ECLI:NL:RBDHA:2017:5381
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van niet-geloofwaardige bekering en verslaving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraanse asielzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvraag afgewezen op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de asielrelaas van de eiser niet geloofwaardig werd geacht. De eiser, geboren in 1987, had aangevoerd dat hij vanwege problemen met zijn streng islamitische vader en zijn bekering tot het christendom asiel zocht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat de gestelde verslaving aan crystal meth en de bekering niet aannemelijk waren gemaakt. De rechtbank vond dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn verslaving en dat zijn bekering niet als geloofwaardig kon worden beschouwd, mede omdat hij niet in staat was om de inhoud van zijn gesprekken met een christelijke vriend goed te herinneren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen, vooral als het gaat om persoonlijke en gevoelige onderwerpen zoals geloof en verslaving.