In deze zaak vordert eiseres, de weduwe van [A], schadevergoeding van de Staat der Nederlanden wegens onrechtmatige daad. De zaak betreft de afgifte van kostbaarheden die in beslag waren genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar [A]. Eiseres stelt dat de Staat aansprakelijk is omdat het Openbaar Ministerie (OM) de kostbaarheden heeft afgegeven aan de vereffenaar van de nalatenschap van [A], terwijl zij als erfgename recht had op deze zaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afgifte van de kostbaarheden aan de vereffenaar onrechtmatig was, omdat het strafvorderlijk belang bij het beslag verviel na de beëindiging van de strafzaak tegen [A]. De rechtbank oordeelt dat de Staat aansprakelijk is voor de schade die eiseres heeft geleden door deze onrechtmatige afgifte. Eiseres heeft de schade begroot op € 129.720, maar de rechtbank stelt dat zij de marktwaarde van de kostbaarheden ten tijde van de afgifte aan de vereffenaar moet onderbouwen. De zaak is naar de rol verwezen voor aktewisseling, waarbij eiseres bewijsstukken moet overleggen ter onderbouwing van haar vordering. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de volgende zitting.