ECLI:NL:RBDHA:2017:5149

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
C/09/511246 / HA RK 16-257
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling Nederlanderschap van minderjarig kind

Op 11 mei 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van haar minderjarige kind, verzocht om vaststelling van het Nederlanderschap van haar kind. De minderjarige was geboren in Ghana en verzoekster had op 28 januari 2013 de Nederlandse nationaliteit verkregen door naturalisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster ten tijde van de geboorte van de minderjarige niet de Nederlandse nationaliteit bezat, waardoor de minderjarige niet automatisch het Nederlanderschap heeft verkregen. De rechtbank overwoog dat de minderjarige niet heeft gedeeld in de naturalisatie van verzoekster, omdat er geen verzoek tot medeverlening van het Nederlanderschap aan de minderjarige was gedaan. De rechtbank concludeerde dat de minderjarige, die op het moment van naturalisatie in Ghana verbleef, niet voldeed aan de voorwaarden voor medeverlening van het Nederlanderschap. Het verzoek om vaststelling van de geslachtsnaam van de minderjarige werd eveneens afgewezen, omdat er geen wettelijke grondslag voor was. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en iedere partij de eigen kosten laten dragen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 16-257
Zaaknummer: C/09/511246
Datum beschikking: 11 mei 2017

Beschikking op het op 18 mei 2016 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster] ,

verzoekster,
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , Ghana.
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. F. Arslan te ’s-Gravenhage,
tegen

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Veiligheid en Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de IND”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. drs. [A] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief d.d. 18 augustus 2016 van de zijde van de IND;
  • de brief d.d. 17 november 2016 van de zijde van de IND;
  • de conclusie van de officier van justitie d.d. 9 januari 2017.
Op 30 maart 2017 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekster met haar advocaat alsmede de heer [A] namens de IND. De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld geen behoefte te hebben aan het bijwonen van de mondelinge behandeling.
Na de behandeling ter terechtzitting is ontvangen een fax d.d. 12 april 2017 van de zijde van verzoekster.

Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie

Het verzoekschrift strekt er thans toe dat de rechtbank:
  • vaststelt dat de minderjarige [de minderjarige] de Nederlandse nationaliteit bezit;
  • vaststelt dat de geslachtsnaam van de minderjarige [Naam] is,
een en ander met compensatie van de proceskosten.
De IND concludeert tot afwijzing van het verzoek.
De officier van justitie heeft bij brief van 9 januari 2017 medegedeeld zich aan te sluiten bij het standpunt van de IND.

Feiten

  • Verzoekster is geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] , Ghana.
  • Volgens een ‘Certified Copy of Entry in Register of Births’ no. [nummer 1] is op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , Ghana, geboren [de minderjarige] , kind van [verzoekster] en [X] . Deze geboorteregistratie, welke destijds is geverifieerd, vond plaats op [datum 1] 2002. Als “informant” op deze akte staat verzoekster vermeld.
  • Volgens een ‘Certified Copy of Entry in Register of Births’ no [nummer 2] is op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] Ghana, geboren [de minderjarige] kind van [verzoekster] en [X] Deze geboorteregistratie vond plaats op [datum 2] 2014. Als “informant” op deze akte staat vermeld “ [X] , father”.
  • Op 11 juli 2005 werd verzoekster, komende vanuit Ghana, ingeschreven in de Nederlandse basisregistratie. De minderjarige [de minderjarige] is in Ghana gebleven, waar zij werd verzorgd en opgevoed door familie.
  • Op 1 juli 2008 heeft de heer [partner moeder] , partner van verzoekster, een visumaanvraag ingediend voor de minderjarige [de minderjarige] . Deze aanvraag is afgewezen door de Minister van Buitenlandse Zaken bij besluit van 23 september 2008.
  • Op 21 augustus 2012 heeft verzoekster een verzoek tot naturalisatie ingediend. Daarbij is verzocht om medeverlening van het Nederlanderschap aan haar twee kinderen [kind I] en [kind II] , die in Nederland zijn geboren. Voor de minderjarige [de minderjarige] – die ook toen nog in Ghana woonde – is niet om medeverlening van het Nederlanderschap verzocht.
  • Bij Koninklijk Besluit van 28 januari 2013 is aan verzoekster de Nederlandse nationaliteit verleend; de minderjarige [de minderjarige] heeft niet gedeeld in deze naturalisatie.
  • Op 10 november 2014 werd een Ghanees paspoort afgegeven aan [de minderjarige]
  • Op 15 juni 2016 is voor de minderjarige [de minderjarige] een verblijfsvergunning aangevraagd voor verblijf op grond van familieleven (8 EVRM). Deze aanvraag is door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen bij beschikking van 12 september 2016.
  • De minderjarige verblijft thans zonder verblijfsvergunning bij verzoekster in Nederland.

Beoordeling

Verzoekster stelt dat de minderjarige sinds haar geboorte de Nederlandse nationaliteit bezit omdat zij is geboren uit een moeder met de Nederlandse nationaliteit.
De IND stelt zich op het standpunt dat de minderjarige niet de Nederlandse nationaliteit bezit. Zij is geboren uit Ghanese ouders en bezit kennelijk de Ghanese nationaliteit. Verzoekster verkreeg op 28 januari 2013 de Nederlandse nationaliteit door naturalisatie. De minderjarige is niet als kind meegenaturaliseerd. De minderjarige verbleef ten tijde van de naturalisatie van verzoekster niet in Nederland maar in Ghana en kwam reeds om die reden niet in aanmerking voor meenaturalisatie.
De rechtbank overweegt als volgt. Verkrijging van het Nederlanderschap van rechtswege is geregeld in artikel 3 Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Dit artikel, zoals dat gold op [geboortedatum 1] – de geboortedatum van [de minderjarige] – bepaalde:
Lid 1 Nederlander is het kind waarvan ten tijde van zijn geboorte de vader of de moeder Nederlander is, alsmede het kind van een Nederlander die voordien is overleden.
Lid 2 Het op het grondgebied van Nederland, onderscheidenlijk de Nederlandse Antillen of Aruba, of aan boord van een in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba te boek gesteld zeeschip of luchtvaartuig, gevonden kind wordt aangemerkt als het kind van een Nederlander tenzij binnen vijf jaren, te rekenen vanaf de dag waarop het is gevonden, blijkt dat het kind door geboorte een vreemde nationaliteit bezit.
Lid 3 Nederlander is het kind van een ten tijde van zijn geboorte in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba wonende vader of moeder die zelf geboren is uit een in één van die landen wonende moeder.
Nu verzoekster pas op 28 januari 2013 de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, bezat zij deze nog niet ten tijde van de geboorte van [de minderjarige] . Dat betekent dat [de minderjarige] niet op grond van voormeld artikel van rechtswege bij haar geboorte de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Voorts staat vast dat [de minderjarige] niet heeft gedeeld in de naturalisatie van verzoekster op 28 januari 2013, allereerst omdat er bij het verzoek tot naturalisatie van verzoekster geen verzoek tot medeverlening van het Nederlanderschap aan de minderjarige [de minderjarige] is gedaan. Ook indien een dergelijk verzoek wel zou zijn gedaan, zou dat verzoek niet toegewezen zijn, omdat niet werd voldaan aan de voorwaarden voor medeverlening van het Nederlanderschap zoals bepaald in artikel 11 RWN zoals dat in 2013 gold. Daarvoor was – voor zover hier van belang – nodig dat [de minderjarige] toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf in Nederland had. Gesteld noch gebleken is dat dit het geval was; zij woonde op dat moment in Ghana.
Nu [de minderjarige] aldus noch bij haar geboorte noch op een later moment het Nederlanderschap heeft verkregen, wordt het verzoek afgewezen.
Het verzoek vast te stellen dat de geslachtsnaam van [de minderjarige] [Naam] is, wordt bij gebrek aan een wettelijke grondslag afgewezen.
De rechtbank zal de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. N.B. Verkleij, S.M. Westerhuis-Evers en M.P. Verloop, bijgestaan door P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2017.