ECLI:NL:RBDHA:2017:5451
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument op basis van relatie met Unieburger
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Oekraïense vrouw, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van haar relatie met een burger van de Europese Unie. De aanvraag werd afgewezen omdat niet was aangetoond dat de relatie ten minste drie jaar had geduurd. Eiseres had eerder een verblijfsdocument gekregen, maar haar verblijf werd als beëindigd beschouwd na de verklaring van haar partner dat de relatie was verbroken. Eiseres voerde aan dat haar verblijf niet was geëindigd en dat er nieuwe feiten waren die de afwijzing van haar aanvraag onterecht maakten. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de relatie niet als duurzaam kon worden aangemerkt en dat de aanvraag terecht was afgewezen. De rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn standpunt dat er geen aanleiding was om de gevolgen van de afwijzing te toetsen aan het recht op eerbiediging van het gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.