ECLI:NL:RBDHA:2017:5157
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas en risico op behandeling in strijd met artikel 3 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Tamil uit Sri Lanka, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig was. Eiser had aangevoerd dat hij problemen had met een parlementslid, Royce, in verband met videobeelden van een overval. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geoordeeld dat de problemen met Royce ongeloofwaardig waren, omdat eiser onvoldoende gedetailleerde verklaringen had afgelegd over de betrokken personen die hem zouden bedreigen.
De rechtbank overwoog verder dat eiser niet kon aantonen dat hij bij terugkeer naar Sri Lanka een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank volgde de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat niet iedere Tamil die terugkeert naar Sri Lanka een risico loopt. Eiser had zijn stelling onvoldoende onderbouwd en geen bewijs geleverd dat hij bij terugkeer in gevaar zou komen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiser had de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.