook bij betrokken was”, tegen een mogelijke verklaring van [verdachte] . Dit past bij de verklaring van [slachtoffer] dat er drie daders in zijn woning zijn geweest en daarmee heeft [medeverdachte] indirect in dat tapgesprek het aantal personen bevestigd die uit eigen wetenschap over de overval kunnen verklaren: hijzelf, [verdachte] en de derde persoon met wie moest worden afgestemd.
DNA-verweer
Voor zover de verdediging verweer heeft gevoerd over de wijze waarop het DNA-materiaal van verdachte op het slachtoffer is gekomen is naar het oordeel van de rechtbank geen alternatief scenario naar voren gekomen, laat staan aannemelijk gemaakt voor het, anders dan door direct contact, aantreffen van het DNA-materiaal van verdachte op de kleding van het slachtoffer. En dat terwijl juist voor de plek waar het DNA-materiaal is aangetroffen – op de schouder van het slachtoffer – het meest aannemelijke scenario is – gelet op de verklaring van het slachtoffer dat hij door man 1 bij de schouders is beetgepakt - dat het DNA-materiaal daar terecht is gekomen door direct contact tussen het kledingstuk en verdachte. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging daaromtrent.
De rechtbank merkt nog op dat het door het slachtoffer gegeven signalement van man 1, de enige dader die volgens het slachtoffer direct contact met hem had, heel wel met verdachte kan overeenkomen, en in elk geval de betrokkenheid van de verdachte niet uitsluit.
Conclusie
Alle voornoemde feiten en omstandigheden in onderling samenhang gezien, met het uitblijven van een verklaring van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat verdachte de overvaller was die met het pistool het slachtoffer in bedwang hield en om geld vroeg. Zonder nadere motivering kan verdachte hiermee worden aangemerkt als medepleger. Het onder 1 tenlastegelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
3.4.2
Voorhanden hebben vuurwapen en munitie
Nu de verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend – het voorhanden hebben van een categorie III vuurwapen en munitie – en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw hiervoor vrijspraak hebben bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 14 (Beslagdossier);
  • het proces-verbaal van Team Forensische Opsporing, Wapens, Munitie en Explosieven, p. 211 en 212 (ZD01);
  • de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 10 mei 2017.
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 25 januari 2016 te Gouda tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning, gelegen aan de [straat 1] (nr.124) heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende o.a. een geldbedrag van ongeveer 150 euro en pasjes), toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- vastpakken van die [slachtoffer] en
- plaatsen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer] en
- duwen van een doek in het gezicht van die [slachtoffer] en
- liggen op die (op de grond gevallen/liggende) [slachtoffer] en
- doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [slachtoffer] door hun overwicht in aantal en
- zeggen op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] "Waar is je geld";
2.
hij op 13 september 2016 te Gouda een vuurwapen van categorie III, te weten een alarmpistool (merk/model: BBM GAP) en munitie van categorie III, te weten vier knalpatronen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat aan verdachte voor feit 2 geen straf of (zo begrijpt de rechtbank) maatregel wordt opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewapende woningoverval op een 89-jarige man. Met de lafhartige woningoverval, waarbij het hoogbejaarde slachtoffer door drie overvallers werd overrompeld, op de grond liggend werd vastgehouden, een wapen tegen zijn hoofd gedrukt kreeg, werd afgesnauwd, werd genegeerd toen hij zei te denken dat hij een hartaanval kreeg en werd beroofd van de portemonnee in zijn broekzak, heeft de verdachte op zeer grove wijze misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van dit slachtoffer. Deze overval was goed voorbereid en werd op niets ontziende wijze uitgevoerd. Dit rekent de rechtbank de verdachte zeer zwaar aan. Niet alleen voor dit slachtoffer moet de overval zeer hard zijn aangekomen, ook op zijn familie en zijn directe omgeving in de bejaardenflat waar hij woonde, zal dit een grote impact hebben gehad. De verdachte heeft nooit verantwoording over dit feit willen afleggen, hetgeen de rechtbank de verdachte ook aanrekent.
De verdachte is – blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 15 september 2016 – in de afgelopen vijf jaren eerder veroordeeld voor een vermogensfeit, en liep ten tijde van de overval in twee proeftijden van voorwaardelijk opgelegde straffen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten – met name de woningoverval op het 89-jarige slachtoffer – slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en wel een gevangenisstraf van vijf jaren passend en geboden is.
De rechtbank laat het rapport van het Leger des Heils, d.d. 25 april 2017, betreffende reclasseringsadvies (beknopt) voorts onbesproken, nu de verdachte gelet op de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf niet voor een voorwaardelijke strafdeel in aanmerking komt.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 1 en 2 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens betoogd tot onttrekking aan het verkeer van het beslag.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de onder 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vorderingen tot tenuitvoerlegging van:
- de bij vonnis van de politierechter d.d. 20 maart 2015, onder parketnummer 09/017526-15 voorwaardelijk opgelegde taakstraf, te weten een taakstraf voor de duur van 20 uren en
- de bij vonnis van de politierechter d.d. 12 februari 2015, onder parketnummer 09/153656-13 voorwaardelijk opgelegde taakstraf, te weten een taakstraf voor de duur van 20 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd tot afwijzing van de vorderingen en daartoe aangevoerd dat tenuitvoerlegging niet opportuun is daar dit andere soorten feiten betreffen dan het tenlastegelegde. Subsidiair heeft zij betoogd dat de proeftijd moet worden verlengd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht redenen aanwezig voor afwijzing van de vorderingen van de officier van justitie van 17 oktober 2016 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraffen, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnissen van de politierechter in deze rechtbank van respectievelijk 20 maart 2015 en 12 februari 2015. Hoewel uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarden niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijden die bij voormelde vonnissen waren opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, is de rechtbank van oordeel dat in het licht van de langdurige gevangenisstraf die de rechtbank voor onderhavige feiten zal opleggen tenuitvoerlegging niet opportuun is. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hierboven onder 3.5 is omschreven, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart onttrokken aan het verkeerde op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten:
#1: BBM GAP, 8mm, alarmpistoolen
#2: vier stuks FIOCCHI knal, 8 mm knal, patronen;
wijst af de vordering tot tenuitvoerleggingvan de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 20 maart 2015, gewezen onder parketnummer
09/017526-15;
wijst af de vordering tot tenuitvoerleggingvan de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 12 februari 2015, gewezen onder parketnummer
09/153656-13.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.A.C. Koster, voorzitter,
mr. H.N. Pabbruwe-Cohen Tervaert, rechter,
mr. D.C. Laagland, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 mei 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de processen-verbaal van onderzoek “Alex” DH7R016004 in de volgende zaaksdossiers:
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 22 (ZD01).
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30 (ZD01).
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 22 en 23 (ZD01).
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 77 (ZD01).
6.Proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige, p. 220 (ZD01); NFI rapport, p. 234, 235 en bijlage p. 237 (ZD01).
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 173 en 174 (ZD01).
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 125 en 126 (ZD01).
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 114 (ZD01).
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 138 (ZD01).
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 127 t/m 129 (ZD01).
12.Proces-verbaal van observatie vrijdag 18 maart 2016, p. 107 (ZD01).
13.Proces-verbaal van verhoor getuige J.W. [slachtoffer] , p. 46 (ZD01).
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 52 (ZD01).
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 56 (ZD01).
16.Tapgesprek met sessienummer 24, p, 170 t/m 172 (ZD01); ID-PV [medeverdachte] , p. 158 (ZD01).
17.Proces-verbaal van aanhouding I. [verdachte] , p. 24 (PD [verdachte] ).
18.Tapgesprek met sessienummer 493, p, 167 (ZD01).
19.Tapgesprek met onbekend nummer, p, 168 t/m 170 (ZD01).