ECLI:NL:RBDHA:2017:5150

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
C/09/501371 / HA RK 15-544
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap na verkrijging van de Dominicaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoekster die de vaststelling van haar Nederlanderschap wilde. Verzoekster, geboren op Aruba als kind van een Dominicaanse moeder en een Nederlandse vader, had bij geboorte de Nederlandse nationaliteit verkregen. Echter, op 3 mei 2013 registreerde zij haar geboortegegevens in de Dominicaanse Republiek, wat leidde tot de verkrijging van de Dominicaanse nationaliteit. De IND concludeerde dat verzoekster hierdoor op grond van artikel 15 lid 1 aanhef en onder a van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) haar Nederlandse nationaliteit had verloren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster bij geboorte de Nederlandse nationaliteit bezat, maar niet tevens de Dominicaanse nationaliteit verkreeg. De rechtbank oordeelde dat de registratie van haar geboortegegevens in de Dominicaanse Republiek op 3 mei 2013 een vrijwillige handeling was, waardoor verzoekster de Dominicaanse nationaliteit verwierf. De rechtbank overwoog dat de omstandigheden waaronder verzoekster deze nationaliteit verkreeg, niet voldoende waren om te concluderen dat dit onvrijwillig was gebeurd. De rechtbank wees het verzoek van verzoekster af, met de conclusie dat zij haar Nederlandse nationaliteit van rechtswege had verloren door de vrijwillige verkrijging van de Dominicaanse nationaliteit.

De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van de vrijwilligheid bij de verkrijging van een andere nationaliteit en de gevolgen daarvan voor het Nederlanderschap. De rechtbank concludeerde dat verzoekster, ondanks haar onwetendheid over de gevolgen van haar handelingen, bewust stappen had ondernomen om de Dominicaanse nationaliteit te verkrijgen, wat leidde tot het verlies van haar Nederlandse nationaliteit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 15-544
Zaaknummer: C/09/501371
Datum beschikking: 11 mei 2017

Beschikking op het op 10 december 2015 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster]

verzoekster,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.D. Linscheer te Rotterdam,
tegen

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Veiligheid en Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de IND”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. drs. [naam 1]

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief d.d. 4 januari 2016, met bijlage, van de zijde van de IND;
  • de brief d.d. 17 februari 2016, met bijlagen, van de zijde van verzoekster;
  • de brief d.d. 13 juni 2016 van de zijde van de IND;
  • de conclusie van de officier van justitie d.d. 22 augustus 2016.
Op 30 maart 2017 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekster met haar advocaat, alsmede mr. drs. [naam 1] voornoemd namens de IND. De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.

Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank vaststelt dat verzoekster op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) de Nederlandse nationaliteit bezit.
De IND concludeert tot afwijzing van het verzoek.
De officier van justitie heeft bij brief van 22 augustus 2016 medegedeeld zich aan te sluiten bij de conclusie van de IND.

Feiten

  • Verzoekster is geboren op [geboortedatum] te Aruba, als kind van een Dominicaanse moeder en een Nederlandse vader.
  • Verzoekster verkreeg bij geboorte de Nederlandse nationaliteit door afstamming op grond van artikel 1, aanhef en sub a, van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap.
  • Artikel II aanhef en sub 3 van de Grondwet 1966 van de Dominicaanse Republiek van 28 november 1966 luidde destijds:
  • Verzoekster verkreeg op grond van deze Dominicaanse wetgeving bij geboorte
  • Op 10 mei 1994 heeft verzoekster zich vanuit Aruba in Nederland gevestigd.
  • Op 19 november 2012 werd verzoekster uitgeschreven uit de Nederlandse basisregistratie wegens emigratie.
  • Op 3 mei 2013 zijn de geboortegegevens van verzoekster geregistreerd bij de burgerlijke stand van [plaatsnaam] , Dominicaanse Republiek. In de Nederlandse vertaling van de akte van inschrijving is daarbij, voor zover van belang, vermeld
  • Artikel 18, vierde lid, van de Grondwet 2010 van de Dominicaanse Republiek luidt, voor zover van belang:
  • Aan verzoekster is vervolgens een Dominicaanse identiteitskaart verstrekt, geldig tot 14 juni 2024, met daarop de vermelding dat verzoekster de Dominicaanse nationaliteit bezit.
  • Op 23 mei 2015 heeft verzoekster een Nederlands paspoort aangevraagd bij de Nederlandse vertegenwoordiging op de Dominicaanse Republiek.
  • Op 16 juli 2015 is aan verzoekster een Dominicaans paspoort verstrekt met daarop de vermelding dat verzoekster de Dominicaanse nationaliteit bezit.
  • Bij beschikking van 10 september 2015 van de Minister van Buitenlandse Zaken is beslist dat de aanvraag van verzoekster om een Nederlands paspoort niet in behandeling wordt genomen. De motivering van deze beslissing komt erop neer dat verzoekster op 3 mei 2013 de Dominicaanse nationaliteit heeft verkregen door registratie van haar geboortegegevens in de Dominicaanse Republiek, waardoor zij op grond van artikel 15 lid 1 aanhef en onder a RWN de Nederlandse nationaliteit heeft verloren.

Beoordeling

Vast staat dat verzoekster bij geboorte de Nederlandse en – gelet op artikel II aanhef en sub 3 van de Grondwet 1966 van de Dominicaanse Republiek – niet tevens de Dominicaanse nationaliteit heeft verkregen. Voorts staat vast dat verzoekster door inschrijving van de geboortegegevens op 3 mei 2013 de Dominicaanse nationaliteit heeft verkregen op grond van artikel 18 van de Dominicaanse Grondwet 2010. Daarbij geldt dat het verzoek van verzoekster om zich bij de gemeente [plaatsnaam] te registreren en het verzoek om een Dominicaanse identiteitskaart door de Dominicaanse autoriteiten kennelijk is aangemerkt als een verklaring als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Grondwet 2010 Dominicaanse Republiek. In geschil is of deze verkrijging van de Dominicaanse nationaliteit aangemerkt dient te worden als een vrijwillige verkrijging en of verzoekster daarmee op grond van artikel 15 lid 1 aanhef en onder a RWN op 3 mei 2013 de Nederlandse nationaliteit van rechtswege heeft verloren.
Verzoekster stelt dat dat niet het geval is en heeft daartoe – verkort weergegeven – het volgende aangevoerd. In 2012 is zij naar de Dominicaanse Republiek gegaan met een Nederlands noodpaspoort, om het overlijden van haar ex-partner op juridisch vlak te regelen. Het was niet haar bedoeling om daar te blijven. Tijdens haar verblijf daar is haar tas met geld en paspoort gestolen. De Nederlandse ambassade heeft haar toen niet willen helpen. Zij kon toen niet anders dan een baan zoeken om geld te verdienen, waarmee zij weer een vliegticket naar Nederland zou kunnen kopen. Zij heeft zich om te kunnen werken in de Dominicaanse Republiek gewend tot de autoriteiten aldaar, om zich tot Dominicaanse te laten naturaliseren. Daar werd haar verteld dat zij niet het naturalisatieproces hoefde te doorlopen om de Dominicaanse nationaliteit te verkrijgen, maar dat zij eenvoudigweg haar geboortegegevens kon laten registreren om de Dominicaanse nationaliteit te verkrijgen. Het was nooit haar bedoeling om daarmee afstand te doen van de Nederlandse nationaliteit. Verzoekster stelt zich daarom op het standpunt dat zij nog steeds in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
De IND stelt zich op het standpunt dat verzoekster door haar handelen vrijwillig de Dominicaanse nationaliteit heeft verkregen, hetgeen van rechtswege heeft geleid tot verlies van het Nederlanderschap op grond van artikel 15 lid 1 aanhef en onder a RWN. Van een uitzondering als bedoeld in lid 2 van voornoemd artikel is geen sprake, aldus de IND.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 15 lid 1 aanhef en onder a RWN gaat het Nederlanderschap voor een meerderjarige verloren door het vrijwillig verkrijgen van een andere nationaliteit. Van belang is dus of de verkrijging van de Dominicaanse nationaliteit door verzoekster vrijwillig is geweest. Van vrijwillige verkrijging van een andere nationaliteit is sprake in geval van een wilsdaad die specifiek is gericht op de verkrijging van een andere nationaliteit. Van vrijwilligheid is geen sprake indien:
  • bij besluit van vreemde autoriteiten is overgegaan tot ongevraagde collectieve naturalisatie van bijvoorbeeld personen die geruime tijd in het land wonen;
  • de andere nationaliteit van rechtswege is verkregen als automatisch gevolg van een aanstelling in een bepaalde functie, in dienst van het land van die nationaliteit;
  • de andere nationaliteit van rechtswege verkregen is als automatisch gevolg van een huwelijk met een persoon van die nationaliteit.
De rechtbank is op grond van het dossier en op grond van hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen van oordeel dat er op 3 mei 2013 sprake is geweest van vrijwillige verkrijging van de Dominicaanse nationaliteit door verzoekster. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verzoekster – die er op goede gronden steeds (in ieder geval tot 2013) vanuit is gegaan dat zij alleen de Nederlandse nationaliteit bezat – heeft zich gewend tot de Dominicaanse autoriteiten om een naturalisatieprocedure te doorlopen om de Dominicaanse nationaliteit te verkrijgen. Daar werd aan verzoekster medegedeeld dat een naturalisatieprocedure niet nodig was en dat zij de Dominicaanse nationaliteit kon verkrijgen door zich tot de gemeente te wenden. Verzoekster heeft dit advies opgevolgd en heeft zich tot de gemeente gewend. Daar zijn haar geboortegegevens geregistreerd bij de burgerlijke stand van [plaatsnaam] , Dominicaanse Republiek, waarna verzoekster de Dominicaanse nationaliteit verkreeg. De omstandigheden die ertoe hebben geleid dat verzoekster de Dominicaanse nationaliteit wilde verkrijgen, namelijk om te kunnen werken om haar terugreis naar Nederland te betalen, leiden er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat de verkrijging van de Dominicaanse nationaliteit als onvrijwillig moet worden aangemerkt. Verzoekster heeft bewust stappen gezet om de Dominicaanse nationaliteit te verkrijgen. Hierdoor heeft verzoekster op grond van artikel 15 lid 1, aanhef en onder a, RWN de Nederlandse nationaliteit van rechtswege verloren. Het feit dat verzoekster zich van dit gevolg niet bewust was toen zij de Dominicaanse nationaliteit aanvroeg en dat dit ook niet haar bedoeling was, maakt dit niet anders.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de toepasselijke bepaling uit de RWN, die bepaalt dat met vrijwillige verkrijging van een andere nationaliteit het Nederlanderschap wordt verloren, in werking is getreden op 1 januari 1985 en niet – zoals verzoekster stelt – pas in 2012.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. N.B. Verkleij, S.M. Westerhuis-Evers en M.P. Verloop, bijgestaan door P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2017.